Napoleoners
Geplaatst op: 1 oktober 2005 Hoort bij: Geschiedenis Een reactie plaatsen
Op de usenet-groep nl.geschiedenis vroeg ene Johannes naar de herkomst van de uitdrukking: ‘Ik ben niet gek, ik ben Napoleon’.
Uiteraard verwijst deze uitdrukking naar hèt standaard-excuus van gekken die zich inbeelden dat ze Napoleon zijn, terwijl hun rolmodel ook al niet van een forse hoogmoed gespeend was – een zelfvergroting in het kwadraat dus. Een zorgverlener wijst de gek erop dat hij niet spoort en de gek roept vrolijk: : ‘Ik ben niet gek, ik ben Napoleon!’. Omdat het om een tamelijk bekend verschijnsel ging, namen normale mensen die uitlating over om iemands’ grootheidswaanzin aan te duiden, en zo heeft dat zeggen zich langzamerhand tot een staande uitdrukking ontwikkeld.
De identificatie van gekken met Napoleon begon al tijdens diens heerschappij. In Groningen hebben we daar een mooi voorbeeld van: de Napoleoner van Blijham. In werkelijkheid heette deze ouwe vrijgezel Derk Jans Besselingh en in oktober 1810 werd hij op verzoek van zijn broer onder curatèle gesteld, omdat hij zijn geld er doorheen joeg en naar het schijnt ook een vervelend oogje had op de dochter van de Maire (burgemeester). Bij de onder curatèlestelling adviseerden enkele predikanten, vandaar dat Derk Jans Besselingh een lang, warrig en van hevige gemoedswisselingen getuigend epistel aan de classis Oldambt schreef, een brief die nu nog steeds in het archief van dit kerkbestuur ligt.
Als ‘keizerskind’ noemt Besselingh zich de “Blijhammer Napoleoner”. En dat terwijl ons land nog maar zo’n drie maanden bij het Franse Keizerrijk ingelijfd was. Als een motief voor die naamsaanneming gold, dat het curatèle uitgesproken werd uit naam van de Keizer. In zijn brief schrijft Besselingh:
“Ik sta nu onmiddellijk onder ons landsvader. Ik hebbe het bezettingsrecht in alle onzes vaders Napoleons landen. Ik ben zinnebeeldig een Napoleonse, Italiaanse en Oostenrijkse vorst. Ik ben de Napoleoner. Ik ben door de wetten vaster monarch als mijner landspapa. Mijn landspapa! – als die zich tegen mij ophitsen laat zo is hij een onrechtvaardig en zot Keizer! Ik dele in des Keizers lusten, viguen, waarheid, recht en privileges. Ik ben des Keizers vazal. Ons Keizer draagt mijn weg, moeinis en last. Ik ben Caesars landszoon met mijn wijsheid en deugd. Ik hebbe mijnes Keizers gloria, en al de luister zijner wetten. Ik hebbe de volle gloria door mijnes Keizers 2de huwelijk en de aanneming dezes lands. Caesar laudeert mij door God met gloria. Ik ben vereerlijkt in Napoleons zwaard. Ik ben met Caesar gecombineerd. Ik ben Caesars favoriet en confident.”
Inderdaad vereenzelvigen ‘gekken’ zich in de loop der eeuwen met allerlei historische en levende figuren, maar ik heb wel eens gehoord of gelezen dat er de laatste tweehonderd jaar qua frequentie twee idolen of rolmodellen uitsprongen: Napoleon en Jezus Christus. In de ene periode zou Napoleon gekken het meest aanspreken, in een andere zou dat Jezus Christus zijn. En dat ging dan zo’n beetje alternerend op en neer, als sinus en cosinus.
De vermoedelijke verklaring is dat het wereldlijke heerserstype Napoleon in de ene periode ook meer in het algemeen tot de verbeelding spreekt (of in de tijdgeest zit), terwijl dat in een ander tijdsgewricht het geestelijke en opofferingsgezinde type van Jezus Christus is.
Komen wij tot afronding en ontwikkeling van een hypothese:
In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw was de Jezus-identificatie dominant in het gekkenhuis. Maar toen de grote stropdas uit de hemel viel, in de no-nonsense jaren tachtig, maakte Napoleon een glansrijke rentree.

Recente reacties