Herberg ‘Het Fortuin’

Geplaatst op 9 november 2006  het fortuin

In het vorige logje kwam u Het Fortuin tegen. Dat was een veelvoorkomende huisnaam, en dan vooral van herbergen. In de stad Groningen bijvoorbeeld ging het om de aanduiding van een huis aan de Oosterstraat (ca. 1680), een huis aan de Vismarkt zuidzijde (ca. 1690 – 1775), een brouwerij aan de oostzijde van de A (1760 – na 1780) en herbergen aan de Achter de Muur (ca. 1700), aan de Turfsingel (1765), aan de Grote Markt zuidzijde (1765), en aan de Hereweg oostzijde (1787 – tot na 1802).

Er is zelfs een volksliedje over een kroeg die ‘Het Fortuintje’ heette:

“In ’t Fortuintje motte we wezen,
in ’t Fortuintje moeten we zijn.
Daar staat op de deur te lezen:
Hier verkoopt men brandewijn.

Altijd zijn die boeren dronken,
altijd zijn die boeren zat,
dat komt van ’t jenever drinken,
dat komt van dat lelijke nat / Allemaal larie,

allemaal larie, allemaal larie en anders niet;
zie wat je maar ziet,
klare jenever lust me niet!” (Bron)

Aan de gevel van zo’n kroeg zal een uithangbord gehangen hebben met een beeltenis van de godin Fortuna, al dan niet met rad. Uiteraard hoopte de uitbater dat het hem dankzij haar voor de wind ging. Maar dat kon verkeren.

Zo werd Het Fortuin aan de Hereweg, op de zuidhoek van de Brandenburgersteeg, met andere herbergen in de omgeving gruwelijk geplunderd door oranjegezinde soldaten. Op een mooie pinksterdag was dat, in 1788. Bij het avondschemer kwam een troep met onder meer een tiental pijpers en tamboers eventjes langs. Een kleine korporaal sloeg met zijn sabel het uithangbord voor de gevel weg. Eenmaal binnen eisten de soldaten oranjebitter en kregen het met pullen tegelijk. Tot een jonge, schele tamboer de waardin een pul uit handen nam, zelf ging tappen en de kraan uit het vat trok. Op dat moment klonk buiten glasgerinkel. Een ruiter begon met zijn handstok de glazen van de zomerkeuken in te hakken, infanteristen sloegen met latten in op de ramen van de voorkamer, anderen gooiden hun pullen door de ramen naar buiten, en ramden de meubels kort en klein. Al het glaswerk, alle spiegels en schotels, al het porcelein en aardewerk ging aan diggelen. Achteraf toonde een van de plunderaars bij een jeneverstoker in de Herestraat, waar hij nog even “een zoopje” kwam halen, een souvenir. Het bleek een radje uit de klok van Het Fortuin.

Vrouwe Fortuna was notoir ongestadig in haar gunsten. Niet altijd viel het geluk af te dwingen met haar naam.



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.