Onrustig Finsterwolde (1870-1930)

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Omstreeks 1870 had de gemeente Finsterwolde met haar 2300 inwoners één veldwachter, drie politiebedienden en twee nachtwachten. Alleen de veldwachter ontving een tractement, van 250 gulden per jaar. De politiebedienden, vooral wegwerkers die op verkeersveiligheid moesten letten, en de nachtwachten verdienden niets, behalve misschien een douceur. In totaal kostte de politie slechts een 300, 350 gulden per jaar, een bedrag dat de gemeente voorschoot en via een hoofdelijke omslag weer bij de ingezetenen inde.

Medio de jaren 1870 stelde de gemeente Finsterwolde H.J. Lier als veldwachter aan op een verhoogd salaris van 400 gulden per jaar. Over hem geen klachten in de gemeentelijke jaarverslagen, integendeel: “De dienstijver en het gedrag van den veldwachter zijn onberispelijk” (1881), “de dienst wordt getrouw waargenomen” (1884) en “orde en veiligheid laten niets te wensen over” (1886). Weliswaar kwam er in 1888 op verzoek van enige ingezetenen een nieuwe onbezoldigde rijksveldwachter, die vooral op jachtovertredingen en dieverijen van gras, veldgewassen, groente en fruit moest  gaan letten, maar om een uitbreiding van het corps ging het niet. Doordat een van de andere onbezoldigde politiebedienden tegelijkertijd naar Midwolda vertrok, bleef het op gelijke sterkte.

Ook in 1889 heet de algemene toestand in Finsterwolde nog “gunstig”. Maar over 1890 tapt het gemeenteverslag uit een ander vaatje. De winter duurde extra lang en werkloze landarbeiders konden in het voorjaar pas veel later dan gewoonlijk weer aan het werk. Naar hun zin kregen ze te weinig steun van het gemeentelijk armbestuur, dat elke winter bij wijze van werkverschaffing een keienklopperij organiseerde:

“Toen een 40-Tal arbeider op den 1 Maart 1890 dreigend optrad tegen 4 Raadsleden, die van het werkhuis, na gedane keislag-opmeting, huiswaarts wilden keeren, maar daarin door de arbeiders werden belet, is het noodig geacht, tot handhaving van orde en rust gedurende eenige tijd de hulp van de Marechaussee in te roepen. Ook de Rijks Politie verrichtte in de eerste dagen van Maart hier haren dienst. De rust is daarna bewaard gebleven.”

Dat zegt de gemeente bij haar ‘algemeene opmerkingen omtrent den dienst’. En onder het hoofdje ‘maatregelen van de politie en algemeene toestand’ staat te lezen:

“Bij volksvergaderingen, die nu en dan gehouden worden en waar soms socialistische leiders het woord voeren, wordt de politie uit voorzorg versterkt.”

Zinsneden als de laatste blijven nog jarenlang in de verslagen staan. Op 22 oktober 1892 besloot de gemeenteraad een tweede veldwachter aan te stellen, een H.P. Hommes uit Bellingwolde, ook op een tractement van 400 gulden met uniform. In de beoordeling van de eerste veldwachter klinkt dan door dat Lier de ordehandhaving niet helemaal aankon:

“Voor zover een gemeenteveldwachter in staat kan geacht worden hierin te voorzien, mag gezegd worden dat de politiedienst naar tevredenheid plaats vond.
In de loop van het jaar namen de baldadigheden en brutaliteiten, op verschillende wijze geuit, gepleegd van de zijde der socialisten, langzamerhand zulke breede afmetingen aan, dat de politiemacht al meer en meer bleek niet sterk genoeg te zijn.”

In december 1892 liep de boel uit de hand. Volgens de Leeuwarder Courant werden bij notaris Koning, dominee Niemeijer en andere prominente ingezetenen de glazen ingegooid “en revolverschoten naar binnen gelost”, zodat op enkele plaatsen de kogels in de wanden zaten. De twee aanwezige marechaussees konden niets uitrichten. Mensen liepen de paarden achterna, “het volk dreigde met hooivorken en rieken”. Heel Oost-Groningen, maar vooral het Oldambt was onrustig, en Finsterwolde gold als brandhaard. In de Tweede Kamer eiste het Oldambster boerenlid Tijdens maatregelen tegen de “baldadigheden” die “ten koste van de persoonlijke vrijheid” gingen, en op verzoek van de burgemeesters en de commissaris van de koningin werden er inderdaad honderd huzaren naar Oost-Groningen gestuurd, waardoor het vrij gauw rustig werd, “uit respect voor de bajonetten”. Het gemeenteverslag van Finsterwolde:

“De troeblen in de laatste maanden dezes jaars waren aanleiding dat den 17 December 1892 alhier 17 huzaren ter handhaving van orde en veiligheid tijdelijk werden gedetacheerd. behalve dit detachement werd de politie nog versterkt door 4 marechaussees en 6 rijksveldwachters. Orde en rust keerden hierop terug en de gemoederen kwamen, althans in schijn, weer tot kalmte.”

Die huzaren vertrokken begin 1893 weer. “Het detachement marechaussee evenwel”, zegt het gemeenteverslag,

“bleef en zulks zeer terecht, voor de gemeente behouden. In den loop van het jaar werd het tot eene tijdelijke brigade verheven en kreeg een eigen verblijf door de inrichting van het huis bewoond door den brievengaarder Kramer / eigenaar mr. AH Koning, tot tijdelijke kazerne.”

Die verbouwing deed, zoals gezegd, mijn overgrootvader Lindeman, als laagst inschrijvende aannemer.

Marechaussees en politie trokken steeds gezamenlijk op:

“Bij de meeting van de socialisten in ’t laatst van Augustus en bij socialistische vergaderingen in het hotel Hommes waren marechaussees en gemeentepolitie telkens in voldoende sterkte tegenwoordig, hielden een wakend oog gedurende deze bijeenkomsten en zorgden voor orde en veiligheid na den afloop ervan.”

Zo rustig werd het, dat de gemeente geen opvolger benoemde voor veldwachter Hommes, toen die naar Stedum vertrok:

“Het corps marechaussee werkte, naar algemeen erkend wordt, zeer ten goede. het flinke optreden der manschappen boezemt ontzag in.”

En:

“Het houden dezer vergaderingen in het hotel Hommes ging gedurende het geheele jaar geregeld door. Socialistische meetings (in de open lucht HP) werden niet gehouden. De algemeene toestand was, dankzij vooral het corps marechaussee, uitstekend te noemen.”

Nog jaren staan er soortgelijke loftuitingen aan de marechaussee in de gemeenteverslagen van Finsterwolde. In 1895, na de splitsing in de socialistische gelederen in een parlementair en een anarchistisch deel, leek de agitatie te luwen. De vergaderingen in hotel Hommes heten dan “minder talrijk” en “minder druk bezocht”. Steeds was er marechaussee en politie bij, en de algemene toestand noemt de gemeente “zeer bevredigend”

Vanaf 1902 was er naast de twee bezoldigde gemeenteveldwachters nog maar één onbezoldigde politiebediende. De oudste gemeenteveldwachter H.J. Lier verkreeg op 1 november 1907 op eigen verzoek ontslag, na veertig jaar dienst, waarvan 31 in Finsterwolde. Een agent uit de stad, J. Duut, volgde hem op.

Op de Dag van de Arbeid van dat jaar brak er een grote werkstaking uit, waaraan in Finsterwolde wel 400 landarbeiders meededen, en later ook de bij de boerderijen inwonende knechten en meiden. Het gemeenteverslag:

“Bij het uitbreken op 1 Mei 1907 van eene werkstaking van nagenoeg alle landbouwarbeiders in deze gemeente, welke staking zich later nog tot enkele andere arbeiders en tot de dienstboden van landbouwers uitbreidde, en tot 21 Juni 1907 bleef voortduren, bleek spoedig versterking van de politiemacht noodig, althans gewenscht te zijn. Deze versterking, bestaande uit 7 bereden marechaussees, werd bij het beëindigen der staking terstond weder opgeheven. De algemeene toestand bleef gelukkig algemeen vrij kalm en ordelijk.”

Twee jaar nadien, in 1909, opnieuw iets bijzonders:

“In maart 1909 kwamen er onder de veldarbeiders tijdens werkeloosheid, als gevolg van langdurig winterweer, oproerige bewegingen voor, met verzet tegen en bedreiging van het gezag. Dit maakte versterking van de politiemacht noodzakelijk vanaf 9 Maart. Nadat op 10 Maart mede ernstig verzet tegen de politie werd gepleegd, werd meerdere en langdurige versterking gevraagd en verkregen. De versterking bestaande uit eenige bereden Marechaussee werd op 26 Maart d.a.v. weder opgeheven. Daarna bleef de toestand weder vrij kalm en ordelijk.”

In 1910 ging veldwachter Duut in salaris omhoog van 450 naar 500 gulden per jaar. “Voor kleding, wapening en onderhoud van een rijwiel wordt ƒ 80,- per jaar toegekend.” Duut was tevens gemeentebode voor 50 gulden per jaar en enige emolumenten. Wegwerker H. Modderman, formeel onbezoldigd assistent, kreeg voor het nu en dan bijstaan bij politiediensten bovendien 25 gulden per jaar.

Nog steeds ontvangt de marechaussee dan jaarlijks het standaardpluimpje in het gemeenteverslag. In 1914, toen in augustus de Eerste Wereldoorlog uitbrak, en die marechaussees waarschijnlijk elders nodig waren, zegt het gemeenteverslag echter:

“In verband met de buitengewone tijdsomstandigheden werd alhier een burgerwacht in het leven geroepen, voorzien van een aanstelling als onbezoldigd gemeenteveldwachter, bestaande uit 17 personen. gedurende september, october en november (ged.) werd geregeld dienst gedaan, doch na dien tijd niet meer.”

Nog jarenlang, tot begin jaren twintig, blijft het gemeenteverslag deze burgerwacht noemen, zij het dat zijn diensten “niet werden gevorderd”, zelfs niet in 1916:

“Tijdens eene werkstaking onder de landarbeiders van 2 Maart – 2 April werd de politie in deze gemeente aanwezig versterkt met een 4-tal bereden marechaussees. Voormelde staking koste de gemeente ruim ƒ 100,-“

Na de Eerste Wereldoorlog verdiende Duut opeens 1950 gulden per jaar, met 200 voor kleding en wapening. De enige bijzonderheid die gemeenteverslagen dan nog op het politiepunt noemen is de grote landarbeidersstaking van 1929, waarbij in Finsterwolde een dode viel:

“In verband met de staking in het landbouwbedrijf werden d.d. 29 Mei 1929 politievoorschriften afgekondigd (verbod van samenscholing) welke in de Raadsvergadering van 8 Juli d.a.v. werden bekrachtigd. Voormelde politievoorschriften werden d.d. 14 Oct. weder ingetrokken waarna de algemeene toestand volkomen rustig was.”

KORTOM:
In 1890 en 1892 kon de plaatselijke politie van Finsterwolde de orde niet meer handhaven, en moest er militaire bijstand van buiten de gemeente komen. Vanaf 1892 bleef de marechaussee nog jarenlang aanwezig in de gemeente. Desondanks was er in 1907, 1909, 1916 en 1929 opnieuw militaire bijstand van buiten de gemeente nodig, voor het bewaren van orde en rust.

ZIE OOK:
De kroniek die Piet Remeijer uit verspreide krantenberichten samenstelde

VOORNAAMSTE BRON HIER:
De gemeenteverslagen van Finsterwolde staan net als alle andere gemeenteverslagen van Groninger gemeenten uit de periode 1851 – 1936 sinds kort hier gescand op het web.
De procedure is als volgt: plusje openklikken, men krijgt dan de lijst met Groninger gemeenten. Plusje voor gemeente naar keuze openklikken, volgt lijst met jaarverslagen. Een symbooltje met het verneukeratieve enkelvoudige woord afbeelding geeft dan toegang tot geheel gescande verslagen. Wil men deze door kunnen bladeren met de pijltjestoetsen boven, of met de nummers in het rolmenu ernaast, dan moet men de eigen bookmarks even uitschakelen, want zolang men die in het venster heeft staan, blijven de pijltjes ‘doof’. Helaas staan de jaarverslagen in bundels van vijf op het web, zodat het bij het bladeren met de pijltjestoetsen of via het rolmenuutje wel even moet uitkijken dat men niet het verkeerde jaar te pakken heeft.

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA


Plaats een reactie on “Onrustig Finsterwolde (1870-1930)”

  1. Ikke schreef:

    Lange lap tekst, maar zeker het lezen waard.

    http://aquarium.linkestart.nl bezoekje zou welkom zijn.

  2. jan schreef:

    het lijkt er op dat het met de bezoldingen van de dienders heden ten dage niet veel beter is gesteld.

  3. thea schreef:

    Roerige tijden moeten dat zijn geweest daar in Finsterwolde.

  4. Brimstone schreef:

    Mooi stukje geschiedschrijving, door de losse berichten in een verband te zetten.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.