De Boerenzeun van Bellingwolde

 

27

Ter Laan noemde het het “misschien het oudste ‘letterkundig’ werk”, gedrukt in het Gronings. Maar hoe oud is het?

”Mien vader hijtt’ Hans Vogelnest
Was boer in Bellingwolde
Hij was weleer oet raizen west
En pruitte veul van Rolde
Hij zee reis tegen mij: “Mien jong!”
Moust ook ais van de zokke;
Want anders blifst akkraat zoo dom
As d’ezels en de bokken”

Zo begint De Boeren Zeun van Bellingwolde, een verhalend dichtwerkje van dertien paginaatjes druks, dat ergens vroeg in de negentiende eeuw verscheen bij Eekhoff in Groningen. Volgens de titel zit het werkje ”vol van andounlikke en grappige dingen, zoo as m’hier kan lezen of zingen”. Inhoudelijk valt het in twee delen uiteen. In beide is een verteller van het type domme August aan het woord, en in beide zit een boertig soort humor.

In het eerste deel wordt die verteller aangezien voor deserteur en tegen zijn zin soldaat. Hij moest naar de Rijn, om te vechten tegen het Franse leger van generaal Dommerjan. Ze deden er niets dan schieten en hij riep: “Schijt hier toch nait hen, hier stoan ja almoal mensen!” Zodoende kreeg hij een kogel in zijn been, dat niet meer heelde. Hij was zo zat van die hele soldatenbende, dat hij er tussenuit kneep, naar huis ging en een vrouw nam: “Nou is mien tied an ’t ende”

Toch komt er dan nog een tweede deel waarin Vogelnest junior als welvarende boer afzakt tot de landlopersstaat. In dat deel sloeg hij zijn vrouw, een helleveeg, met haar eigen knuppel dood, nam de benen, en maakte carrière aan de muzikale zelfkant. Eerst begeleidde hij op fluit een berenleider, die zelf op een doedelzak “brommelde”. Later kocht hij een cither en verdiende de kost met zingen, wat het best in kerkdorpen lukte:

”De grootste dörpen bin mij ’t lijfst
Daar koom ‘k verschaide malen
Maar nooit ga ik weer na mien land
De duvel mag mij halen!”

Kornelis ter Laan noemde ‘De Boerenzeun’ “misschien het oudste ‘letterkundig’ werk, dat in onze volkstaal gedrukt is”. Wanneer dat gebeurde, is onbekend. Zelf zag ik slechts een ongedateerde tweede druk, van circa 1820, 1830. Volgens het voorbericht liet de anonieme auteur zijn voordracht drukken, omdat hij steeds weer verzoeken om afschriften kreeg.

In elk geval werd een ander lied, ‘De Nijsverteller’, omstreeks 1823 gezongen op de wijs van ”Mien vader hijt Hans Vogelnest’. De Boerenzeun was dus toen al bekend. En populair – daarop wijst niet alleen het drukken, maar ook het feit dat er in Groningen (UB), Leiden (UB) en Leeuwarden (Tresoar) exemplaren bewaard zijn.

Het eerste, soldatendeel van De Boerenzeun noemt de opmars van de Franse generaal Dommerjan, oftewel Dumouriez, in 1792, 1793 naar het noorden. Dat soldatendeel is echter niet origineel Gronings, maar een vertaling naar een plat-Duits model, waarvan de eerste gedrukte versie van 1807 dateert (met dank aan Otto Knottnerus). In de plat-Duitse versies komt Vogelnest uit plaatsen als Oolenmöllen of Pomellen. Hannekemaaiers die van en naar Friesland Groningen doortrokken zongen dit lied, maar het stond ook nog in een bundeltje voor Noord-Duitse frontsoldaten in de Eerste Wereldoorlog.

Van het tweede, landlopersdeel ken ik geen Duits origineel. Mogelijk is dit een pastiche op de Ausführliche Erzählung wie Ernst Haberfeld aus einen Bauer ein Freiherr geworden ist, een roman uit 1803 – 1805 van de verlichte Duitse pedagoog Christian Gotthilf Salzmann, waarvan in 1806 de Nederlandse vertaling verscheen.

27b

 

Ernst Haverveld, de hoofdpersoon van dat boek, is eerst danig onder de bekoring van de Franse revolutie. Hij wil zelfs naar Frankrijk toe om het allemaal mee te maken, maar dat wordt hem uit het hoofd gepraat. Na enige beproevingen leert Haverveld uiteindelijk zijn driften, hartstochten en begeerten te beteugelen, wordt zo ‘vrijheer’ over zichzelf en gelukkig in zijn boerenstand.

Terwijl het in de opbouwende, optimistische, en maatschappijbevestigende roman van Salzmann steeds beter gaat met Haverveld, gaat het in het sardonische, bijna subversieve landlopersdeel van ‘De Boerenzeun’ almaar bergafwaarts met Vogelnest jr. Waar Haverveld eerst gebiologeerd is door de Franse revolutie, plukt Vogelnest er als soldaat de wrange vruchten van.

Zeker was het werk van Salzmann populair. In 1809 meldt de Boekzaal der Geleerde Wereld, dat de Hans Haverveld “met buitengemeene graagte” ontvangen was in Nederland. Ook het leesgezelschap van Leens beschikte over een exemplaar. Nog in 1846 kwam er een derde druk van de vertaling uit.

Trouwens, die populariteit gold Salzmanns werk in het algemeen. IJnte Botke noemt in zijn prachtboek Boer en heer, ‘De Groninger boer’ 1760 – 1960 verschillende voorbeelden van die populariteit. Zo leende de volksverlichter ds. Mensinga van Nieuw Beerta (1794-1827) onder meer Hemel op aarde van de Duitse schrijver aan boeren uit. Ook de Teenstra’s van Ruigezand lazen Salzmann graag. Verder noemde de schoolmeester van Oostwold in 1828 hem als auteur, gelezen door enkele verlichte boeren van het dorp, terwijl het latere liberale kamerlid Jan Freerks Zijlker uit Nieuw-Beerta eveneens een liefhebber bleek.

In iets kortere versie verschenen in de nieuwe Stad & Lande.


Plaats een reactie on “De Boerenzeun van Bellingwolde”

  1. jacob schreef:

    Iemand met wortels in Finsterwolde, een begenadigde vertaler van letteren naar de
    groningse taal en theaterfanaat en animator
    in de groningse taal op de radio van weleer
    liet ook weleens los naar mij toe, dat ik akkraat zo dom was. Ik kan het woord ‘akkraat’ niet thuisbrengen in mijn
    gronings lexicon. Wel weet ik dat schiet’n
    of schijt’n iets anders is dan schoit’n.

  2. Gelkinghe schreef:

    @Jacob,
    Dat was Harm Jan Tuin, niet?


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.