Gelijkheid in het kerspel kwam schoolgang ten goede

De onderwijsenquete van 1799 geeft voor het lagere onderwijs zowel bevolkingsaantallen per dorp, als aantallen leerlingen per school. Daar moest iets mee te doen zijn  dacht ik. Door de percentages van de leerlingen op de bevolkingstotalen te berekenen, kan je achterlijke en voorlijke gebieden van elkaar onderscheiden. Op een kaart moeten die gebieden dan duidelijk contrasteren, met natuurlijk ook overgangssituaties ertussen.

Maar een eerste blik op de Groningse gegevens (pag. 161-204), leert al, dat de verschillen hier vooral die tussen dorpen zijn. Oldehove telde vier maal zoveel inwoners (587) als Saaxum (148), en toch zaten er in Saaxum anderhalf maal zoveel leerlingen op school (30) als in Oldehove (20). In percentages: 3,4 % van de Oldehoofsters zat in 1799 op school, tegen 20,2 % van de Saaxumers.

Geen lappendeken van grove lappen dus, maar van allemaal kleine stukjes. Intussen is met die percentages van Oldehove en Saaxum ook meteen wel ongeveer de bandbreedte aangegeven. Aangezien beide dorpen qua leeftijdspyramide niet veel uiteen zullen hebben gelopen, zou je kunnen concluderen dat zeker driekwart van de Oldehoofster kinderen in de schoolleeftijd aan het werk was, op het land.

Individuele opmerkingen bij de leerlingen-aantallen laten ook wel zien hoe het met het schoolbezoek gesteld was:

– Niehove:

“Wisselvallig. Gewoonlijk ’s Zomers 30, ’s Winters 20.”

Ook met die 30 zat Niehove nog lang niet aan zijn maximum, zoals het percentage van 5,8 % leerlingen op het totaal van de bevolking laat zien.

– Feerwerd:

“20. Wordende wel 20 door armoede verhindert.”

Hier was het percentage 8,7, wat inderdaad bijna de helft is van het potentieel

– Noordhorn (6,0 %):

“32 à  33, kon veel groter zijn”

Etcetera, etcetera, etcetera. De onderwijskundig zwakste gemeenschappen, met perecentages onder de 5, waren: Helpman (4,8 %), Uithuizen ( 4,8 %), Den Andel (4,5 %), Garsthuizen (4,2 %), Stedum (4,6 %), Loppersum  (3,1 %), Westeremden (4,1 %), ’t Zandt (4,8 %), Godlinze (4,2 %), Tjamsweer (4,7 %), Siddeburen (3,7 %), Beerta 4,3 %), Nieuw-Beerta (3,9 %), Blijham (4,4 %), Veendam (4,7 %) en Wildervank (3,7 %). Gemeenten met veel graanteelt en een grote groep boerenarbeiders zijn in deze groep sterk vertegenwoordigd.

Hoge percentages, van boven de 12, werden gescoord door: Saaxum (20,2 %), Ezinge (16,8 %), Den Ham en Fransum (13,7 %), Aduard (16,7 %), Hoge en Lagemeden (13,5 %), Niezijl (20,0 %), Zuidhorn (12,8 %), Lucaswolde en Noordwijk (13,9 %), Opende (18,3 %), Middelbert (14,7 %), Hoogkerk (13,8 %), Leegkerk (17,2 %), Wetsinge (14,3 %), Bellingeweer(27,7 %), Tinallinge (19,8 %), Baflo en Raskwerd (12,8 %), Onderwieruum en Menkeweer (15,6 %), Stitswerd (15,2 %), Oosternieland (14,3 %), Huizinge (14,3 %), Thesinge (12,5 %), Lellens (13,2 %), Krewerd (12,6 %), Oosterwijtwerd (14,9 %), Oterdum (13,5 %), Garrelsweer (15,2 %), Borgsweer (22,9 %), Midwolderhamrik (15,2 %), Eexta (13,6 %), Ter Apel (16,1 %), Sellingen (15,9 %), Bourtange (15,6 %), Vlagtwedde (13,6 %) en Onstwedde (12,6 %). Bij deze groep zijn de veeteeltgebieden veel sterker vertegenwoordigd, hoewel er ook dorpen bij zitten met veel graanteelt. In ieder geval valt de relatief florissante situatie in Westerwolde op. In de veeteeltgebieden en Westerwolde was de sociale pyramide veel platter dan in de graanstreken. Een meer egalitaire samenleving, kortom, was beter voor de schoolgang, dan een samenleving met grote sociale verschillen.


5 reacties on “Gelijkheid in het kerspel kwam schoolgang ten goede”

  1. Dondersteen schreef:

    Wat ik aan het begin van dit blog vermoedde wordt aan het eind bevestigd. Ik zag het voor me, de graanrepubliek, een relatief laag aantal héle grote boerderijen tegenover veel arbeidersgezinnen, veel kinderen die op het land moesten werken.

  2. Leon schreef:

    @Harry, er moet nog iets meer aan de hand zijn want Midwolderhamrik en Nieuw Beerta liggen bijna tegen elkaar aan. Beide vette Dollardpolders, maar de ene wel weer streng pietistisch (dus wat meer nadruk op gelijkheid?). En wat te denken van het‘half Westerwoldse’ Blijham (laag) dicht in de buurt van Vlagtwedde (hoog). Er zit wel wat in maar toch vind ik de de tegenstelling graan versus veeteelt gebieden wat te grofmazig….

  3. Gelkinghe schreef:

    Leon,
    Ik denk dat de verschillen tussen de dorpen vooral voortvloeien uit de aantrekkingskracht van de onderwijzer, en de ontvankelijkheid die er bestaat voor het belang van onderwijs. Eigenlijk zou er eens een statistische analyse op die cijfers losgelaten moeten worden, waarbij dan ook de economische en sociale structuur in die analyse betrokken wordt.

  4. Jan schreef:

    Ik ben benieuwd naar de verschillen tussen het Groningse en Friese gebieden in het Eemsdeel.

  5. jacob schreef:

    Laten we stellen, dat de friezen een hoger schoolgehalte hadden. Zijn de friezen nog contenter en de groningers nog meer boudeur.
    Maar de meest tevredene is niet noodgedwongen en altijd de intelligentste.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.