Tussen Groningers en Friezen is er slechts een enkel verschil
Geplaatst op: 11 februari 2009 Hoort bij: Het Noorden 11 reacties
Het schijnt dat Friezen en Groningers maar moeilijk door één deur kunnen. Tenminste, dat hoor ik wel eens. Persoonlijk heb ik die ervaringen helemaal niet zo.
Dat gedoe tussen Friezen en Groningers heeft van alles met identiteit te maken, zeggen ze. En met verschil in historische achtergronden. Ik las dat vandaag nog op de site van de Leeuwarder Courant.
Identiteit, dat woord speelde in de discussies over de wenselijkheid van de Nederlandse canon nogal een rol. Natuurlijk, er was ook gewoon gebrek aan gemeenschappelijke kennis, dat merkte je wel aan de politici. Maar de politici die pleitbezorgers werden van die canon, wilden ook een impuls geven aan – en nou som ik het even in opklimmende volgorde op -: sociale cohesie, burgerschap, de eigen identiteit, nationale trots en vaderlandsliefde.
U weet het vast nog wel, de VVD-er Van Aartsen riep op tot ‘neopatriottisme’ en premier Balkenende tot een VOC-mentaliteit. Jan & Alleman viel wel over prinses Maxima heen, toen ze zei dat ‘de’ Nederlandse identiteit niet bestaat. terwijl ze welbeschouwd gewoon gelijk had.
In elk geval constateerde de Onderwijsraad in januari 2005 nog, dat een canon mede nodig was ter bevordering van de “nationale identiteit”. Het vak geschiedenis zou een belangrijke taak op het gebied van de Nederlandse identiteit moeten krijgen, als het aan de onderwijsraad lag.
Dat begrip identiteit is vervolgens flink door de gehaktmolen gehaald door historici, die zeiden dat er niet zoiets is als een vaststaande, statische identiteit. En die de heren politici erop wezen dat de inhoud van dat begrip identiteit nogal eens pleegt te veranderen. Is ook zo, toch? Vroeger waren we hier allemaal verstokte calvinisten, zelfs de katholieken. Maar nu zijn we hele en halve hedonisten, die van dat calvinisme niets meer willen weten..
Het door politici geliefkoosde begrip identiteit bleek onder alle aanvallen van de historici evenveel houvast te bieden als een paling in een emmer met snot. “Geschiedenis”, aldus historicus Peter Klein, “schenkt geen zekerheden”. En: “Ik vind het een domme en naieve gedachte dat historische kennis als maatschappelijk bindmiddel zou kunnen functioneren”. En: “Geschiedenis stemt tot nadenken. Nadenken is beter dan voelen, beter dan op beeldvorming vertrouwen”.
“Geschiedenis”, zo zei een andere historicus, Olivier Hekster, “zou niet moeten worden ingezet om een identiteit te bepalen, of patriottisme aan te moedigen. Geschiedenis zou juist de relativiteit van deze begrippen kunnen verhelderen”.
In de opdracht aan de commissie Van Oostrom, die de nationale canon samenstelde, vroeg de toenmalige onderwijsminister Van der Hoeven het nog wel: “Wat staat centraal in de geschiedenis en identiteit van Nederland?”, maar Van Oostrom distantieerde zich vrijwel meteen van dat woordje identiteit. “De canon wordt geen remedie tegen een nationale identiteitscrisis, geen instrument om nationale gevoelens mee te versterken en ook geen inburgeringscursus. Het gaat ons niet om het vastleggen van de identiteit van Nederland, maar om het vastleggen van de cultuurgeschiedenis.”
Om de feiten dus.
En op die manier is de Nederlandse canon ook ingekleed. In het canondebat hebben de historici de politici vernietigend verslagen. Tot grote spijt van bijvoorbeeld het PvdA-kamerlid Heijnen die vorig jaar zei: “Zonder iconen uit het verleden is het moeilijk een identiteit aan te nemen: wie heeft er geen helden of herkenningspunten nodig?”
Helden en herkenningspunten – we schakelen over naar het Noorden.
Ik vroeg mij af of er in de Groninger en de Friese canon nog iets van dat politieke identiteitsdenken bewaard gebleven was. Aan de samenstellers te zien niet, allemaal bovenstebeste historici, maar je kon het toch op voorhand ook weer niet helemaal uitsluiten. Ik ging dus in beide canons op zoek naar zaken die in het andere gewest ondenkbaar zouden zijn geweest, zaken die exclusief waren voorbehouden aan een van de twee provincies, kortom, de essentiële verschillen tussen Friesland en Groningen in historisch perspectief.
Dat Groningen de noordelijke metropool kreeg en Friesland zijn elf steden is een gradueel verschil, maar niet principieel. En dat Friesland zijn Elfstedentocht heeft, ook daar zit het hem niet echt in, vrees ik, want ook in Groningen zijn lange schaatstochten gehouden.
Het enige echt principiële onderscheid zit hem in de eigen taal, en degenen die daarvoor opgekomen zijn. Aan Friese kant mensen als Halbertsma, Kalma en Schurer, en aan de Groningse kant iemand als als Ter Laan. Dat verschil in taal maakte dat taalbewuste Friezen en Groningers en hun clubs met de ruggen naar elkaar toe leefden, met soms groteske consequenties, zoals de opvatting van Ter Laan dat er in de Ommelanden absoluut never nooit geen Fries gesproken is.
Overigens, maar dit terzijde, zijn Friezen veel sterker in de Groninger canon aanwezig, dan Groningers in die van Friesland. Nieuw voor mij was, dat je al in 1594 Friese nationalisten had, die de belegerde stad-Groningers opstookten om op hun strepen te staan in de onderhandelingen met zeg maar Den Haag. Die Friezen wilden zelfs hun eigen universiteit en de marinehaven wel naar Groningen overbrengen.
Wat u zegt: Dat was nog eens onbaatzuchtig. Kom daar nu nog eens om.
Om terug te komen op de essentiële verschillen, dat is er dus zegge en schrijve maar één, de taal. Voor de rest zijn de overeenkomsten tussen Groningers en Friezen en beider geschiedenissen oneindig veel groter dan de verschillen. Ze hebben gemeenschappelijk de beide zeeën en het vele binnenwater, de wierden en de terpen, de herbevolking na de volksverhuizing, de dijken en de zijlen en de kanalen, de weiden en de koeien, kersteningsgolven die kerken en kloosters brachten, de Friese Vrijheid van de clans en hun vetes, bijna alle machthebbers vanaf 1500 en nog wat, de papen en ketters, de vele oorlogen die er gevoerd zijn, verlichting en ontkerstening, liberalisme, socialisme, melkstaking, bollejagerij, ruilverkaveling, industrialisatie en expressionistische schilders van grote naam en faam.
Groningers en Friezen zijn dus bijna gelijk. qua historische achtergronden. En wie het verschil opblaast is onhistorisch bezig.
Wat mij betreft komt er ook zo snel mogelijk een Noordelijk landsdeel, met een bestuurscentrum op het driepprovinciënpunt bij het dorpje met de fraaie naam Eén. Leiden we straks de zweeftrein alsnog door de jarige Stellingwerven heen. Is iedereen blij, zelfs de Drenten.
—
(Praatje, vanavond gehouden op een bijeenkomst over de Nederlandse, Groninger en de Friese canons in RHC de Groninger Archieven.)

Je bent er snel bij, Gelkinghe.
De vraag is natuurlijk waar dat taalverschil vandaan komt. Johan Huizinga dacht dat het aan de Groningers lag. Die zouden in de veertiende en vijftiende eeuw door Westfaalse en Drentse emigranten overspoeld zijn geraakt, waardoor ze hun taal verloren.
Feit is dat de Friese taal vanaf de tweede helft van de veertiende eeuw snel verwaterde en plaats maakte voor het Nederduits van de Hanze. Eerst op het Hogeland, daarna rond 1450 in Slochteren en bij Emden, rond 1500 in het Westerkwartier, bij Aurich, in het Jeverland en Butjadingen, na 1600 ook in het Harlingerland en het Land Wursten bij Bremerhaven. Friesland deed daaraan niet mee – ik denk omdat deze provincie razendsnel werd opgenomen in het Habsburgs-Hollandse staatsverband. De Friese plattelandselite (adel en ambtenaren) vormde in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw een hechte bovenlaag, die zich door het boerenfries van de stadse elites en het hof onderscheidde. Je ziet bovendien dat de taal zich verder ontwikkelt en dat deze ontwikkelingen grote delen van de provincie bestrijken.
De Groningers hebben kennelijk al vroeg moeite gehad met de sterke politieke en economische positie van Friesland en de nauwe band van Friesland met Holland. Na 1580 verdwijnt de retoriek van Friese vrijheid in de Ommelanden, men wil zich liever geen Fries meer noemen. Friesland heeft zelfs een handvol kolonietjes in Groningerland, namelijk de vestingen. Door zich als landgewest tegen het zeegewest Friesland af te zetten, verloren de Ommelanden volgens mij hun Friese identiteitsgevoel.
Later werden de verhoudingen omgekeerd. De Friezen voelden zich tekortgedaan doordat hun economie in de negentiende eeuw steeds marginaler werd. Groningen industrialiseerde op eigen kracht. Op het Hogeland kende men de Friezen vooral als armoedige seizoensarbeiders uit de Wuuden en lastige kooplui. In de Friese Wouden kende men de Groningers vooral als hooghartige kleiboeren en xenofobe landarbeiders.
Alleen de Oldambster landarbeiders spraken met lof over de Friese boeren. Voor 1850 werden ze als het vee behandeld, daarna ontstond door het wegblijven van de Duitsers steeds meer behoefte aan betrouwbare seizoensarbeiders. De Oldambtsters kwamen ieder jaar met grote aantallen naar de Sneker markt. Nee, die Friese boeren, dat waren tenminste mensen…
Klik om toegang te krijgen tot EmsDollart.pdf
Friezen (dus ook Groningers) zijn zélf zeegewest-bewoners. Dat de Groningers zich als ‘stedelingen’ wilden gedragen en een sterke stad wilden ontwikkelen, kwam door pure hoogmoed en snobisme van de bovenste plank, eerlijk is eerlijk.
Eerst een sterke stad ontwikkelen, met behulp van het héle gewest Friesland, om daarna de kennis (Universiteit) en de stadseconomie (Hanze-verbond) in bezit te krijgen. Vervolgens het hoog in de bol krijgen en zich ‘beter dan’ het eigen Friesland (!) te voelen. Groningers waren en zijn nog steeds Friezen, met een ander accent en een laffe houding in die tijd.
N.B. : en dat allemaal vanwege die kinderlijke jaloersheid op de economische
band die West-Friesland met het gewest Holland ontwikkeld had, dit ná
de Hollanders daarvóór eigenhandig uit Friesland geweerd te hebben.
Canons zijn wat mij betreft een voorbijgaand modeverschijnsel. Als geboren Utrechter dacht ik dat alleen de taal het verschil tussen Groningers en Friezen aangaf. Blijkt het een enkel te zijn!
Vervolgens leidt die nadruk op taal in Friesland tegenwoordig tot merkwaardige extremen. Zoals dat Goffe Jensma — hoogleraar Fries te Groningen — op het moment meent dat de literatoren, en zij alleen, de taal en alles daarmee samenhangend verdedigen.
zie De Moanne 9 van 2008:
http://demoanne.nl/jier2008.html
Ja dat doen we en…..dan maken we van FC Groningen en SC Heerenveen één voetbalclub. 😉
Juist, @Jetske, de FC Fryslân, zoals het altijd al genoemd had moeten zijn.
@Gelkhinge, interessant betoog!
Die verschillen lijken me inderdaad gradueel en de overeenkomsten in ligging etc. groter.
Voor mij was Goffe Jensma’s boek over de Friese cultuur Het Rode Tasje van Salverda een echte eye-opener. En geeft ook aan waar het verschil in zit. Hij geeft aan hoe leegloop (emigratie) en een zeker verval leidt tot het vastbijten in het ‘Fries eigene’. ‘Verlais geft winsk’ , zoals De Koning en de Dame op tekst van Jan Siebo Uffen zingen.
Jensma begint onder andere met dominee Rinse Posthumus een radicaal uit het begin van de negentiende eeuw, die zijn radicalisme combineerde met obsessie voor de Friese taal en cultuur (of neem later Pieter Jelles Troelstra). De groep rondom Rinse Posthumus had contact met een club van radicale herenboeren rondom Ayolt Menses Tonkes (Meeden) en het latere Kamerlid Jan Freerks Zijlker (Nieuw Beerta). De Groningers en Friezen deelden weliswaar hun radicalisme, maar Jan Freerks Zijlker wou kort na zijn aantreden het bijltje er al bij neer gooien omdat hij zich in de Tweede Kamer niet verstaanbaar kon maken (evenals onwennigheid met rest van de Haagse mores), zo gaf hij Johan Rudolf Thorbecke te kennen. Jan Freerks Zijlker kroop niet in een schulp maar deed er van alles aan om zich het Hollands eigen te maken. En hij deed er van alles aan voor zijn kinderen (waaronder het latere Kamerlid De Ruiter-Zijlker, let op de dubbele naam!) dit vermeende tekort weg te werken. Hij was daarmee toonzettend. Kijk naar de Groningse boerderijen in het Oldambt en op het Hogeland en de villa’s van de industriëlen in de Veenkoloniën die (soms wat parvenu achtig) de stadse mode volgden. Heel anders dan de Friese boerderijen met uilenborden die uiterlijk toch wat meer folkloristisch aandoen….
Niet alleen waren Ter Laan en Geert Teis ongeveer honderd jaar later dan Posthumus en Halbertsma ze deelden een ding overduidelijk: beide waren emigranten met Sehnsucht naar het Groningen van hun jeugd. Geen mensen die bewegingen van ‘binnen uit’ de provincie hebben opgezet. Het effect van de Groninger beweging is altijd maar een beperkte geweest. Groningen was in de twintigste eeuw daarom veel meer ‘ dubbel’ van karakter enerzijds modern, industrieel, in de vaart der volkeren, en anderzijds de agrarische provincie van t peerd van Ome Loeks. Tijdens Bommen Berend , ook nu nog, zit de bestuurlijke top van Stad en Ommeland, sommigen wat onwennig, op ‘d’ eerste riege bie d’ peerdekeuren’ op de Ossemarkt tijdens Bommen Berend. En tegelijkertijd afficheert Groningen zich als kennisstad, ‘city of talent’ , door kleurrijke (postmoderne) ‘ belevingsfolders’ in bijlagen in landelijke kranten aan de man gebracht.
Praktisch gezien: nog steeds merk ik dat bij verjaardagvisites van Friese vrienden van ons de familie stug in het Fries blijven praten ook al verstaat menig andere gast dat niet. In Groningen is dat, althans in mijn beleving, veel minder het geval. Er wordt toch vaak op ’t Hollands overgeschakeld.
Maar ik hoop dat we in de eenentwintigste eeuw deze verschillen in het Noorden niet gaan uitmeten. Friezen, Groningers en Drenthen zitten in het schuitje maar nog al te vaak met de ruggen tegen elkaar aan. Dit zeilt niet gemakkelijk. Jammer! Hoog tijd voor een toekomstige Noordelijke canon!
Zal maar zeggen…’t ken nét.
En daar gaan we weer! Uit het Friesch Dagblad:
Fryslân en Groningen kibbelen over kantoren
Leeuwarden – De provincie Fryslân en de Friese gemeenten moeten zich
ernstig afvragen of de bestuurlijke samenwerking met Groningen nog wel zin heeft. De PvdA-fractie van Leeuwarden wil daarover een serieuze discussie.
Groningen blijkt niet mee te werken aan een gezamenlijke lobby voor een hoofdzetel van het te vormen noordelijk rechtbankbestuur in Leeuwarden,bleek gisteren in Provinciale Staten.
Volgens een groot deel van de Friese politiek schendt Groningen afspraken in de lobby voor het binnenhalen en veiligstellen van rijksdiensten. Fryslân steunt de lobby voor een noordelijk kantoor van de Voedsel en Warenautoriteit in Groningen. In ruil daarvoor zou Groningen de volgende keer Leeuwarden steunen als vestigingsplaats van een rijksdienst. Die volgende keer dient zich aan, nu de rechtbank bezig is met een reorganisatie. De besturen van Leeuwarden, Groningen en Assen worden mogelijk samengevoegd.
,,Wat levert de bestuurlijke samenwerking Fryslân op”, vraagt Sjoerd
Feitsma van de Leeuwarder PvdA zich af. ,,Als afspraken niet worden nagekomen, heeft samenwerking helemaal geen zin. Of is samenwerking voor Groningers, alles naar Groningen?” Noordelijke lobby komt neer op ieder voor zich
Noordelijke lobby komt neer op ieder voor zich
Leeuwarden – Groningen werkt niet mee aan behoud van het rechtbankbestuur
in Leeuwarden. Terwijl het Noorden richting Den Haag en Brussel als
eenheid opereert, is het intern ieder voor zich. Dat maakte Commissaris van de Koningin Jorritsma gisteren duidelijk.
,,We gaan voor het Noorden in het algemeen, daarna trekken we specifiek aan de belangen voor de eigen provincie”, legde Jorritsma uit in het vragenuur van Provinciale Staten. Met de stad en de provincie Groningen zijn geen afspraken gemaakt over een gezamenlijke voorkeur van Leeuwarden als plek voor een noordelijk gerechtsbestuur. Die vraag is actueel, omdat het ministerie van Justitie bezig is met een reorganisatie en het aantal besturen wil inkrimpen.
De VVD had gevraagd of er dergelijke afspraken waren, omdat Fryslân zich sterk maakt voor de komst van het noordelijk regiokantoor van de Voedsel
en Warenautoriteit naar Groningen. De afspraak zou zijn dat Groningen
daarna mee zou werken aan de komst van een rijksdienst naar Fryslân.
Minister Verburg (Landbouw) wil dat kantoor in Zwolle vestigen, maar de
Tweede Kamer heeft haar teruggefloten. Ze moet eerst aannemelijk maken waarom ze denkt dat Zwolle bij Noord-Nederland hoort.
Jorritsma liet gisteren weten achter de schermen bij Tweede Kamer en kabinet te lobbyen voor Leeuwarden als belangrijke stad voor de rechtspraak. Over zijn strategie wilde hij niet te veel uitwijden. ,,Die geef je niet altijd bloot.” Wel merkte hij op dat de provincie waakzaam
moet zijn, omdat ook de vijf gerechtshoven ter discussie lijken te komen staan. ,,Mogelijk heeft dat gevolgen voor het gerechtshof in Leeuwarden.
Daar zitten we mét het college van burgemeester en wethouders van
Leeuwarden méér dan bovenop.” Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft
echter geen enkele toezegging gedaan.
‘Koester wat je hebt’
Jorritsma wees er ook op dat de tijd van spreiding van rijksdiensten achter ons ligt. Concentratie is nu het toverwoord en die vindt hoofdzakelijk in het Westen plaats. ,,Dus koester wat je hebt”, stelde Jorritsma. Als voorbeelden noemde hij de Rijksdienst voor Wegverkeer in
Veendam, de Informatiseringsbank in Groningen, LNV in Assen en het
boetekantoor CJIB in Leeuwarden. Datzelfde CJIB is in beeld om de
administratie van het rekeningrijden te doen. Voor de noordelijke werkgelegenheid zou het daarom een ‘boppeslach’ zijn als de politiek kiest voor dit hete hangijzer. ,,Het gaat om grote aantallen banen.”
VVD-Statenlid Tom van Mourik zette grote vraagtekens bij de noordelijke samenwerking. In de gang zaken rond de Kamer van Koophandel, het Kadaster,
het UWV en andere kantoren ziet hij een grote gemene deler. ,,Eerst
verdwijnt de bestuurlijke zeggenschap naar Groningen, daarna wordt er gezegd dat er een goed sociaal plan komt, er geen gedwongen ontslagen vallen en verhuist de backoffice mee. Uiteindelijk blijft er in Fryslân
weinig over.”
De provincie gaat inventariseren welke rijksdiensten nog in Fryslân zitten en hoeveel arbeidsplaatsen daaraan verbonden zijn.
@Léon,
Als er afspraken zijn gemaakt, moet Groningen die nakomen. Punt.
Zoals het nu gaat is er trouwens een scenario denkbaar waarbij Drenthe en Groningen samengaan, en Friesland voorlopig nog zelfstandig blijft. Daardoor zullen de bestuurlijke lasten in Friesland relatief hoger uitvallen, uiteindelijk zal de provincie toch willen aanhaken, maar dan is haar onderhandelingspositie veel minder sterk dan bij een tripartite amalgaam. Dat zouden de Friezen zich ook eens moeten realiseren.
@Gelkhinge
Als alles zo eenduidig lag was het inderdaad al gauw Punt. Maar dat vraag ik mij af 😉 Heeft men in Friesland echt het vuur uit de sloffen gelopen om de VWA voor Groningen te behouden?
Toen ik dit bericht vanochtend onder ogen kwam vond ik het een prima illustratie van wat ik gisteren beweerde…niets meer niet minder.
Overigens is jouw overwegingen omtrent de onderhandelingspositie toch wat theoretisch. Er is bij een Noordelijk landsdeel, waar ik trouwens een voorstander van ben, veeleer sprake van een gevoelsmatig over de eigen schaduw/ identiteit heen moeten worden gesprongen (en dat ligt denk in Friesland het zwaarst), onderhandelingsposities lijken me daarin eerder afgeleiden.