Eeuwfeest universiteit gaat niet door

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het moet een enorme teleurstelling zijn geweest voor de professoren van de Groninger Academie. Via de eerste curator en de rector magnificus kregen ze op 4 juli 1714 te horen dat er geen sprake van een eerste eeuwfeest van hun Academie kon zijn. In de Landdag, de Provinciale Staten, hadden de stadsheren voorgesteld het jubileum op 3 september plechtig te vieren “nae het exempel van andere academiën”. Maar de heren van de Ommelanden antwoordden “dat sij daar toe niet veerdigh waren”. Wat een hoogtepunt had moeten zijn, werd zo een beklagenswaardig dieptepunt.

En niet het enige, want de Ommelanders lagen tussen 1706 en 1714 al voortdurend dwars bij hoogleraarsbenoemingen. Beide leden van de provincie Stad en Lande hadden evenveel zeggenschap over de Academie, en als een van die leden dwars lag, moest de Academie het bezuren. Door de Ommelander obstructie-politiek nam het aantal hoogleraren af van 9 in 1700 tot slechts 4 in het gemankeerde jubeljaar 1714. Daar zat zelfs geen theoloog meer bij, terwijl godgeleerdheid de bestaansreden van de universiteit was.

Ook het aantal studenten daalde. Nu gebeurde dat overal aan de academies, omdat die een functieverandering ondergingen. Van humanistische algemene vormingscentra, werden het steeds meer instituten waar vakspecialisten kennis op konden doen. Tegelijkertijd beperkten studenten zich steeds meer tot een enkele universiteit, in plaats van rond te reizen door Europa en aan diverse universiteiten hun licht op te steken.

Zoals Pieter Caljé duidelijk maakt, deelde de Groninger academie “op dramatische wijze” in deze trends. Ten eerste was ze altijd meer dan andere universiteiten afhankelijk geweest van buitenlandse studenten. Ten tweede zorgden de conflicten tussen Stad en Lande en het afnemende hooglerarenaantal voor een sterkere terugloop in het studenten-aantal dan elders het geval was. Maar zelfs die verschijnselen moet je volgens Caljé tegen de achtergrond zien van de meer algemene ontwikkelingen. De Ommelander jonkers hadden een algemene academische ontwikkeling nodig, met wat Latijn konden ze heus hun stand wel ophouden, ook al was enige elementaire juridische kennis daarbij nooit weg. Diploma’s hadden de jonkerszonen in elk geval niet nodig, ook zonder konden ze zich wel redden. Voor de stedelijke elites lag dat anders. Die hechtten wèl waarde aan vakspecifieke kennis, vooral voor medici en juristen. Doordat vooral de stedelingen in dit opzicht van de Academie profiteerden, lieten de jonkers er zich juist zo weinig aan gelegen liggen.



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.