Strijder tegen Satans’ rijk in Finsterwolde

Finsterwolde staat al heel lang bekend als een ontkerstend, onkerkelijk en onkerks dorp. Toch stonden hier ooit zware predikanten op de kansel. Bijvoorbeeld Christophorus Eyssonius. Hij had nogal wat te stellen met zijn gemeente.

In de kerk van Finsterwolde staan op een grafsteen deze regels:

‘Eyssonius, Gods trouwen knegt, bedekt dees Zerk
so nuttig voor ons land, so dierbaar voor Gods kerk
manmoedig voor Gods saak en tegen ’s Satans ryk
die na voltrokken stryd by Godt leeft eeuwiglyk’ .1)

Dat een predikant nuttig en dierbaar was, zegt niets over zijn richting. Maar die ‘voltrokken strijd’ daarentegen, ‘tegen ’s Satans rijk’ laat zien dat het om een zware broeder ging. Zoeen die zich ergerde aan allerlei slapheid, en vurig ijverde voor een verdieping van het geloofsleven. Zoeen die vond dat mensen de gereformeerde dogma’s niet alleen verstandelijk moesten onderschrijven, maar ook emotioneel moesten ondervinden. Je zou Eyssonius ook een fijne, een piëist of een zwartkous kunnen noemen, maar dat zijn scheldwoorden, en daar schiet je weinig mee op.

Eyssonius was eind dertig, toen hij in 1728 naar het nog armoedige garnalenvissersdorpje Finsterwolde werd beroepen. Dat gebeurde op een verdeelde stem van de collatoren, de stemgerechtigde grondeigenaren. Zelf kreeg hij 21 van hun stemmen bij de verkiezing, terwijl zijn concurrent, ds. Costerus, er slechts 12 ontving. 2)

Een mooie meerderheid zou je denken, maar Oldambster predikanten werden veelal unaniem beroepen. Een verdeelde stem was minder mooi. Dat Eyssonius won, dankte hij ook nog eens aan de collatoren van buiten het dorp. Zeker 17 van zijn 21 stemmen kwamen van uitwonende grondeigenaren. Vooral de 10 stemmen van de stad Groningen vallen op. Die gaven de doorslag. Op Costerus daarentegen, stemden louter Finsterwoldigers. Om te beginnen de ouderlingen en diakenen, maar ook de zespaards akkerbouwer Pieter Roelfs. 3) Dat de lokale elite tegen Eyssonius’ komst was, geeft te denken.

Wrevel
Vlak na zijn verhuizing naar Finsterwolde maakte Eyssonius een eind aan een zaak die zijn voorganger inzette. Een van het avondmaal geschorste lidmaat kreeg weer toestemming om, ‘so hij sig beproeft en in de Here waardig vond’, deel te nemen aan het ritueel van brood en wijn. Hoewel Eyssonius later opmerkte dat hij zijn werk al vanaf 1730 ‘met smerte’ deed, ‘sugtende onder allerlei tegenstaat (…) door wrevel van sommige toehoorders’, merk je dat vooreerst niet aan zijn kerkeraadsverslagen. 4) Pas in 1734 openbaarde zich een conflict. De vaandrig (militaire officier) Heddema, dankzij zijn huwelijk een gezeten eigenerfde in Finsterwolde, dacht als collator drie stemmen bij de verkiezing van een nieuwe armvoogd in te kunnen brengen. 5) Hij zag zich echter gedwarsboomd door de kerkeraad onder Eyssonius’ leiding. Ook in de classis, de toezichthoudende predikantenvergadering, kreeg Heddema nul op het rekest. Hij was geen lidmaat. En niet-lidmaten hadden bij dit soort verkiezingen nu eenmaal niets in te brengen dan lege briefjes. In 1735 verwees de classis de dikke boer Pieter Roelfs, die in 1728 al tegen de komst van Eyssonius stemde, en in de classis enige bezwaren tegen dominee in kwam brengen, terug naar de kerkeraad van Finsterwolde. Voor dat orgaan wilde Roelfs samen met een aantal getuigen optreden, maar ook daar stak de kerkeraad een stokje voor. Al was men ‘seer verwondert dat die man ons metten wou voorschrijven.’ 6)

Op de rug
Roelfs was dan ook slechts woordvoerder, en niet de opsteller van de aanklacht die hij bij de kerkeraad deponeerde. De opsteller, het brein achter de schermen, dat was vaandrig Heddema. Diens handtekening stond ook wel onder het stuk, maar de kerkeraad wees hem als getuige af, ‘also hij geen lidmaat zijnde buiten haar regt en magt is’. Toen Heddema hierover opnieuw bij de classis klaagde, ving hij andermaal bot. Roelfs bleef woordvoerder van de oppositie tegen Eyssonius, met nog vijf getuigen tot zijn beschikking.

Hun eerste klacht kwam erop neer dat Eyssonius bij het voorlezen van het avondmaalsformulier de woorden ‘ons en wij’ verving door ‘de sijne of de gelovige’. Waarmee dominee liet merken dat niet iedere avondmaalsganger volgens hem bekeerd was. Verder zou dominee zich in een preek hebben laten ontvallen, dat sommige mensen in de gemeente Finsterwolde hun voorganger weg wilden jagen. Een andere keer zou hij gerept hebben van ‘godloze toehoorderen’, die geen rust konden vinden, voor ze hun ‘getrouwe predikant’ op de rug zagen liggen. Op het verzoek van de klagers om dat eens uit te leggen, noemde Eyssonius alle hem toegeschreven uitlatingen verzonnen. Hij wist niet van heimelijke moordenaars in Finsterwolde. Althans, dat liet hij aan de alwetende rechter over.

Vervolgens koos hij de aanval. Roelfs had hem al meermalen bij mantel en bef gevat en bedreigd, zowel binnen als buiten de kerk. Roelfs was antwoorder in de zaterdagse catechisatie, en stond in die rol onlangs met een ‘verwoet gelaat’ vlak voor dominee, alsof hij deze wilde slaan. Dit tot ontsteltenis van de andere aanwezigen. De dienst werd er bijna om gestaakt. Wellicht kapittelde Eyssonius Roelfs bij deze catechisatie wegens een ‘fout’ antwoord?

De kerkeraad koos de kant van Eyssonius en schorste Roelfs als lidmaat wegens het tekenen van een valse verklaring en wangedrag jegens de predikant. Vier van Roelfs’ getuigen verklaarden nu ijlings, dat ze zich wel konden hebben ‘mishoord’. Een volgende keer, zo beloofden ze, zouden ze eerst eens met dominee zelf praten voor ze actie ondernamen. Ze gaven dominee een hand, en kwamen er met een eenmalige avondmaalsontzegging vanaf. 7)

De kroongetuige van Roelfs – die eerst maar eens berouw moest komen tonen – ontbrak echter op het appel. Vermaningen Van deze Edzo Geerts kwam de klacht over Eyssonius’ eigenzinnige interpretatie van het avondmaalsformulier. Hij had als familiehoofd nog een appeltje met dominee te schillen, omdat deze weigerde zijn nicht te accepteren als doophefster voor haar zusters’ kind. Die nicht, een ‘wilt, ijdel, en tegen de predikant kwaadaardig meisje’ had zich volgens Eyssonius nooit gestoord aan zijn vermaningen om eens catechisatie te gaan volgen. Zij was zelfs op zondagen aan de weg gezien, waar ze zich vermaakte met ijdele kinderspelen.

De keer dat Edzo Geerts wèl aan de indaging van de kerkeraad gehoor gaf werd hij, terwijl dominee buiten de deur zijn nieuwsgierigheid stond te bedwingen, dadelijk voor schut gezet. De ouderlingen vroegen hem of hij inderdaad de bedoelde preken had gehoord. ‘Met veel bijgevoegde driften en toorn’ moest hij toegeven dat dit niet het geval was. Die verklaring voor Roelfs had hij ‘om des pastoors beste’ getekend. Tijdens het verhoor kwam Eyssonius weer binnen, en toen richtte de woede zich tegen hem. Geerts verweet hem, dat hij zijn nicht helemaal nooit aangemaand had tot het volgen van godsdienstonderwijs. Dominee diende hem koeltjes van repliek. Als herhaalde afkondigingen vanaf de kansel niet genoeg waren, dan moesten Edzo en zijn nicht ‘haar veest’ maar ergens anders zoeken. Dit werd Edzo te veel. Hij beende de kerk uit. Wegens het afleggen van een valse verklaring werd hij als lidmaat geschorst 8)

Van beide resterende zondaren kreeg Pieter Roelfs het eerst de dominee en een ouderling op huisbezoek. Hij was op zich wel genegen tot verzoening. Toch duurde het nog zes jaar, voor het zover was. Eyssonius vermaande hem bij die gelegenheid ‘niet alleen op dit uiterlijke in opsigt des H. Avondmaals te rusten, maar te staan na ware grond van salige genade en regte gemeenschap van den H. Jesus.’ 9)

Cajaphas
Met Edzo Geerts daarentegen, kwam het nooit meer goed. Geerts meende dat hij vanwege de doophefferskwestie als lidmaat geschorst was, en noemde dominee een ‘godloos dienaar’ van een ‘heerscher die op leugentale agt geeft’. De kerkeraad kreeg van hem ook nog een veeg uit de pan. Geerts vergeleek dit orgaan met Cajaphas, die Christus zonder wederhoor veroordeelde. Opmerkelijk waren enkele uitlatingen die Geerts Eyssonius aanwreef. Zo zou dominee vanaf de kansel over zichzelf hebben beweerd dat hij zelf ‘so hoog verligt, so wijs, en getrou was’.

Volgens de predikant was dit alles even vals als Edzo’s eerdere beweringen. Na enige contacten in deze sfeer werd de zondaar aan ‘den here overgegeven’, en ging men zijn huis voortaan voorbij. In december 1744 hield de zaak Geerts op, wegens zijn overlijden. Negen jaar lang was hij van het avondmaal geweerd. 10)

Drie maand later, in maart 1745, overleed Eyssonius zelf. Zijn vriend en geestverwant, de bekende ds. Wilhelmus Schortinghuis van Midwolda, beweende hem in maar liefst 22 coupletten. 11) Hier drie stuks:

‘Wie siet niet tot zijn Ziels-verbasen?
Dat Sij die bids en sinnloos rasen
in sporelose vijandschap
Ia, dat Sij die den Hemel tarten
En ’t Salig volk, bedrukt van harten,
Bestormen met hun sot geklap;

Dat dese Wijsen, schoon maar Sotten,
Die ’s Geestes ligt en werk bespotten,
Hier bloeyen grijs en Oud bedaagt;
Daar sij die voor den Koning stonden
En ’t heyl verbreiden in Sijn wonden,
hun draad so vroeg wort afgeknaagt

So gaan in donker oordeelsdagen
D’Anbidders heen, en doen ons klagen
Helaas, Wij sien geen teeknen meer!
Wie is er nu die weet hoe lange
Wij treuren en ons harpgesangen
Veranderen en nemen keer?’

NOTEN

1) A. Pathuis – Groninger Gedenkwaardigheden (Assen / Amsterdam 1977), pag. 259, nummer 1203

2) Groninger Archieven, Toegang 731 – Gerechten in het Oldambt. inv. nr. 6145 register stemgerechtigden (= collatoren), verkiezing predikant Finsterwolde 26 augustus 1728.

3) Gerechten van het Oldambt, inv. nr. 2947

4) Groninger Archieven, Toegang 232, inv. nr 1 kerkeraad Finsterwolde, notulen

5) Over Heddema: Pathuis a.w., pag. 259, de nummers 1204 en 1205

6) Kerkeraadsnotulen 8 april 1735

7) idem, ??, 16, 21, 26 en 29 april 1735

8) idem, 6 mei 1735

9) idem 9 december 1735 en 9 juni 1741

10) idem 9 maart, 20 april en 7 september 1736, 1 juni 1738, december 1744

11) Groninger Archieven, Toegang 1772 – Catalogus verzameling pamfletten Gemeentearchief Groningen, inv. nr. 167g, Treurdigt op het seer smertelik. dog zalig overlyden van den wel eerwaarden, seer geleerden en godvrugtigen heere Christophorus Eyssonius’, Groningen, 1745. Schortinghuis ondertekende het gedicht.



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.