‘Laat de heren maar mooi weer spelen van hun eigen geld’
Geplaatst op: 16 oktober 2009 Hoort bij: autobio 10 reactiesStichting Oude Groninger kerken mag mij uitschrijven als lid. De redactie van haar blad denkt dat ze auteurs volstrekt willekeurig kan behandelen.
Begin deze maand viel een artikel uit voor het komende nummer van ‘Groninger Kerken’. “Met enige spoed” zocht de redactie een vervangende bijdrage. Omdat een van de redactieleden een verhaal van me gehoord had over diaconale collecte-opbrengsten in het Oldambt, dit mede in verband met offerblokken, kwam de redactie op het idee om mij over die materie een stuk te laten schrijven. “Idealiter” zou het er binnen een week moeten liggen:
“Maar mogelijk is dit een onredelijk verzoek.”
Ik berichtte de redactie dat een stuk over collecten en collecte-methoden binnen een week inderdaad iets teveel geëist was. Maar ik had nog een stuk over de bevindelijke dominee Christophorus Eyssonius van Finsterwolde, dat ik zou kunnen optuigen. Ik vroeg of ze er naar wilden kijken:
“Schiet er maar even op.”
Het antwoord kon je voorspellen. Groninger Kerken gaat bijna alleen over materiële zaken, en het aangeboden verhaal heeft die duidelijk niet als thema. Maar als er een materiële opstap gevonden zou kunnen worden, zo dacht de redactie, dan was dat wellicht de mouw om eraan te passen.
“Is er geen grafsteen van die Eyssonius?”,
luidde de vraag. Die bleek er inderdaad nog te zijn. Het grafschrift werd nog mooi gevonden ook. Ten overvloede kreeg ik op het hart gedrukt hoe het stuk zou moeten beginnen:
“Zoals je weet gaat ons tijdschrift primair over kerkgebouwen en hun inrichting en daarom zou het stuk ons inziens geopend moeten worden met een beschrijving van de grafsteen uit 1745 en het aardige grafdicht. Dat deze zerk een persoon bedekt die een groot tumult in het Oldambt veroorzaakte, is dan een goede brug naar het eigenlijke verhaal.”
Wel zat er naar de smaak van de redactie nog te veel “kerkelijke terminologie” in. Of dat niet wat minder kon?:
“…enkele archaische termen geven weliswaar kleur aan het stuk, maar zijn tegelijk voor veel van onze lezers (die voor een groot deel niet-kerkelijk zijn) niet eenvoudig te begrijpen. Een korte toelichting van begrippen als binnen- en buitencollatoren, classis, het consistorie en vaandrig is daarom noodzakelijk, en ook de term bevindelijk zou even moeten worden omschreven.”
Zaterdag bewerkte ik het verhaal. Als ik de ‘moeilijke’ termen er niet uit schreef, dan vertaalde ik ze wel. Omdat de redactie een uitgebreide tekstbehandelingsinstructie meestuurde, was het niet allemaal even aangenaam werk. Bovendien moest het stuk voorzien worden van noten, terwijl sommige van mijn aantekeningen poter bleken. Om binnen het gegeven bestek ruimte te maken voor grafsteen-tekst, lead, tussenkopjes, personalia en noten beende ik de oorspronkelijke tekst behoorlijk uit. Ik was redelijk tevreden over het resultaat. Die tevredenheid vergoedde het gemis van een zaterdag die ik véél aangenamer had kunnen doorbrengen.
Natuurlijk wist ik dat dat de redactie het nog zou bespreken, maar dat leek me geen probleem. Helaas was dat een enorme vergissing. Ik kreeg gistermiddag een mailtje dat de redactie het stuk niet accepteerde. “Bijdragen voor ons tijdschrift moeten gaan over kerkgebouwen of objecten in die kerkgebouwen”, schreef ze,
“…waarbij het zwaartepunt in de materièle cultuur ligt. Soms kan daarvan afgeweken worden, zoals onder meer in onze rubriek ‘Een bijzonder verhaal’ wel gebeurt. Bij jouw stuk is de grafzerk en het grafdicht een aanleiding, maar niet de kern. “
Mij brak de klomp. De afspraak was immers het verhaal te openen met de grafsteen, een aanleiding die “een goede brug” was “naar het eigenlijke verhaal”. Aan die opdracht had ik me gehouden, Terwijl ik dat nu achteraf als verwijt om de oren geslagen kreeg.
Eenzelfde pietluttige geest als uit de auteursinstructie, sprak uit het zogenaamde “inhoudelijke commentaar” dat ik meegeleverd kreeg:
“Zo vroegen wij ons af wat uiteindelijk je conclusie is: gaat het hier om een theologisch conflict, een sociaal conflict of gewoon om een ordinaire onmin tussen personen?”
Volgens mij ligt het er duimendik bovenop dat het primair om een theologisch conflict ging. Maar ja, voor sommige mensen moet je zoeiets uitspellen, blijkbaar. Zonder dat aspect was ik ook totaal niet in het verhaal geïnteresseerd geweest! Uiteindelijk kan je zo’n conflict moeilijk scheiden van persoonlijke animositeit. Het is een historisch verhaal met mensen van vlees en bloed, geen dorre chemische analyse, waarbij alles in zuivere factoren kan worden ontleed!
De redactie:
“Ook vinden we de context van het piëtisme iets te snel verondersteld.: gaat het bij het grafdicht daadwerkelijk om piëtisme of waren vergelijkbare grafdichten ook elders gebruikelijk. Wat maakt het rijm voor Eyssonius bijzonder?”
Eerder moest ik “kerkelijke terminologie” en “archaische termen” vermijden die “niet eenvoudig te begrijpen” waren “voor niet-kerkelijken.”. Nu wilde men dat ik zou uitweiden over de “context van het piëtisme”. Maar zoiets zou toch zéker ten koste gaan van het “eigenlijke verhaal”? Bovendien, je gaat voor een stukje lokale historie van een paar pagina’s toch niet eerst een uitgebreide vergelijkende studie schrijven over grafdichten in allerlei andere dorpen van Stad en Lande? Dat zou nog veel meer ten koste gaan van “het eigenlijke verhaal”.
De redactie:
“Tot slot hadden wij moeite met enkele formuleringen, waar die op ons iets te anekdotisch overkwam (vb. ‘zwartkous’, ‘dikke boer’).”
De formuleringen die de redactie hier anecdotisch noemt (wat weer een angst voor de anecdote, trouwens) zijn niet zozeer anecdotisch, omdat woorden op zich helemaal niet anecdotisch kunnen zijn. Wel zijn die formuleringen populair, dat is zo. Maar het blad ‘Groninger kerken’ is toch geen wetenschappelijk publicatiemedium?’ Het stuk moest toch bevattelijk geschreven worden, met het oog op de lezers die van toeten noch blazen weten?
Men wilde gewoon een ander verhaal dan ik – conform de eerdere instructies – geschreven had. Geen enkel excuus voor het zwalkbeleid, integendeel, men had ook nog de euvele moed om te vragen of ik er nog eens overheen wilde gaan:
“…vraag zou zijn of je het ziet zitten om het verhaal op grond van het genoemde commentaar om te werken. dat zal enige inspanning vergen. Mocht je er niet voor voelen, dan hebben wij daar begrip voor.”
Fijn. Bedankt nog. Ik heb ze teruggeschreven dat hun kritiek innerlijk inconsistent, nogal willekeurig en daarmee onheus was. En dat ik het stuk NIET nog eens een keer ging omwerken. Want dan kwam er vast wel weer andere willekeurige en innerlijk tegenstrijdige en onheuse zwabberkritiek.
Deze redactie boezemt me geen vertrouwen meer in. En omdat ik de indruk heb gekregen dat publicatie in het blad eigenlijk voorbehouden moet blijven aan redactieleden die het maar vervelend vinden dat anderen een plekje in hun zwaar gesubsidieerde speeltuin innemen, heb ik meteen ook maar mijn donateurschap opgezegd van de stichting die het blad uitgeeft.
Laat de heren maar mooi weer spelen van hun eigen geld.
Update vrijdag 6 november 2009:
Na een goed gesprek met de directeur van Oude Groninge kerken heb ik mijn lidmaatschap hervat.

Ik geef je groot gelijk. Wat een klootzakken!
Sjonge, dit is wel heel erg grof. Je bent ze in een heleboel terwille geweest en dan dit geneuzel. Ik had al heel veel eerder gezegd: ‘Heren, u bekijkt het maar’.
Wat een geduld heb je met ze gehad, maar ik geef je groot gelijk dat je ze hebt opgezegd. Als zij het zoveel beter weten, dan redden ze zich maar.
Wie weet waarom de eerdere schrijver hun heeft verlaten, om dezelfde reden wellicht??!!
Ik zou maar een uurrekeningetje sturen.
Wat Elz zegt, al is het maar om ze even te laten schrikken.
Wat een stelletje azijnpissers, en wat een zonde van je tijd.
Onze lieve heer heeft vreemde kostgangers, en Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Kop op Harry wij waarderen je ”broedsels” wel
Het wordt tijd voor een frisse wind bij die redactie. Ik weet wel iemand die daar voor kan zorgen…..:-)
Oude Groninger kerken, daar moet de bezem nodig eens door.
Gelijk heb je. Jouw je mooie zaterdag ontnemen en dan nog niet tevreden. Nooit weer aan beginnen met die gasten.