Oldambtster armen droegen een D op hun mouw

Als het Groninger stadsbestuur in 1781 een nieuw diaconiereglement voor het aan de stad onderworpen, oostelijke deel van de provincie afkondigt, staat daar dit artikel in:

“Alle perzonen, door de Diaconiën onderstand genietende, en beneden de sestig jaren oud zijnde, zullen dit teeken D of een diergelijke op de linker armen moeten dragen, waar toe de Diaconen alle en een iegelijk sullen houden.”

Nog niet al te oude armelui die steun kregen, moesten dus een D op de mouw dragen, en de armvoorstanders dienden er voor te zorgen dat dit uitgevoerd werd. De bedoeling van de maatregel was duidelijk het mobiliseren van sociale controle. Iedereen kon zo zien, wie een uitkering uit de lokale armenkas kreeg, en eventueel aanmerkingen maken op verzwegen bijverdiensten, bedelarij of ander wangedrag

De maatregel zou overal in het Wold- en Klei-Oldambt, het Gorecht en  Sappemeer, Wedde en Westerwolde ingang moeten vinden. Hoe het met de andere rechtsgebieden zat, weet ik niet, maar voor het Wold-Oldambt is de naleving kenbaar uit een bundeltje rapportjes dat drost De Sitter opstelde tussen februari 1786 en februari 1788.

Bijna overal in het Wold-Oldambt zat toen…

“de D wel op nieuwe, dog niet zo strict op de oude kleederen”

Eigenlijk was dat ook niet zo verwonderlijk. Wilde men immers die D ook op kleren hebben die de armen al voor 1781 in hun bezit hadden, dan moesten de armen die kleren eerst inleveren. En dat ging het gros van de diaconieën te ver.

Alleen in Scheemda en Zuidbroek leidde de praktijk tot “geen remarques” bij de drost, Daar voldeden de diaconieën “volkomen” aan het nieuwe reglement. Zuidbroek was het ambtelijke machtscentrum van het Wold-Oldambt, wat enig conformisme in de hand kan hebben gewerkt. Maar hoe Scheemda in dit plaatje paste?

Of de D nog lang op de mouwen van de Oost-Groninger armen heeft gezeten, weet ik ook niet. In elk geval voerde de kerkeraad van Beerta de maatregel veertig jaar na de afkondiging van het reglement opnieuw in. Hij besloot eind 1821 dat alle ondersteunde armen onder de zestig

“…voortaan tot zigtbaar teeken eene D van geel koord of lint op den regter arm zullen dragen, en dat zulken die weigeren mogten zich aan deze bepaling te onderwerpen, geen onderstand, hoegenaamd ook, uit de Armenkas zal ontvangen.”

Aangezien voorouders van me in Beerta woonden en er ook onderstand van de diaconie ontvingen, moeten zij met zo’n gele D op hun rechtermouw hebben gelopen.



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.