Uitkering kwijt om kind
Geplaatst op: 1 februari 2010 Hoort bij: Geschiedenis 6 reactiesDe armen van Zuidbroek & Muntendam moesten een D op hun linkermouw dragen, mochten geen honden hebben, mochten niet teveel koffie drinken en waren in alles afhankelijk van de diaconie. Zelfs wat betreft hun kinderen hadden ze niets in te brengen dan lege briefjes. En als een arme daartegen in verzet kwam, was dat opmerkelijk.
Toch waren er van die types. Zo bevat het Zuidbroekster armenprothocol onder de datum 30 januari 1781 deze melding:
“Wierd geklaagd dat Pieter Tiddes met zijn huishouding nimmer in de kerk komt, dat zijn kind éénmaal in de week, ten hoogsten twemalen in de school komt en dat als de diakonen gesproken hadden van zijn kind te besteden, hij hen zeer stout had geantwoord, dat zulks de diakonen niet raakte, maar dat hij zelf als vader daar toe mans genoeg ware.”
Met de besteding van het kind werd bedoeld dat dit na de schoolljaren, zo omstreeks het twaalfde , dertiende levensjaar, werd ondergebracht bij een leerbaas. Dat kon een boer, maar ook een koop- of ambachtsman zijn. In eerste instantie verdiende zo’n jeugdige dienstbode slechts de kost inwoning (want hij of zij kwam bij de baas in te wonen). Hoe sterker en/of handiger zo’n interne knecht of meid werd, hoe hoger het surplus-loon. Bij gewone jongelingen ging een deel daarvan wellicht naar de ouders. Maar bij bestedelingen van de diaconie vloeiden zulke verdiensten in de armenkas. Ze kregen er hooguit wat zakgeld voor weer. Tot ze met een bescheiden uitzet van de diaconie, de zogenaamde uitboedeling, op eigen benen kwamen te staan.
Om terug te komen op Pieter Tiddes, de kerkeraad van Zuidbroek nam zijn brutaliteit hoog op. Hij daagde Tiddes voor zich:
“Wanneer gemelde klagten aan hem in deze vergadering wierden voorgesteld, hield hij met eene stoute onbeschaamdheid staande, dat het besteden zijner kinder den diakonen niet aanging, maar hem als vader alleen raakte. Waarop eenparig besloten is hem het gehele subsidie 6 weken te onthouden, tot dat hij ootmoediger worde en het character der diakonen over hem en zijn kinder erkenne, om zig daar aan gewillig te onderwerpen.”
Met andere woorden: de uitkering aan Pieter Tiddes en zijn gezin werd anderhalve maand stopgezet. Een week voor afloop van die termijn bleek dat het kind nog steeds niet regelmatig naar school kwam, zoals ook Tiddes en vrouw nog steeds uit de kerk wegbleven. Besloten werd dat Tiddes pas weer steun zou krijgen als hij ootmoedig schuld bekende.
Dat deed Tiddes niet. Eind maart ontzegde hij de diakenen andermaal het recht om zijn kind te besteden. Hij bleef daarom verstoken van onderstand.

Tiddes was een man naar mijn hart. Jemig, wat werden die stakkers in gijzeling gehouden door die diakenen. Een soort slaven zou je kunnen zeggen.
Té walgelijk. Maar ook ik word warm als ik dan lees over zo’n dwarskop.
@Jacob,
Waar staat dat vroegere armhuis? En hoe zag het er uit?
Volgens Antonides (pag. 170), stond eind negentiende eeuw een werkhuis voor ouden van dagen aan de weg naar Sappemeer, voorbij de molen en op de hoek van het zgn “Paleispad” (wat dan wel een ironische benaming zal zijn). Het pand had een eetzaal met een vloer van grote blauwe tegels. In het midden van de zaal stonden een kachel en een grote tafel. Alle bewoners moesten vader en moeder zeggen tegen het hoofd en zijn vrouw, wat niet altijd meeviel. Bij het werkhuis zat een groot stuk land met een paar koeien en varkens. De oudjes bewerkten het land en verzorgden de dieren.
Zie je wel: vroeger was het niet altijd beter. Ik wist het!
Een dapper en strijdbaar man, die Tiddes.
Vraag ik me alleen af hoe het gezin dan door de tijd kwam … stropen of iets van dien aard …?
@Jan,
Ik weet het niet. Je zou ook kunnen zeggen dat hij de uitkering niet echt nodig had. Want ook als hij naar elders verhuisde was hij de eerse acht jaar aangewezen op de diaconie van Zuidbroek & Muntendam. terwijl ik zijn naam niet terugzag.