Drenthenieren bestaat al eeuwen
Geplaatst op: 2 april 2010 Hoort bij: Drenthe, Drenthe vrogger Een reactie plaatsenEen jaar of vijftien, twintig geleden was er opeens de term drenthenieren (even vaak gespeld als drentenieren). Bedoeld werd dat rijke westerlingen huizen in Drenthe opkochten, om hier rustig van hun ouwe dag te gaan genieten. Het fenomeen, zo was de angst, zou voor extra vergrijzing zorgen, met alle problemen van dien.
Maar, zoals wel vaker, blijkt ook hier weer niets nieuws onder de zon. Zo geeft de Friese hovenier en veelschrijver Johann Hermann Knoop in zijn Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1763 en passant (pag. 136-138) een beknopte beschrijving van het buurgewest, waaruit blijkt dat het verschijnsel ook toen al bestond:
“De meeste Menschen leven hier (in Drenthe HP) byna als in Westphalen, daar dit Land aan grenst; te weten in slegte Huizen van Hout en Leem opgemaakt, of wonende in geringe Hutten, waarin de Vuur-haard in ’t midden is, en de Koeijen, Ossen, Schapen, Verkens &c, benevens haar Huisgeraadje en Waaren rondom haar, in byna een vertrek zyn. Dog ze zyn geen onvriendelyke Menschen, nog ook Rovers of Dieven, die men anders wel in Boschagtige en schrale Landstreken te vrezen heeft. En het is in dit Landschap bovenmaten goedkoop leven; om dat er geen zware Impositiën op de Waren zyn, en ’t Land genoegzaam opbrengt, van allerley Noodruftigheden tot ’s Menschen Leven. Weshalven ook vele Menschen, als Renteniers, Officiers &c, veeltyds daarheen, inzonderheid naar Meppel, gaan wonen, wordende voor weinig Geld aldaar zeer wel en aangenaam bedient…”
Van die goedkope bediening in Meppel weet Knoop uit eigen ervaring. Hij en een vriend kwamen eens met paard en sjees van Zwolle. Het was hun bedoeling om over Steenwijk naar Leeuwarden te reizen. Buiten Zwolle echter, namen ze de verkeerde afslag en zo kwamen ze in Meppel terecht:
“Zulks op den Middag zynde en wy ook wat Appetyt verkregen hebbende,. vroegen we daar naar een goede Herberg, die ons aangewezen wierd. Alwaar wy wat Eeten gevraagt hebbende, met verscheiderhande spyzen, waaronder inzonderheid ook een goede welgekookte Ham was, getracteert wierden, benevens twee vlesschen Wyn. Vervolgens onze Reis weer na Steenwyk willende vervolgen en den Hospes vragende wat wy verteert hadden, moesten wy verstelt staan over ’t weinige dat hy eischte. Dit bestond in 24 Stuivers voor ons beide, waar onder ’t Voer en Stalling voor ’t Paard mede begrepen was. Wy beklaagden ons dan niet dat wy, schoon tegen onze mening, misgereden waren, te meer omdat onze Rydweg niet heel verre uit de weg was, en wy mogelyk te Steenwyk niet zo goedkoop ’t middagmaal zouden hebben gehouden “

Recente reacties