Geen bedelende kinderen meer in Beerta (1847)
Geplaatst op: 30 mei 2010 Hoort bij: Familie 3 reactiesMijn voorouders Perton woonden tussen 1788 en ca. 1860 in Beerta. Het waren dagloners, die menigmaal om steun moesten vragen bij de diaconie. Ik heb dan ook zo’n vermoeden, dat er wel wat familieleden in hun jonge jaren hebben rondgelopen op de manier, zoals dit krantenbericht schetst:
“In de gemeente Beerta (…) liepen dagelijks om de 50 a 60 kinderen langs de huizen bedelen, en terwijl deze kinderen geene school bezochten – schoon in de jaren der schoolpligtigheid vallende, en dus van alle onderwijs verstoken blijvende – waren zij lot last van de meer gegoede ingezetenen.
Om dit bedelen tegen te gaan en tevens het schoolgaan te bevorderen, heeft men een middel uitgevonden, dat niet anders dan krachtig kan werken. Men heeft zich namelijk eens gemaakt, om voortaan niets meer aan de bedelende kinderen bij de huizen te geven, maar aan ieder minvermogend en arm kind, dat geregeld de school bezoekt, dagelijks een half pond brood uil te reiken.
Ten gevolge hiervan heeft in eens het bedelen opgehouden, en, volgens getuigenis van den onderwijzer te Beerta, komen er alleen in de hoofdscbool aldaar dagelijks 30 a 40 kinderen meer geregeld ter school.
Zoo geeft dan de gemeente Beerta een voorbeeld, dat algemeene navolging verdient; een voorbeeld, om het bedelen tegen te gaan, waardoor tevens luiheid en vadzigheid en de zucht tot lediggaan worden uitgeroeid; een voorbeeld, om het schoolgaan, vooral der armen, krachtdadig te bevorderen, waardoor tevens het middel wordt gevonden, om op den duur de armoede te doen verminderen, en de bedelarij geheel te doen ophouden.
Werd deze maatregel algemeen nagevolgd, men zou eerlang niet meer zooveel ongelukkigen zien, die, verstoken van een doelmatig onderwijs en gewend aan ledigloopen, der armoede zijn prijs gegeven.”
Bron: Arnhemsche Courant 3 juni 1847 (pag. 3 bericht uit Groningen); zie ook de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant van een paar dagen later.

En door deze actie in Beerta, een goede daad verricht aan je voorouders, is het ook met jou goed gekomen, Harry. 😉
Lijkt me ook wel wat voor al die lieden die met een ontstemd muziekinstrument bij een supermarkt staan, verplichte muziekles voor een halfje bruin. Ach en in deze tijd kan er ook best een pakje jongbelegen goudse bij.
” luiheid en vadzigheid en de zucht tot lediggaan” ; eigen schuld dikke bult, waar heb ik dat toch meer gehoord? neoliberaal avant la lettre.
Het wrange was dat, afgezien van de geciteerde argumentatie, het brood inderdaad de doorslag gaf, want kinderarbeid en soms dus zelfs bedelarij was natuurlijk (zeker in slechte tijden) een noodzaak om het gezinsinkomen aan te kunnen vullen.
Zonder alle verantwoordelijkheid weg te willen redeneren, zat men dus veelal klem in de “iezeren kette van d’armoude”.
Zonder collectieve arrangementen, sociale voorzieningen, zouden we daar weer naar toe kunnen vervallen. De huidige generaties, ook ik, zijn die ervaring om te leven zonder, en dus afhankelijk te zijn van de diaconie, (gelukkig!) al lang niet meer gewend.
Maar dat kan ook tegen ons keren. Want juist die ervaring was voor voorafgaande generaties reden om het anders te willen. En pas als we die fundamenten zouden aantasten, en de armoede weer schrijnender wordt, dan merken we pas wat weg zouden hebben gegooid.
Ergo: maar goed dat er nog mensen met gevoel voor historie zijn die af en toe laten zien dat het ook anders heeft gezeten, en dat sommige zaken waard zijn om te koesteren (voeg ik er maar even aan toe)
Dt moest naar aanleiding van jouw verhaal even uit de pen Gelkhinge!