Hannekemaaiers, Hollandgangers en Moffen
Geplaatst op: 30 augustus 2010 Hoort bij: Geschiedenis 3 reacties“Het was de achttiende juni, toen ik al vroeg door grote koppels zogenaamde Hollandgänger (Hannekemaaiers, Moffen) gewekt werd, die met hun zeisen, wandelstokken en reiszakken een eigenaardige stoet vormden. Vrolijk en welgemoed trokken ze naar hun bestemming, en deelden zich daarom buiten de stad in verschillende groepen op, waarvan elke zijns weegs ging naar de boeren, wier gras ze maaien zouden.
Om het u, mijn vriend, duidelijk te maken, moet ik opmerken dat de huidige spaarzame landbouwer geen andere mensen in dienst heeft, dan die hij het gehele jaar door gebruiken kan. Voor dringende werkzaamheden die slechts op bepaalde tijden voorkomen, zoals gras maaien, hooien en koren zichten, verkiest hij deze mensen uit Münsterland, Paderborn enzovoorts, die voor een ronde som gelds een bepaald aantal morgens weide of akkerland te maaien hebben. Deze brengen zoveel spek en ham mee, als ze maar dragen kunnen, verkopen deze waren met winst en kopen zich van de opbrangst brood, koffie en jenever.
Het zijn nijvere arbeiders, die dag na dag niets anders doen dan gras maaien. Hen komen op de plaats anderen achterna, waaronder ook vrouwen en kinderen. Deze nemen het op zich, het gemaaide gras in hooi te veranderen en dat droog aan de boer te leveren. Heeft een hannekemaaier zijn karwei af, dan gaat hij met zijn kameraden langs de kortste weg en zonder dralen terug, om van het door hem verdiende geld onderweg zo min mogelijk uit te geven.
Met de thuisgebrachte contanten, die een 25 tot 30 gulden bedragen, betaalt hij zijn huur en leeft dan van zijn overige werkzaamheden het gehele jaar door met vrouw en kinderen in een stille, huiselijke gelukzaligheid. Het aantal van deze arbeiders die naar Groningen, Friesland en enige andere streken in Nederland gaan, is dermate groot, dat het voordeel dat ze het Vaderland brengen, een gewichtige zaak is, zodat zelfs de regeringen daarvan kennis nemen en hun gedrag bewaken. Kenners hebben mij wel verzekerd, dat deze lieden meer dan een half miljoen gulden jaarlijks naar hun vaderland brengen. Daar het gewoonlijk ruwe en eenvoudige mensen zijn, die vanuit de aangrenzende provincies naar Nederland gaan, heeft bij de Nederlandsers de opvatting postgevat dat een Münsterlander, ja elke Westfaal een domme kerel is die ze voor het lapje kunnen houden. Vandaar ook de spotnaam Mof voor een ieder die het voor hun onverstaanbare Duits spreekt, vuil is en geen goede manieren heeft.”
Uit Freundliche Erinnerung an Holland (1840) van de Duitse predikant en jongedameskostschoolhouder Friedrich Wilhelm Dethmar (deel III, pag. 256-258). Dethmar schreef deze briefpassage tijdens zijn verblijf in de stad Groningen, toen de vrolijke hannekemaaiers zijn hotel, de Doelen aan de Grote Markt, passeerden.

Wederom een mooi verhaal Harry. Uit onderzoek is gebleken dat mijn stamvader Coert Frideriks een hannekemaaier was. Hij kwam uit Schlangen, een dorp in het zuiden van het Duitse graafschap Lippe. Toen ik er een paar jaar geleden rondstruinde, kwam ik zelfs nog nazaten tegen. Coert Frideriks bleef in de veenkoloniën hangen en trouwde zijn geliefde. Bij zijn huwelijk verkreeg hij “een akte van bekendheid”, aangezien hij “in de onmoogelijkheid zijnde, weegens zijne geringe omstandigheid in de verafgeleegenheid, van de plaats zijner geboorte, zijne doop-acte te kunnen bekoomen”.
Waarop de ingezetenen “verklaaren dat gemelde Coert Frideriks bij ons welbekent is zeder den Jaar 1809 alhier verkeerd heeft en zich altijd eerlijk en braaf gehouden en gedragen heeft.”
De akte werd door acht personen ondertekend, waaronder de Maire te Nieuwe Pekel A en gezien bij mr. en de regter van het Canton Wedde.
Onder de trouwakte schrijft Coert Frideriks zijn naam in de Duitse Fraktur.
@Gelkinghe @Bob volgens zijn in de meeste (Oost-) Groninger arbeiders families wel nazaten van de hannekemaaiers te vinden.
Mijn overoma was een Bettenbroek een nazaat van hannekemaaier Johannes Bettenbrock/Bettenbroek uit Belm bij Osnabruck.
En ondanks dat de hannekemaaiers met de nek werden aangekeken wist Johannes met een al wat oudere landarbeidersdochter Van der Wal uit Nieuw Scheemda te trouwen. Het huwelijk was in 1816. In de jaren daarna was er een crisis in de landbouw. Johannes stierf (werkloos?) jong in 1823.
Een generatie daarna zien we een herhaling van zetten. Hindrik Bettenbroek trouwde met de eveneens oudere Aaltje Doedens, Zij was een dochter van een ” lutje” boer in Meeden. Zij was een nazaat van oorsrponkelijk welgestelde eigenerfde boeren. Die deels aan het einde van de 17e en begin 18e eeuw waren verarmd.
Die amalgaam maakt de Oldambtster geschiedenis zo kleurrijk!
@LB,
Ik zou niet anders dureven beweren. 🙂