Een D voor de armen – de praktijk in Beerta
Geplaatst op: 11 oktober 2010 Hoort bij: Familie, Geschiedenis Een reactie plaatsenIk stond hier al meermalen stil bij de letter D, die alle Oldambster armen vanaf 1781 op hun linkermouwen dienden te dragen. De plaatselijke diaconieën moesten deze overheidsmaatregel implementeren. Alleen voor armen vanaf zestig jaar werd er een uitzondering gemaakt.
In Zuidbroek en Muntendam voerde de diaconie de maatregel zonder mankeren door. In 1784 naaiden twee kleermakers er een D van blauw laken op alle bovenkleding van de bedeelde armen. Wie de letter van de mouw afdeed, kreeg geen steun meer. Dit overkwam inderdaad een vrouw die de D weigerde te dragen, omdat ze, zoals ze schreef,
“…als een gemerkt schaap bij hare vrienden niet durfde komen, en omdat de rijken dat teken hadden uitgedagt om den armen smaadheid aan te doen”.
Van Beerta wist ik al dat de maatregel er in 1821, dus veertig jaar na de eerste afkondiging, opnieuw ingevoerd was. Het ging toen om een D van geel koord of lint op de rechterarm.
Wanneer de D hier in onbruik was geraakt, wist ik niet. Dat heb ik intussen echter kunnen opmaken uit een resolutieboek van de Beerster diaconie. Op 1 november 1784 werd hier bij de uitdeling van de winterkleren bepaald:
“Ook zal de roode D op de klederen gezet worden.”
Een rode D dus, en geen gele, zoals later in Beerta, of een blauwe, zoals tegelijkertijd in Zuidbroek. In het Beerster besluitenregister staat op 2 maart 1786 ook de aanmaning van de Oldambster drost, om de uitkering te stoppen aan armen die de D niet droegen. De kerkeraad gelastte bij die gelegenheid de boekhoudend diaken nog eens uitdrukkelijk om hierop te letten. De armen moesten hem zelfs elke week tonen, dat ze de D werkelijk op de mouw hadden.
In maart 1786 bleken alle Beerster armen inderdaad de D te dragen. Maar uit het feit dat de kerkeraad die zomer de diakenen nog eens beval om de rode D op nieuwe armenkleren te laten zetten, krijg je niet de indruk van een enthousiaste doorvoering. En ook in 1789 voelde de kerkeraad zich genoodzaakt de diakenen nog eens aan hun plicht in deze te herinneren. Later ontbreken zulke aanmaningen in het resolutieboek, de maatregel zal daarom in de jaren na 1789 in onbruik zijn geraakt, waarbij er mogelijk een verband is met de hoogconjunctuur in de landbouw, die de repressieve en stigmatiserende maatregel wellicht wat minder noodzakelijk maakte.
In Beerta was er trouwens hoegenaamd geen sprake van openlijk verzet, zoals in Zuidbroek. Maar dat kan ook komen door de manier waarop het diaconale resolutieboek werd bijgehouden. In Zuidbroek was dat besluitenregister veel uitgebreider en explicieter dan in Beerta.
–=
Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 206 (archief hervormde gemeente Beerta), inv.nr. 38.

Recente reacties