Bedeeld door de diaconie van Beerta

Jaar Nr. Naam Gezin Huisvesting Verhuurder Huur Turf Incidenteel Weekgeld Totale kosten
1843  47 Haiko Pik  4  Kamer  wed. JJ Hilgenga ƒ 15   0 ƒ 15
1844  45 Haiko Pik  4  Kamer  HG Visker ƒ 16   0 ƒ 15
1845  42 Haike Perton  4  Kamer  HG Visker ƒ 16   1 ƒ 22
1846  42 Haike Perton  2  Kamer  JB Priet ƒ 15   1 ƒ 20
1847  35 Haiko Perton  4  Kamer  JB Priet ƒ 15   2 ƒ 0,50 + ƒ 0,75 in ziekte ƒ 25
1848  35 Haiko Perton  4  Kamer  JB Priet ƒ 15   2 ƒ 27
1849  35 Haike Perton  4  Kamer  JB Priet ƒ 15   1 ƒ 2 turf ƒ 35
1850  31 Haiko Peton  3  Kamer  JB Priet ƒ 15   0 ƒ 1 turf ƒ 24
1851  30 Haiko Peton  3  Kamer  JB Priet ƒ 15   1 ƒ 25
1852  27 Haiko Peton  3  Kamer  JB Priet ƒ 15   1 ƒ 25
1853  26 Haiko Peton  3  Kamer  JB Priet ƒ 15   1 ƒ 20
1854  26 Haike Peton  3  Kamer  JB Priet ƒ 15   1 ƒ 25
1855  25 Heik Peton  3  Kamer  JJ Steenblok ƒ 12   1 ƒ 18
1856  25 Heike Peton  2  Kamer  JJ Steenblok ƒ 12   1 ƒ 18*
1857  24 Heike Peton  2  Kamer  JJ Steenblok ƒ 12   2 ƒ ??
1858  20 Heike Peton  2  Kamer  JJ Steenblok ƒ 12   1 ƒ ??
1859  21 H. Peton  2  Kamer  JJ Steenblok ƒ 12   1 Onderstand + Geneesk. hulp ƒ 10,90 ƒ 26*
1860  21 H. Peton  2  Diac.wng   1 ƒ  6
1861  23 Foktje, wed. H. Perton  1  Diac.wng ƒ 3,- turf, ƒ 0,50 ineens + 2 lijkkisten 30 x ƒ 0,25 + 3 x ƒ 0,50 ƒ 30*

Bovenstaande tabel geeft weer, wat de diaconie van Beerta in de jaren 1843-1861 uitgaf aan het huishouden van  Haiko Perton, die ook wel Haiko Pik werd genoemd, Grotendeels berust het overzicht op statistische tabellen van bestede gelden of goederen (inv. nr. 38) in het archief van de hervormde gemeente Beerta (Groninger Archieven toegang 206). Helaas bleken deze niet altijd even betrouwbaar, zodat ik hier en daar correcties heb moeten aanbrengen aan de hand van kasboeken (inv. nrs. 39 en 40) en een bestedingenboek (inv. nr. 61).

Deze Haiko Perton, de vader van mijn betovergrootvader, was eind 1788 te Beerta geboren. Hij trouwde in 1821 als boerenknecht met de arbeidersdochter en dienstmeid Foktjen Geerts Wubbenaar, die ook in Beerta woonde, maar in 1792 geboren was in Blijham, als dochter van ouders die intussen verhuisd waren naar Oude Pekela. Haiko en Foktjen waren honkvaster dan haar ouders. Ze zouden hun leven lang in Beerta.blijven wonen, waar ze te boek stonden als arbeiders en dagloners. Tussen 1822 en 1834 kregen ze er vier zonen, waarvan er een jong zou sterven, en ook nog een dochter. Van de drie overlevende zoons zou er uiteindelijk geen enkele in Beerta blijven wonen. Waar de dochter bleef is me onbekend.

Haiko en Foktjen konden zich in 1843, toen ze respectievelijk 55 en 51 jaar oud waren niet meer redden. Vandaar dat ze zich tot de lokale diaconie wendden voor steun. Omdat ze nog niet tot de aller-, allerarmsten behoorden, kregen ze geen weekuitkering, brood en kleding, maar voorlopig alleen maar de huur van hun woninkje. Met hun twee nog inwonende kinderen behoorden ze zo wèl tot de ruim honderd bedeelden van Beerta.

In de tweede kolom van bovenstaande tabel staat het rangnummer van hun huishouden op de lijsten van bestede gelden en goederen. Naarmate er oudere bedeelden stierven, kwam het huishouden Perton hoger op zo’n lijst te staan.

Uit de derde kolom blijkt dat de naam van mijn voorzaat nogal eens verschillend gespeld werd. Niet alleen bezigde de boekhoudend diaken de eerste jaren Haiko’s bijnaam, ook verglijdt diens voornaam naar het flauwere Heike, terwijl de r naderhand nogal eens wegvalt uit de achternaam, waarschijnlijk omdat het in de uitspraak een stomme r was. Ook in acten van de burgerlijke stand werd de naam wel eens als Peton geschreven, een enkele keer zelfs als Puton, hetgeen eveneens wijst op het niet uitspreken van die r.

In kolom vier zie je het aantal gezinsleden volgens de diaconie. In eerste instantie woonden er nog twee kinderen bij Haiko en Foktjen in, maar die vertrokken dus naderhand. De teruggang van 4 naar 3 gezinsleden in 1850 zou kunnen samenhangen met het vertrek van mijn dan negentien jaar oude betovergrootvader. Is die taxatie juist, dan komt de verdere teruggang van 3 naar 2 gezinsleden in 1856 door de verhuizing van de enige dochter. Een opmerkelijke anomalie in het regelmatige lijstje met aantallen gezinsleden vormt het jaar 1846. Er zou een vergissing in het spel kunnen zijn, maar misschien is er ook wel een verband met het feit dat de jongste zoon Elzo, mijn betovergrootvader, dat jaar opgepakt werd voor smokkel.

Getuige de vijfde, zesde en zevende kolom bewoonden Haiko en Foktjen tot 1860 povere eenkamerwoninkjes van vier verschillende verhuurders. Binnen Beerta verhuisden ze dus nogal eens, waarbij de huren in de loop der tijd steeds lager werden. Misschien verhuisde het gezin uit vrije wil, misschien gebeurde dat onder druk van de diaconie. Hoe dan ook moet armoe daar een rol in hebben gespeeld. Dat de diaconie het romphuishouden in 1860 in een diaconiehuisje kon plaatsen, scheelde haar natuurlijk ook.

De meeste winters – zie de kolom Turf – kregen Haiko en Foktjen één voer turf van de diaconie, maar in de winters van 1847, 1848 en 1857 kwam daar nog een extra karrevracht bij, terwijl de diaconie in 1849, 1850 en 1861 incidenteel nog kleinere porties turf extra gaf. Misschien is er een verband met koude winters? Uit de kolom met incidentele steun blijkt ook, dat er in 1847 sprake was van ziekte, zodat Haiko en Foktjen minder konden werken, wat de diaconie met kleine bedragen opving. Geneeskundige hulp bleek er nodig in 1859, wat resulteerde in de grootste kostenpost aan incidentele steun.

Begin 1861 overleed Haiko. De diaconie betaalde de lijkkist en gaf Foktjen 3 gulden voor turf en 50 cent ineens, Vanaf maart kreeg ze bovendien een weekgeld van een kwartje. Toch vond ze dat niet genoeg, vandaar dat ze haar beklag deed bij de Commissaris des Konings, zo weet ik uit andere bron, Hoewel de burgemeester van Beerta de CdK meldde dat Foktjen niets te klagen had met haar weekgeld en haar vrije woning en turf, zou haar schamele uitkerinkje in het najaar toch nog worden verdubbeld tot 50 cent. De aanleiding daarvoor was waarschijnlijk weer ziekte. Na drie weken het hogere tarief ‘genoten’ te hebben, overleed Foktjen immers, waarna de diaconie ook haar lijkkist betaalde,.

Waarmee we zijn beland bij de laatste kolom, die van de totale onderstandskosten per jaar voor dit huishouden. Wat dat aangaat hakten vooral de extra turf en de hoge turfprijzen er in sommige jaren in. Daarnaast waren de uitgaven bij ziekte en dood van belang.



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.