De treurige huishouding van Leisje Sleepkous
Geplaatst op: 2 oktober 2012 Hoort bij: Geschiedenis 2 reactiesVeel oude lokale notariële archieven bevatten boedelinventarissen. Het zijn opsommingen van alle bezittingen van meestal een weduwe of weduwnaar die gaat hertrouwen, terwijl hij of zij minderjarige kinderen van haar overleden partner heeft. De inventaris moest de erfportie van die voorkinderen dan beschermen tegen de eventuele grijpgrage vingers van de stiefmoeder of -vader. Het opmaken van zo’n stuk was wettelijk verplicht in een tijd dat mensen lang niet zo oud werden als nu, in een tijd ook dat relatief veel kinderen half of helemaal verweesd raakten.
Boedelinventarissen zijn fascinerende stukken, omdat ze je als het ware in staat stellen rond te kijken in huishoudens uit een ver verleden. Je kunt zien wat voor ambacht of professie iemand uitoefende, of iemand arm of rijk was, of er boeken of schilderijen of muziekinstrumenten in huis te vinden waren. Door zo’n opsomming van items krijg je een indruk van hun eigenaar. Als je een hele serie van zulke lijsten achter elkaar leest, heeft menige bezitter wel iets eigenaardigs.
De spullen moesten wel een economische waarde vertegenwoordigen, om op zo’n lijst terecht te komen. Klein kinderspeelgoed zoals bijvoorbeeld tollen vind je er zelden op terug, en ook katten schitteren door afwezigheid, terwijl we weten dat zulk spul wel degelijk in huishoudens aanwezig was. Om dezelfde reden zullen versleten zaken niet gauw opgeschreven zijn, of het gebeurde onder verzamelnamen als ‘plunderij’ of ‘rommelarij’.
Hoogst curieus zijn daarom enkele coupletten uit het lied ‘De Vryagie en ’t Houwelyk van Jan Mankebil met Leisje Sleepkous, en den Inventaris van de Goederen‘ dat ik aantrof in de bundel Het vermakelyk Bagynhof of den Hollanschen Edelman uit 1739. De opsomming van Leisjes goederen is in feite een pastiche op een boedelinventaris – ze bevat louter zéér gemankeerde spullen, want Leisje Sleepkous heeft geen nagel om haar kont te krabben:
Doen ging ik met behagen,
Met myn Bruid zeer net:
Te slapen tot schoon dagen,
De bloote onderlagen,
Dat was het Bruids bed.Alle haar beste kleeren,
Waren geen schelling waart!
drie stoelen zonder matten:
Twee kreupele blinde katten,
Saten by den haart.Een Tafel zonder poten,
Een kast zonder deur:
Twee blinde Schilderyen;
Gescheurt aan wederzyen,
Hongen aan de muur.Zy had een ouden Spiegel,
Die was zonder glas!
Een Beezem en Luywagen,
Om de vloer aan te veegen,
Die ook stukken was.Een Emmer zonder duygen,
Wastobben zeer lek:
Een Vuurtang zonder lippen,
Een Schaar die niet kan knippen,
Een oud Schottelrek.Zy had nog een Pollepel,
die was zonder steel!
Haar Potten ende Pannen:
Haar Glazen ende Kannen,
Deugden ook niet veel.Haar Pispot zonder ooren,
Koekpan met een gat:
Vyf stukkende Taljooren:
Een Asschop wilt aanhooren,
Die was zonder bladZy had een houten Heugel,
Een gescheurde Doofpot:
Hangyzer zonder beugel,
En nog een drie duyts Vleugel,
die was half verrot.

Het vers zelf is ook een kreupelrijm van heb ik jou daar.
Van de verrotte schelvis naar twee kreupele blinde katten en een schaar die niet kan knippen. En wij maar zeuren dat we het toch zo slecht hebben met de huidige crisis
@ Zou je willen overwegen een stem bij me uit te brengen?
Ik ga met de rammelende collectebus rond 😉
Zo ja, alvast hartelijk dank!