Een smokkelbakkerij tussen Leek en Nietap
Geplaatst op: 8 oktober 2012 Hoort bij: Drenthe vrogger, Geschiedenis 4 reacties
Op 27 januari 1682 vaardigden Gedeputeerde Staten van Stad & Lande twee heren uit hun midden af naar Leek. Daar moeten ze onderzoek doen naar “een huijs daer omtrent in ’t Landtschap Drenthe staende waer uijt veele sluijckerijen soude geschien”.
Elke provincie had nog een eigen belastingregime, en dus waren goederen in de ene provincie goedkoper dan in de andere, wat smokkel in de hand werkte. Dat zou ook hier in Leek het geval zijn. Vanuit het huis dat de heren op de korrel hadden, zouden waren in de provincie Stad & Lande zijn gebracht, zonder dat er de vereiste belasting over was betaald.
Op 3 februari rapporteerden de heren die naar Leek waren geweest. Ze hadden er “in oogenschijn genomen” de behuizing van een Jan Heres bakker, en een schuur die niet ver van diens huis in diens hof stond. Het huis bevond zich in de provincie Stad & Lande en de schuur in de landschap Drenthe. Zowel in het huis als in de schuur zag de commissie een oven. Zowel in het huis als in de schuur troffen de heren brood aan “gemaeckt nae de forme ende het gewichte in dese provincie (Stad & Lande HP) gebruijkelijck”. In de schuur lagen bovendien kleine vaatjes, die normaliter werden gebruikt voor het smokkelen van brandewijn.
De heren namen in overweging, dat de bewuste bakker aan de overkant van de provinciegrens nauwelijks brood kon verkopen, aangezien “de Ingezetenen van het Landtschap Drenthe (…) doorgaens haer eigen broodt waeren backende”. Ook verklaarde de belastinggaarder “op de Leecke” dat de belasting op het gemaal nog maar de helft opbracht, van wat er eerder bij hem binnenkwam. En dat kwam dus door die bakker, dat kon haast niet anders. Er moest wat gebeuren, want als de situatie zo bleef als ze was, bleef het voor de belastinggaarder onmogelijk om bij Jan Heres te controleren.
Op dit rapport besloten Gedeputeerde Staten dat de bakker op de grens van Leek en Nietap “tot voorkominge van frauden” zou moeten toestaan dat de belastinggaarder zowel in zijn huis als in zijn schuur controleerde. Ook mocht de bakker in zijn huis, schuur en hof, afgezien van de spullen die hij voor zijn ambacht nodig had, geen voorraden hebben van spullen waarover in Stad & Lande impost betaald moest worden. Zouden ze hem daar toch op betrappen, dan gaven de heren hem een beroepsverbod.
—
Bron: RHC Groninger Archieven, archief Staten van Stad en Lande inv. nr. 140 Actenboek GS 27.1 en 3.2.1682

zo te lezen valt de ambtenarij van tegenwoordig nog wel mee 🙂
Vanuit het hedendaagse perspectief nog al bizar, maar wel een mooi verhaal.
Mooi artikel!
Sjonge Harry ik blijf me verbazen over jouw schitterde verhalen, ik geniet met volle teugen van dit soort vertelsels.