De eerste suikercampagne (1897)

‘Een bron van werkkrachten.

Een onzer Groningsche correspondenten schrijft ons:

In ’t begin van October is de Noord-Nederlandsche beetwortelsuikerfabrlek te Vierverlaten hare campagne begonnen. Omdat het de eerste fabriek van die soort in ‘t Noorden was, wist niemand welke voordeelen een dergelijke fabriek aan de omgeving kon schenken.

Wat een ongewone beweging! Van ’t begin van October tot op heden liggen er dagelijks meer dan honderd schepen of in lossing of daarop wachtende; een waar mastbosch in het Hoendiep voor de fabriek en in het aangrenzende Aduarderdiep, waar den schippers door de provincie eene ligplaats is aangewezen om verstopping in het drukbevaren Hoendiep te voorkomen, waar alreeds over geklaagd werd. Worden in Zeeland en Noord-Brabant de bieten door groote schepen (tjalken) en per trein aangevoerd, hier kan alles slechts aangevoerd worden door kleine schuiten van 20 tot 40 ton.

Deze kleine schepen kunnen alleen de kleine en ondiepe kanalen, waaraan alle dorpen in Groningen en Friesland liggen, bevaren. Voeren deze schippers andere jaren meest met turf, thans heeft de fabriek ze, tot zoolang de campagne duurt, aangenomen. Geen wonder dan ook dat de veenbazen, die in dezen tijd van ’t jaar meest hun product moeten afzetten, ach en wee roepen over de weinige drukte en menigeen bevreesd wordt met zijn turf te blijven zitten.

Dat de schippers al vrij wat aanvoerden, getuigen de kolossale hoopen bieten, welke nog niet verwerkt konden worden; ofschoon dit jaar nog maar met halve kracht arbeidende, wordt dagelijks meer dan 600.000 Kg. verwe[r]kt en toch nemen langzamerhand de twee hooge, verbazend lange rijen bieten in omvang toe.

Natuurlijk heeft Vierverlaten en het onmiddellijk daaraan grenzende Hoogkerk van al die drukte veel voordeel, maar lang zooveel niet als men denken zou, daar een trits van leveranciers van wijd en zijd hier hunne waren zoeken aan den man te brengen. De vele bootjes der leveranciers, de tallooze ladende en lossende schepen geven het Hoendiep een aanzien van ongekende welvaart.

De fabriek met hare vele en velerlei werkzaamheden eischt tal van werkkrachten, die de naaste omgeving niet kan leveren. Vele arbeidskrachten leverde niet alleen de op één uur afstands liggende stad Groningen, maar ook de omliggende dorpen. Nu de werkzaamheden op veld en akker zijn afgeloopen en de tijd der werkloosheid weer aanstaande was, zoeken vele arbeiders werk aan de fabriek. Daartoe verlaten velen reeds des morgens te vier uur hunne woning, om eerst des avonds tegen 7 à 8 ure terug te keeren, den geheelen dag levende op de meegebrachte boterhammen.

Is de verdienste voor het moeilijk en ongewone werk, vermeerderd met de vier uren loopens per dag, niet groot, ongeveer ƒ 1 per dag, toch zijn de arbeiders blij werk te vinden, daar de daghuur in de plaats hunner inwoning nooit meer bedraagt dan ƒ 0,50, zegge vijftlg centen per dag. De ontbeerde nachtrust der week verhalen zij op den Zondag; dezen dag, die gewijd moest zijn aan hun gezin en hunne ontspanning, brengen ze grootendeels slapende door, om frissche krachten op te doen voor de moeilijke taak, die hun de komende week wacht.

Het overblijvende van de verwerkte bieten, de pulp, was in deze streken tot nog toe onbekend. Waren er in ’t begin slechts enkele landbouwers, die eene proef namen met het voederen van pulp, langzamerhand werd het getal grooter, zoodat nu dagelijks tal van wagens, gevuld mat het goedkoope bijvoeder, ƒ 1.50 de 1000 Kg., van de fabriek terugkeeren; de pulp wordt bij de boerenwoningen ingekuild om dezen winter den niet overgrooten voorraad hooi aan te vullen. Ook vele schippers, die bieten aanvoeren, nemen pulp mee terug. Mocht de voederwaarde meevallen, ongetwijfeld zal een volgend jaar de aanvrage om pulp veel grooter worden.

Geeft de fabriek aan vele handen werk, ook de bereden politie, gestationeerd te Groningen, kan hiervan meepraten. ‘t Kan niet uitblijven, dat bij die honderden werklieden en schippers opstootjes plaats hebben. Daar de fabriek kort geleden telephonisch met de stad is verbonden, wordt de politie zeker meer gecommandeerd dan haar lief ls, om de verbroken orde te herstellen.

Wie ook niet juichen, dat zijn de vele visschers van het Aduarderdiep. Zij klagen steen en been over het vervuilen van ’t vischwater en dientengevolge ’t sterven der visch; de fabriek, die alle moeite heeft aangewend, om het afgevoerde water in verschillende bassins te ontsmetten, is hierin nog niet naar wensch geslaagd. Zal hier nooit die vervuiling ontstaan als in de Groninger Veenkoloniën, daar het Aduarderdlep bijna onmiddellijk op zee loost, toch zou het jammer zijn, wanneer het vischrijke water werd bedorven.’

 

Bron: De Telegraaf 18 november 1897.

 


4 reacties on “De eerste suikercampagne (1897)”

  1. Dick Bolt schreef:

    een leuk en leerzaam artikel

  2. Mooie sfeertekening van de eerste noordelijke bieten- of suikercampagne.

  3. Bert Visser schreef:

    Wat een prachtig verhaal. Dus al in 1897 werd geschreven over de vervuiling van het water van het Aduarderdiep (Pas eind jaren ’40 en begin jaren ’50 van de vorige eeuw gekanaliseerd). Pas toen de ‘smeerpijp’ richting de wadden, ik meen in de jaren ’60, in gebruik was genomen konden we weer vissen in het Hoendiep. Dat kon toen kennelijk nog, een speciale vuilwater afvoer naar de wadden. Niet alleen de suikerfabriek; alle Hoogkerker fabrieken waren aangesloten op de ‘smeerpijp’. Overigens heeft die ‘smeerpijp’ begin deze eeuw nog de gemoederen danig beziggehouden nadat bleek dat er boven Groningen vervuilingsproblemen ontstonden door de aanwezigheid van de ‘smeerpijp’ die toen allang zijn functie verloren had.

    • groninganus schreef:

      Die vervuiling van het water in het Hoen- en het Aduarderdiep liep inderdaad weldra in het oog, en gaf de volgende jaren tijdens campagnes steeds aanleiding tot klachten. Ook daarover is een verhaal te schrijven.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.