Bommen Berend over de Groninger vrouwen
Geplaatst op: 7 februari 2014 Hoort bij: Stad toen Een reactie plaatsen“Van Gaalen
Ofschoon nu de burgers binnen Groningen haare huysen voor oogen sagen ruïneeren en verbranden, egter begaf haar de moedt niet. Wanneer zy malkander ontmoeteden, was dit de gewoone aanspraak: Hoe vaart gy? Hoe gaat het met uw huys? En ’t antwoordt: ‘t Meeste gedeelte legt reets onder de voet. Ja ’t myne ook. De Bomben-Barent sal de Stadt evenwel niet krygen.
De vrouwen waren even soo verdraagsaam en moedig als de mannen, en konden in dien tydt met minder verbaastheit een brandende bombe of een gloeyende kogel in haar huys sien vallen of vliegen, als te vooren wanneer iemandt met morsige laarsen of schoenen in haar beste vertrek quam stappen.
Een seekere vrouwe, welker grootste rykdom in een enkel huys bestondt, sag een bombe daarin komen rollen. Dierhalven greepse met der haast eenige der beste meubelen en een silveren beeker in haaren boeselaar, liep daarmeede de deur uyt, haalde den beeker voor den dag, en zeyde tot het omstaande volk: Desen sal ik noch aan den Heer Commandant Rabenhaupt vereeren, indien hy de Stadt behoudt.
Eene andere, welker huys boven haar hooft verplettert en zy onder de puynhoopen half begraven wierdt, riep met een heldere stemme, terwyl men haar daaruyt hielp: De schelm sal de Stadt evenwel niet hebben.
Feuchtwangen
Diergelyke dingen geven veel moedt tot verdeediginge en behoudenisse van een beleegerde stadt; nademaal het kermen en huylen der vrouwen, integendeel, den mannen de couragie beneemt.”
—
Bron van dit citaat: pagina 368-369 van een samenspraak tussen Siegfried van Feuchtwangen, grootmeester der Duitse orde en Christoffel Barend van Galen, bisschop van Munster, p. 261 e.v. in Maandelyksche berigten uit de andere waerelt of de spreekende dooden, bestaande in redeneeringen tusschen allerhande verstorvene potentaten en personagien van rang… (Amsterdam, september 1731). Overigens lijkt veel van de stof voor deze postume samenspraak te zijn ontleend aan pamfletten uit 1672.

Recente reacties