Een brandschattend leger, vlak over de landsgrens (2)

De Franse raid op Oost-Friesland komt ook ter sprake in de Groninger Courant, die berichten en brieven uit Bonda (Bunde) publiceerde. Daar woonden indertijd voorouders van mij, waaronder de man die zo’n beetje als eerste de achternaam Perton droeg. Reden om zulke berichten met extra belangstelling te lezen.

Eigenlijk reageerde de Groninger Courant eerst vrij laat op het oorlogsnieuws uit Oost-Friesland. De krant lijkt net zo verrast te zijn geweest door de Franse aanval, als de Oostfriese overheid in Aurich. Verschenen de Franse huzaren op de 22 september 1761 in Oost-Friesland, pas op de 29ste stond het eerste bericht over hun brandgang in het Groninger nieuwsblad. En dat terwijl er nog talloze personele, familiale en religieuze banden tussen Oost-Friesland en Groningerland bestonden: deels sprak men daar dezelfde taal, het calvinisme was er even dominant als hier en predikanten hadden hun standplaatsen nu eens aan deze, dan aan gene kant van de grens.

Dat eerste bericht breekt wel al ferm de staf over de Fransen, “onaangename gasten” die “barbaarschheeden” pleegden. Onder de “schandelijke behandelingen” die de Oost-Friezen moesten ondergaan, mat de krant ook breed uit de bejegening van vrouwen, waardoor immers ook de vlam in de pan sloeg:

“Geen vrouwspersoon is voor hunne spoorloze en verwoede driften beveyligt, dezelven worden door hen deerlyk mishandeld, geslaagen, onteerd of opgeslooten indien haare mannen gevlugt zyn. Zoo dat veele van die weerlooze sexe dikwils met haare zuigelingen hunne goederen en betrekkingen moeten verlaaten en elders hun wyk zoeken, om beveyligt te worden voor de allergruwelykste mishandelingen.”

Over Bonda meldt dit eerste bericht, dat de inwoners er 30.000 dukaten brandschatting moesten opbrengen, wat neerkomt op bijna 160.000 Nederlandse guldens:

“Vyf perzoonen der begoedste aldaar zyn als gyzelaars op waater en brood op den tooren gezet, en men telt hen alle daagen een goed getal stokslaagen toe. Zy eysschen van eenige derzelve om 500 ducaten op te brengen eer zy weder van den tooren ontslaagen konnen worden.”

Van de Pruisische Polder, even over de grens bij Nieuweschans, eisten de Fransen eveneens 30.000 dukaten, terwijl er maar 21 boerderijen in deze polder lagen, die dus elk een 7500 gulden moesten opbrengen. Voor zo’n bedrag kon je destijd in de stad Groningen een rijtje huizen kopen, om maar even aan te geven hoe exorbitant deze eis wel was.

Het dorp Weener kreeg van hetzelfde laken een pak.  Hier gijzelden de Fransen  zelfs de predikanten,

“…welke op eene deerniswaardige wyze behandeld worden. De gevangenisplaats is onder in den tooren, alwaar hen zon nog maan beschynd, moetende haare rustplaatze op de planken neemen.”

Op 2 oktober plaatste de Groninger Courant een brief uit Bonda van drie dagen eerder – het Oost-Friese nieuws kwam dus al wat sneller in de kolommen. De correspondent maakte gewag van de slag bij Leer, waarbij een Franse generaal gewond zou zijn geraakt. Intussen kon men zich in Bonda vrijelijk bewegen zonder dat men de kans liep lastig gevallen of uitgeschud te worden. Van deze adempauze maakten de inwoners gebruik, door hun kostbaarheden subiet over de landsgrens in veiligheid te brengen:

“In Bonde is geen een Fransche meer te vinden, zoo dat alles weggevoerd word na de Oude Schans.”

Ook meldde de correspondent dat de Fransen een huis van een voornaam ingezetene van Bonda finaal hadden gesloopt:

“’t huys van Lauwert Pieters ligt onder voet, de muiren zyn omvergeworpen.”

Enkele laatste berichten in dezelfde editie gewaagden van het ophangen, door de Fransen, van een paar boeren in Leer. In Bonda deden de Fransen overigens water in hun wijn:

“De persoonen die te Bonde als gyzelaars gevangen gezeeten hebben, zyn gisteeren, nadat men wegens dat dorp voor 10.000 ducaten geaccordeerd was, weder ontslagen en op vrye voeten gesteld.”

Maar de Fransen kwamen hier nog eens terug:

“Op dit ogenblik ontfangt men berigt, dat ’t by Bonde en daar omstreeks opgepropt van Franschen is, en de toestand aldaar is tot nog toe elendig.”

Dit betrof echter de troepen die de huzaren aflosten en die zich heel wat civieler gedroegen. Bovendien zouden zij op 5 oktober alweer inrukken. In dit geval was de angst dus onterecht.


One Comment on “Een brandschattend leger, vlak over de landsgrens (2)”

  1. Ik vraag me af waar men zo snel zoveel geld vandaan haade, De kans is groot dat dat uit Nederland kwam.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.