Gered uit de ijzige Eems, bij vliegende storm
Geplaatst op: 14 maart 2014 Hoort bij: Geschiedenis Een reactie plaatsen“Delfzyl den 15 february. De storm die gepasseerden zondag woedde, heeft zig ook alhier, met het vergaan van drie koopvaarders, allertreurigst gekenmerkt. Eene waarvan geen naam niet word opgegeeven, was geladen met stukgoederen; de 2de gevoerd door Hartman L. Franken met wyn van Embden, en de 3de gevoerd door Geert H. Klompien was beladen met garst. Den grootsten lof meet men toezwaaien zo aan ons eigen zeevolk, als die der vreemde natiën hier ter rheede leggende, door welker activiteit en stout bestaan de schipbreukelingen allen gered en nog een gedeelte der ladingen geborgen zyn.”
Aldus de Groninger Courant van 17 februari 1804 in een bericht dat weinig specifiek is over de precieze omstandigheden en nogal de nadruk legt op de lading van de schepen. Vaak zijn dergelijke berichten in de verschillende kranten vrijwel eensluidend, zo niet echter in dit geval. De Ommelander Courant van dezelfde datum heeft namelijk een veel uitvoeriger bericht, waardoor de lezer zich ook een veel beter beeld van de afschuwelijke situatie kan vormen. Zo blijkt de storm een zeldzaam ijzige uit het oostzuidoosten die opspattend water vrijwel meteen deed bevriezen:
“Delfzyl den 15 february. Gepasseerde zondag was men alhier ooggetuige van de bitterste ellenden, maar tevens ook van menschlievende ondernemingen! Kapt. Hartman L. Fransen was met zyn onderhebbend schip de Vrouw Oosting de vorige avond alhier voor de haven ten anker gekomen en wierde des nagts door een vliegende storm uit het O.Z.O, vergezeld van een strenge vorst, waardoor al het water, ’t welk gestadig op en over het dek sloeg, tot ys wierde, overvallen. De schipper des nagts om 12 uur bemerkende dat syn schip lek was geworden, en niet lange daarna ondervindende dat, reeds 3 à 4 voeten water in het schip hadde, nam des morgens om 7 uur, terwyl het water op het laagste was, het besluit, om met een jongetje van 14 jaren de vlugt te nemen naar een nabyleggend schip. Zulks gelukte hem, doch de schipper ziende dat door zyn stuurman niet wierde gevolgd, ging wederom tot aan de arms in het water en slik om zyn stuurman te redden! Dan, dezelve niet meer kunnende beseffen wat tot zyne redding nodig was, moest door den schipper worden agtergelaten teneinde zyn eigen leven te redden. Zodra nu het water begon te wassen, sloeg het schip opzy en zonk vervolgens. De agtergebleven stuurman zogt zyn leven in de mast te redden en hield zich aan de touwen van dezelve vast, met welke hy gestadig onder water wierde geslagen. Men zag dit akelig toneel van hier met betraande ogen aen, elk was vaardig den ongelukkigen te redden, dog weer en wind gedoogden het niet. Twee chaloupen ondernamen zulks echter, dan kwamen, heiaas!, onverrigterzaak terug. De menschlievende en brave kapt. Tjapke Roelfs van Hamburg, liggende met zyn onderhebbend schip, de Vrouw Margaretha, alhier in de haven, begaf zich, schoon oud van dagen, in zyn chaloup en wierd door zes andere brave mannen gevolgd. Deze de harde wind en holle zee trotseerende, en met brandende yver bezield zyn in doodsgevaren verkeerende medemensch te helpen, roeyde met zyn onderhebbende manschappen naar den ongelukkigen en redde denzelven, die, schoon als dood aan de wal gebragt, echter door de vlyt van den doctor wierde gered.
Niet minder akelig was het gene des nademiddags voorviel. Kapt. Geert H. Kompien was mede de vorige avond alhier op de rhede ten anker gekomen en had – boven zyn stuurman – zyn vrouw, een jongetje van vyf jaren en een passagier aan boord. Nadat des nagts en volgende dag in het grootste gevaar van hun leven te verliezen hadden doorgebragt, en wegens menigvuldigheid van ys geen kans zynde hun leven te redden, namen eindelyk het noodlottig besluit, hun anker te kappen, teneinde, waar het mogelyk, hun leven op het strand te redden. Zodra aan strand waren, nam de passagier een touw, bond hetzelve om zyn arm en kwam gelukkig aan strand. Hierop ontbrak het ook geenzints aan menschenvrienden. Het touw door den passagier medegenomen wierd aan een op strand liggend tros gestoken, teneinde door de schipper aan boord te kunnen worden gehaald. Deze hetzelve aan boord hebbende, bond eerst zyne vrouw, daarna zyn jongetje met gemeld touw vast, die door de op strand zynde menschenvrienden door het water wierden gesleept en gered. Intusschen verdiend kapt. Hindrik Janssen alle lof, die zich niet heeft ontzien, toen het arme kind van boord wierde gehaald, zich tot aan het midden in het water te begeven, teneinde hetzelve te redden. Op de wyze als voorschreven zyn ook de schipper en stuurman gered; alle schoon door de strenge koude bevangen, zyn door de nodige verkwikking, hun van alle kantea toegebragt, gelukkig gered.
Dank zy derhalven de menschlievende kapt. Roelofs. Dank zy alle de gene die hunne menschlievende daden zo meesterlyk aan den dag hebben gelegd.
Ook is hier een schip beladen met stukgoederen in de haven gezonken. Er zyn meer ongelukken gebeurd, teveel om te melden. Intusschen zyn alle menschen gered.”

Recente reacties