Tjabering Pauwels (II)
Geplaatst op: 9 juli 2014 Hoort bij: Familie Een reactie plaatsenIk noemde mijn voorvader Tjabering Pauwels gister “zo te zien vroom”.
Het mag dan zo zijn dat Tjabering drie bijbels bezat en ook nog wat andere, waarschijnlijk stichtelijke boeken, maar toch had ds. Eyssonius van Finsterwolde, een echte ‘fiene’, weinig met hem op.
Dat bleek in 1745, toen dominee geruchten ter ore kwamen over “seer ontugtige woorden en weddenschappen” door Tjabering. Dominee liet verklaringen dienaangaande afleggen. Volgens hem pasten dergelijke zaken noch een lidmaat, noch een “naam Christen”. Eyssonius hield Tjabering dus voor iemand die je weliswaar voor het uiterlijke een christen mocht noemen, maar die innerlijk onbekeerd en daarmee eigenlijk een christen van de minste soort was.
Voor de kerkeraad geroepen, erkende Tjabering dat hij een weddenschap had afgesloten, al was dat heel anders gegaan dan dominee beweerde. Van de ontuchtige uitlatingen herinnerde de zondaar zich hoegenaamd niets, omdat hij destijds dronken was geweest. Voorlopig hield de kerkeraad onder Eyssonius‘ leiding hem van het Heilig Avondmaal af, tot zijn gedrag zou verbeteren en hij ook openlijk voor zijn wangedrag zou uitkomen en dit zou betreuren. Tjabering was ’t allemaal best, hij wilde nog wel graag het een en ander op papier hebben, maar dat deed de kerkeraad alleen als de classis dat zou bevelen.
Weldra stierf ds. Eyssonius, maar onder diens opvolger, de even bevindelijke ds. Janssonius, bleef Tjabering van het avondmaal uitgesloten. Toen hij eind 1745 zijn schuld voor de kerkeraad beleed en weer om toelating verzocht, bleef de kerkeraad hem voorlopig nog afhouden wegens de “zo grote ergernis” in de gemeente. Pas tegen het volgende Avondmaal zou het consistorie deze schorsing heroverwegen. Blijkbaar was dit tegen het zere been, want Tjabering vertoonde zich toen niet in de kerkeraad. Pas in februari 1748 verzocht hij bij een huisbezoek weer om toelating. Inderdaad liet de kerkeraad hem nu weer toe, zij het met een ernstige vermaning.
Deze schrobbering hielp echter niet afdoende. Althans, eind 1756 ging er een gerucht door Finsterwolde dat Tjabering met Egbert Garbrants op de vuist was gegaan in het huis van Jan Zijl (waarschijnlijk een zijlwaardershuis dat tevens als herberg fungeerde). Beide vechtersbazen beschuldigden elkaar ervan, als eerste te hebben geslagen. De nieuwe predikant van Finsterwolde, ds. Busscher, anders dan zijn voorgangers juist geen bevindelijke scherpslijper, vroeg vervolgens aan de vrouw en de oudste zoon van Jan Zijl, hoe de vork precies in de steel zat en zij gaven aan dat Tjabering loog. Met dat gegeven ging ds. Busscher bij Tjabering langs en hij hield deze “met een vriendlik wezen en met een vriendlike stijl van zeggen” voor, dat de waarheid toch anders was, dan Tjabering aangaf. Impliciet blijkt hieruit, dat je bij Tjabering op eieren moest lopen. Maar ondanks de diplomatieke tact ontstak Tjabering in woede. Ook kwam hij, zoals wel vaker in dit soort gevallen, met een jijbak op de proppen: hoe durfde dominee hem dit te verwijten terwijl dominee zèlf in vijandschap leefde met zijn buren, die daarom op zondag niet eens in de kerk kwamen? Tjabering beweerde dat hij de ruzie met Egbert Garbrants allang bijgelegd had. Hij daagde ds. Busscher uit om er een kerkeraadszaak van te maken, wat voor de zielzorger het sein was om te vertrekken:
“Als gij u an de vermaning van mij als predikant niet wilt onderwerpen, dan heb ik hier niet langer te doen.”
Tjabering liep de predikant echter vanuit zijn huis achterna om hem toe te roepen dat hij wel eens wat vaker op huisbezoek mocht komen. Waarop dominee antwoordde dat hij Tjaberings huis nooit gemeden had, maar nu merkte dat hij er al te vaak kwam.
Kennelijk zat Busscher toch wel wat met het geval in zijn maag, want de volgende dag stelde hij een verklaring op, die twee ouderlingen naar Tjabering brachten. Tegen deze kerkeraadsleden beloofde Tjabering de punten in de verklaring na te zullen komen.
Helaas is die verklaring niet bewaard. Tjaberings naam komt verder niet voor in het kerkeraadsprothocol van Finsterwolde.
Intussen doen beide kerkeraadszaakjes vermoeden dat Tjabering ook figureert in de civiele prothollen van het Oldambster gerecht, waarin onder meer boetstraffelijke gevallen opgetekend staan. Maar daarover graag een andere keer.

Recente reacties