Roderoede ontpopt zich als oproerkraaier
Geplaatst op: 18 december 2014 Hoort bij: Geschiedenis Een reactie plaatsenEen bekende aanduiding van patriotten voor prinsgezinden was: oranjekraaiers. Ik had dit altijd figuurlijk opgevat, maar kwam nu een gevalletje tegen waarbij er letterlijk sprake is van kraaien door een oranjeklant.
Het deed zich voor in Aduard, op woensdag 10 juni 1795. Kort na de middag kwam Jacob Jans (52), “benevens eenig ander volk, dat met hem uit visschen was geweest” langs de Aduarderstraat. Aan die straat woonde de patriotse koopman Sjabbe Derks. Nabij diens huis daagde een van de visgezellen Jacob Jans uit door te zeggen “dat eens zoude kraayen”. Jacob Jans ging hier graag op in, getuige het feit dat hij
“hierop eerst het gekraaij van een haan heeft nagemaakt en vervolgens twee maalen Oranje boven geroepen heeft.”
Een maand later raakte Jans gedetineerd in het rechthuis van Aduard. Het lokale gericht hoorde getuigen, liet ze hun verklaringen onder ede beamen en verhoorde meermalen de verdachte. Eerst ontkende Jacob Jans. Vervolgens kon hij zich niets van het geval herinneren, omdat hij dronken was geweest. Toch getuigden “diverze personen” dat ze “op de publicque straat” uit zijn mond uitdrukkingen hoorden die bij placcaat van 26 februari 1795 streng verboden waren.
Zoals blijkt uit zijn vonnis, zat de richter van Aduard en onderhorige dorpen er enigszins mee in zijn maag. Aan de ene kant had het gekraai van Jans “geen verdere en rust verstorende gevolgen”. Ook had Jans naar eigen zeggen
“niet een opzettelijke en voorbedagtelijke toeleg, om daardoor samenloop van volk en onrustige beweegingen te verwekken…”
Het kwam doordat hij dronken was, wat de rechter als een verzachtende omstandigheid wilde opvatten. Daar stond echter een nogal verzwarende omstandigheid tegenover. Jacob Jans was namelijk de roderoede of veldwachter van Aduard, en als zodanig verplicht om tegen onrust te waken. Het stond hem absoluut niet vrij, zo overwoog de rechter, om
“in dronkenschap uitdrukkingen voor den dag te brengen waardoor de gemoederen des volks aan het gisten gebragt en zamenrotting van hetzelve veroorzaakt, onrustige bewegingen aan den gang gebragt en langs dien weg de openbaare rust en veiligheid gestoord zouden kunnen worden”
In dit opzicht maakte Jans zich aan “strafbare disobediëntie” schuldig en overtrad hij het placcaat. Daarom veroordeelde het gericht Jacob Jans op 27 juli 1795 tot 14 dagen op water en brood in dezelfde cel van het rechthuis, waar hij al enkele weken lang in voorarrest vertoefde. Tevens moest de roderoede de proceskosten betalen. Of hij zijn baantje daarna nog behield, is onbekend, maar hoogst twijfelachtig.
—
Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 735 (gerechten Westerkwartier) inv.nr. 179: ‘crimineel gerigstprothocol van Aduard’ 1769-1795.

Recente reacties