Een gerieflijk gemak voor de borgvrouw
Geplaatst op: 14 januari 2015 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactieSe non e vero…
Briefje met anekdote, 20e-eeuws typoscript, aangetroffen in een fotomapje uit een familiearchief, geeft een onverwacht inkijkje in de Menkemaborg te Uithuizen.
Bij die borg had je ter weerszijden voor de brug twee torentjes staan. Het verhaal gaat dat dit zogenaamde plonsplees waren, waar de bewoners hun behoefte deden, die dan beschaafd getoonzet in het stilstaande water van de gracht gleed.
De laatste borgbewoners, jonkheer Jean Francois Lewe van Nijenstein en zijn uit Hellevoetsluis afkomstige vrouw Charlotte Servatius, zouden een eeuw geleden nog gebruik van deze hygiënische voorziening hebben gemaakt.
Charlotte was het in stadshuizen wellicht wat minder primitief gewend. Vooral ‘s winters vond ze het maar koud, op zo’n plee te zitten. Echter, daar werd iets op gevonden en het vrouwelijke huispersoneel werkte gaarne aan de oplossing mee.
Elke avond diende de dienstmeid zich aan bij mevrouw met de boodschap:
“Mevrouw, ’t is zo wied”.
Mevrouw repte zich dan op een holletje naar buiten om op de plonsplee te gaan zitten. De dienstmeid had deze terdege voorverwarmd.

Vast niet kouder dan een plonsplee aan de eensteens buiten koestalmuur, rechtstreeks via schuine afloop uitmondend in de gierkelder. Toen de filmserie van het geslacht Björndal in de bioscoopadvertenties kwam hadden wij binnenpretjes, Winden waaien om de rotsen werd door ons vertaald in Winden waaien om de billen, alleen in de hoogzomer was het er geschikt om de krant te lezen, daar op de plee van oom. Reina