Hoe de fiets Groningen veroverde

Stadhuis met fietsers. Bron: HJRNoorden op Flickr.

Stadhuis met fietsers, ca. 1910. Bron: HJRNoorden op Flickr.

De jeugd van het rijwiel

Het rijwiel verscheen te Groningen voor het eerst in 1869.

Er was toen in de Schoolstraat een kachelmakerij gevestigd van den ouden heer Elzinga, die kinderloos was en daarom een neef, Kiewiet de Jonge, in zijn bedrijf als leider had opgenomen. De zaak grensde aan onze zeepziederij, zoodat de wederzijdsche bewoners elkaar veel zagen en spraken.

Kiewiet de Jonge hield van nieuwigheden en zoo was het niet vreemd op zekeren dag van hem te hooren, dat hij twee velocipèdes – zooals ze toen en nog lang daarna – heetten, besteld en ontvangen had. Dat was een groote nieuwigheid! Men had te Groningen al eens van dit moderne speeltuig gehoord, maar beschouwde het ook als zoodanig.

Het eene toestel was een driewieler, het andere een tweewieler van de grootte der tegenwoordige fietsen, maar dan zéér primitief. Houten geraamte, houten wielen met een zware ijzeren band er omheen, geen versnelling, zoodat er heel wat kracht voor noodig was om het ding aan den gang te brengen, een hard zadel, een primitief stuur, geen rem: in één woord een leelijk, log, onhandelbaar ding. De driewieler was van ’s gelijken.

Nu zou het berijden aangaan; in de stille Schoolstraat vonden de eerste oefeningen plaats. Opzitten evenwicht houden, trappen: de meesten brachten het niet zoover. Ik kreeg de tweewieler ter leen, en heesch hem naar de bovenste zolder der fabriek, die leeg was en ruim. Hier, zonder bekijks, mocht het mij gelukken op de kar te blijven en te besturen, waarna ik mij ook in de Schoolstraat waagde en daar natuurlijk veel bekijks had. Ook Kiewiet de Jonge en enkele anderen kregen den slag beet, terwijl ook in andere buurten een exemplaar verscheen waarmee oefeningen verricht werden die de belangstelling opwekten, al had niemand het flauwste vermoeden van de overgroote betekenis, welke het rijwiel in verloop van tijd zou verkrijgen.

Op een keer maakte ik een tochtje naar De Punt en terug. De driewieler, waarbij geen balanceeren te pas kwam, werd door een vriend bereden, ik nam den tweewieler. Dien zondag ochtend lieten wij de beide fietsen door een knecht van Elzenga brengen naar den Heereweg en bestegen daar onze voertuigen. Het rijden op den effenen en rustigen weg viel ons mee, maar het trappen vonden we vermoeiend. We hadden de vaart van een vigilante, maar telkens na verloop van een minuut of tien moesten we stoppen ons eens uit te blazen. We hadden nogal bekijks, en keerden na een uurtje rustens aan De Punt huiswaarts, terwijl de man van Elzenga de voertuigen buiten de stad in ontvangst nam.

In die dagen zag men ook enkele tweewielers met een enorm groot voorwiel. Een enkele equilibrist probeerde erop te rijden, maar ’t bleef een halsbrekend vermaak dat weldra verdween.

Intusschen werd het rijwiel steeds verbeterd. Gummibanden, eerst massief en later met lucht gevuld, een metalen frame, versnelling, beter stuur, rem en bel en andere verbeteringen maakten het tot het volmaakte rijtuig van thans. Engeland was het land vanwaar de beste machines kwamen, maar die kostten ook ongeveer ƒ 200,-. Het rijwiel kreeg pas greep op de massa, nadat de Nederlandsche fabrikanten den prijs tot minder dan de helft hadden teruggebracht. Toen pas begon het rijwiel universeel vervoermiddel voor alle standen te worden.

Dit proces heeft nog jaren geduurd. Ikzelf heb van 1866 tot 1886 voor zaken het platteland bereisd, en in dien tijd toch niet van het rijwiel gebruik gemaakt, hoewel ik het gaarne had gedaan om tijd te besparen. Maar er waren maar heel enkelen die het deden en zich de bezwaren niet ontveinsden. Men had last van de toen nog minder goede wegen, klei- en zandwegen waren niet te berijden, evenmin als de smalle klinker-voetpaadjes. En dan bovenal: waar liet men het rijwiel, terwijl men den klant bezocht? Buiten de deur laten staan ging niet; die mooie kar trok de lieve jeugd aan en menig rijwiel werd langs dien weg beschadigd.

Maar vooral: men zag in het rijwiel niet meer dan een aardig speelgoed voor de jongelui. Een man van middelbare leeftijd die zich respecteerde, dacht er niet aan van een rijwiel gebruik te maken.

Eerst in de 90er jaren kon men van een algemeen gebruik spreken.”

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 1501 (Verzameling losse stukken Gemeentearchief Groningen) inv.nr. 369.6 (aantekeningen door Waalko Jan Roelfsema Hzn. over het dagelijks leven in Groningen, eind 19e – begin 20e eeuw) katern VI, pag. 59-62 (notitie gedateerd april 1932).


One Comment on “Hoe de fiets Groningen veroverde”

  1. aargh schreef:

    Leuk. Groningen zonder fietsen, dat dat ooit bestaan heeft!


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.