Hemmo Dijkema over smokkel en streektaal in de grensstreek
Geplaatst op: 3 september 2015 Hoort bij: Geschiedenis Een reactie plaatsenOp zijn voetreis naar Rusland (1840) kwam Hemmo Dijkema langs de Duits-Nederlandse grens tussen Bellingwolde en Wymeer, een streek waar nogal wat voorouders van me hebben rondgebanjerd. Zonder dat de naam van De Lethe valt, geeft hij er een beschrijving van, jaren voordat het gehucht in de Tweede Kamer over de tong gaat:
“Sommige grensbewoners schijnen hier voor een groot deel hun bestaan te vinden in den zedeloozen smokkelhandel. Men schijnt dit middel van bestaan in het algemeen niet als ongeoorloofd te beschouwen, en bedenkt daarbij niet, dat elke handel van dien aard op kosten van de belastingschuldige ingezetenen gedreven wordt.”
Even buiten Wymeer – “grootendeels een veendorp” bezocht hij een schooltje, waar hij een achteruitgang in het onderwijs sinds de Franse tijd constateerde. Destijds was het Oost-Friese Reiderland nog een poos met Groningerland verenigd in één departement, zodat het meeprofiteerde van het verbeterde onderwijs bij de buren, aldus Dijkema, die bepaald geen hoge pet ophad van wat de Hoogduitse autoriteiten op dit gebied presteerden. Ook hun taalpolitiek die het Hoogduits verplicht stelde in kerk en school, kon in zijn ogen niet door de beugel:
“te minder, vermits de kleinen nu, terwijl zij nog pas hunne moedertaal kunnen stamelen, eene vreemde taal moeten aanleeren, gelijk ook de volwassenen gedwongen worden, om de openbare godsdienstoefening (willen zij dezelve bijwonen) in eene hun vreemde taal aan te hooren. Het Hoogduitsch begint tegenwoordig bij het opkomend geslacht bekend te worden; overigens verstaat het gemeen in Reiderland deze taal niet, maar spreekt het Nederduitsch met een Groningsch dialect.”
Bron: Hemmo Dijkema, Aanteekeningen gehouden op eene reis over Noord-Duitschland en Denemarken, naar St. Petersburg in het jaar 1840 (Groningen 1845) 7-9.

Recente reacties