De Winschoter nachtwacht

Op 6 november 1770 geven de gezamenlijke kluftmeesters van Winschoten bij de Oldambtster drost te kennen, hoe zij,

“overwegende de dieverijen welke aldaar van tijd tot tijd, voornamentlijk in de winter gepleegt zijn en vrezende dat de hoge prijs van allerleij eetwaren welke onvermijdelijk een nijpende armoede met zig sleept, de genoemde wanhopige middelen zullen vermeerderen, nodig geoordeelt hebben om een nagtwagt aan te stellen.”

Dit besluit was genomen na een overleg met de afgevaardigden van de verschillende gilden (buurten). In dit overleg waren ook financiering en andere zaken geregeld. Maar omdat de nieuwe nachtwachten zonder rugdekking van de drost geen verdachte personen konden aanhouden en ondervragen, of andere “maatregels” konden nemen “om an het heilsame oogmerk te kunnen voldoen”, vroegen de kluftmeesters de drost om de aanstelling van deze “ratelwagt” goed te keuren en om de wachters bovendien de genoemde bevoegdheden toe te kennen.

Een week later was de drost er wel uit. De kluftmeesters kregen toestemming voor een “provisionele” (tijdelijke) aanstelling van wachters, op voorwaarde dat ze ervoor zouden zorgen “dat door die wagters gene excessen werden begaan”. Mochten de wachters iemand in verzekerde bewaring stellen, dan moesten ze dat ook meteen doorgeven aan de plaatselijke wedman.

Bron: RHC Groninger Archieven, Toegang 731 (drost Oldambt) inv.nr. 6122 (rekesten met apostilles).



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.