Een smokkeltapper op Eiteweert
Geplaatst op: 2 oktober 2017 Hoort bij: Drenthe vrogger, Onlanden 1 reactie
RHC Groninger Archieven, Toegang 1 (archief Staten van Stad en Lande) inv.nr. 185 (akten GS), notitie van 29 maart 1753.
Machtiging, door Gedeputeerde Staten van Stad en Lande aan de hoofden van hun belastingdienst om een okshoofd (vat van 233 liter) jenever ten voordele van de provinciekas te verkopen. Een week eerder kwam dit vat met het beurtschip van de Lemmer over het Hoendiep aan in de stad. Het was bestemd voor Albert Aaites “op de Roodewoldemer Dijk” in Drenthe. Deze had echter geen jenever bij het belastingkantoor aangegeven, maar wijn, een alcoholhoudend vocht dat heel wat minder aan doorvoerrechten deed. Derhalve kwam de door of namens Albert bij het afhalen getoonde “passeercedulle” (het geleidebiljet) niet overeen met de werkelijke inhoud van het vat, zodat dit bij inspectie in beslag was genomen.
In Albert Aaites herkennen we Albert Eites Oosterhof (1724-1799), landbouwer, bakker en herbergier op de hoeve Eiteweert, te Matsloot onder de klokslag van Roderwolde. Hij moet een gevoelig verlies hebben geleden bij de inbeslagname en gerechtelijke verkoop. Hollandse jenever deed destijds minstens 31 gulden per anker, en in een okshoofd gingen zes ankers, waarmee de waarde in geld – rekening houdend met een kwantumkorting – op minstens 150 gulden berekend kan worden. En daarvan kon iemand een jaar lang leven.

Dat heb ik me nooit gerealiseerd, weer wat geleerd. Ik dacht bij de term smokkelen altijd alleen aan iets over een grens smokkelen, maar het is inderdaad ook dat men een andere inhoud opgeeft dan er werkelijk in zit, om minder belasting te betalen. Dus de belastingmensen moeten alle vaten proeven om te testen of er wel in zit wat er op staat dat er in zit. Dan komen ze ’s avonds aardig beschonken thuis. Hoewel alleen ruiken ook wel zal volstaan om het verschil tussen wijn en jenever te constateren.