Bloeiend zaad bracht bijenvertier in Beerta

De maanden dat betalingen van imegelden plaatsvonden, Bron: 170 ontvangstposten in de diaconierekening van Beerta, 1738-1764; RHC Groninger Archieven 206-17.

Vanmiddag 170 ontvangsten wegens imegeld in een diaconierekening van Beerta uit het midden van de achttiende eeuw op een rijtje gezet.

De meeste van die ontvangsten werden in de maanden mei, juni en juli ingeboekt. Dan bloeiden koolzaad en raapzaad en daar kwamen imkers uit andere contreien op af. Per korf bijen moest de eigenaar van de grond waar deze ‘vreemde’ bijenvolken geplaatst werden een stuiver betalen aan de diaconie, het lokale kerkelijke armenfonds. Tenminste, als het goed was, want anders deed zo iemand de armen tekort.

De maanden juni en juli zorgden in Beerta voor de helft van de imegeld-afdrachten, daarna zakten  die fors terug, met weer even een piekje in november, net als mei een traditionele betaalmaand (van primair lonen en pachten). Wat er van december tot en met april binnenkwam, was klein bier. In april begon het bijenseizoen weer, maar blijkbaar werden de imegelden niet bij vooruitbetaling voldaan.

Vermoedelijk ging het buiten de periode van koolzaadbloei voornamelijk om uitgestelde betalingen. Want vreemde bijenvolken zullen er dan heel weinig in Beerta hebben gestaan. Alleen bij klaver, boekweit en heide, bloeiend in de zomermaanden tot misschien medio september, was daar nog kans op, maar die drachtplanten groeiden niet massaal of lang niet zo massaal in het kerspel Beerta als kool- en raapzaad.

Er ook nog even een taartgrafiek van gemaakt:



Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.