Gedeputeerden verwijderen ooievaarsnest

Niet alleen de school in Hoogkerk en de kerk van Niehove droegen ooit een ooievaarsnest op het dak, dat deed ook het Groninger provinciehuis in de zeventiende eeuw. Alleen waren de ooievaars in dit geval niet zo populair:

DE OOIEVAAR OP HET PROVINCIEHUIS.

“Is de commies Taco Bauckens gelastet om het Provinciehuis te laten witten, ende het eijbersnust bovenop de schoorsteen of te smijten, ende het ijser op de schoorsteen voor de eijbers te doen setten.”

(Resolutie Gedeputeerde Staten van Groningen 15 april 1630.)

Bron: Bladvulling in de Groninger Volksalmanak van 1932, pag. 96.

Commentaar: Blijkbaar ondervonden de provinciebestuurders overlast van de ooievaars, in dit broedseizoen. Het zal er niet zo netjes hebben uitgezien in hun ogen en mogelijk maakten de vogels ook teveel lawaai. Daarom werd het nest van de schoorsteen gegooid, terwijl een constellatie van ijzer moest voorkomen dat de ooievaars er nog weer gingen nestelen. Vermoedelijk bestond die constellatie uit pinnen, maar dat laat zich uit de tekst niet aflezen.


One Comment on “Gedeputeerden verwijderen ooievaarsnest”

  1. Zal me ook aardig wat stank gegeven hebben.

    Positief is Fynes Moryson, die eind 16e eeuw over de ooievaarscultuur in Groningen en Friesland schrijft:

    “They carefully nourish Storkes, as presaging happinesse to an Aristicraticall governement, making them nests on the tops of public houses, and punishing any that drive them away, or trouble them. In which kind they also preserve Hernes making nests in those groves, which are onely in few Cities”.

    Volgens Teenstra bracht het passeren van een ooievaar aan de rechterkant geluk, aan de linkerkant ongeluk.

    De ooievaar werd inderdaad vaak met een heel dubbelzinnig oog bekeken. Aan de ene kant als geluksbrenger (voorjaarssymboliek). Aan de andere kant als rover en armoezaaier, vanwege zijn magere beentjes, als iemand die alleen ’s zomers welkom is, maar ’s winters overlast veroorzaakt. Getuige dit rijmpje van het Hogeland:

    “Aaiber, aaiber, langbain,
    Het zien voader of mouder nooit zain,
    Zien voader is dood, zien mouder is dood,
    Kienderkes roupm om bòtter en brood,
    Bòtter en brood is achter diek,
    O, wat wòrn zien kinderkes riek!”

    In de Veenkoloniën:

    “Aaiber, aaiber, laangepoot,
    slagt zien aigen kinder dood.”

    “Het zo laank op ’t nust zeetn,
    Het zien haile hemd bescheetn”

    In Sleeswijk-Holstein eindigt de ooievaar aan de galg:

    “Adeber, du Langbeen
    hess dien Vader ok hangen sehn,
    twischen twee Stangen?
    De Möder de löppt um Bedelbrood,
    De Kinner de schrien ut Hungersnood,
    Adebor du Deef, Adebor du Sleef!”


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.