Klootjesvolk blijkt veel ouder dan gedacht
Geplaatst op: 26 december 2017 Hoort bij: Taal Een reactie plaatsenZoek ik iets op in het Königliche Nider-Hoch-Teutsch, und Hoch-Nider-Teutsch Dictionarium uit 1719, valt mijn oog opeens op dit:

Klootjesvolk (Nl) = Lumpen-volck, Pöbel-gesinde, liderliches Gezüchte (D). En, weer op zijn Nederlands: een andere term voor grauw etc.
Klootjesvolk, dus. Laat me nou altijd hebben gedacht dat die term was uitgevonden door de provo’s?! Hij blijkt zelfs nog ruim een eeuw ouder dan 1719, want het WNT, dat ‘klootjesvolk’ definieert als “oudtijds een minachtende benaming voor de lagere volksklasse, zooveel als: gepeupel, janhagel” – geeft een hele ris citaten met de term uit de zeventiende eeuw, waaronder deze van Bredero uit 1612:
“Dit klootjes volck van de vesten, of uyt de slopjes,
Die legghen en loopen, en goyen elckien mit dopjes“
De kansarmen die hier in hun achterbuurten passanten bekogelen met rotte eieren, lijken echter wel wat agressiever dan het klootjesvolk waar de provo’s en hippies het later over hadden. Dat waren, als je het mij vraagt, veeleer suffe spitsburgers.
Enfin, zo’n lang vergeten term die weer opleeft in een totaal ander tijdsgewricht – fascinerend!

Recente reacties