Valkerij Johan van Ewsum te Roden maakte deel uit van internationaal netwerk

Aan deze bretjes van beukenhout, bewaard in het familiearchief Van Ewsum, zaten ooit de sleutels van een hok met een ‘Noertsche gyrvalck’. Dat was een uiterst dure jachtvogel, want deze broedt in Lapland, Noord-Rusland en IJsland en de op te leiden jongen moesten dus van ver komen. Dat Johan van Ewsum in zijn valkenvlucht op de havezathe Mensinge onder Roden een giervalk had, blijkt overigens niet uit de stukken over die valkerij. Wel dat Van Ewsum er in 1565 en 1570 tevergeefs een exemplaar uit IJsland probeerde te bemachtigen. Maar misschien zat in dat hok een voorganger.

Die IJslandse giervalken gingen qua jacht door voor de “dapperste en bequaamste van geheel Europa”. Ze werden met hun 350 kilometer per uur halende duikvluchten vooral ingezet bij de jacht op reigers, prooivogels waarbij het vermoedelijk mede om de pluimen te doen was. De jacht met afgerichte roofvogels op reigers was op een gegeven ogenblik dermate populair in Noord-Drenthe, dat de overheid er die jacht in de broedtijd verbood. De wildschut of jager van de Abt van Aduard trok zich in 1563 echter niets aan van dat verbod en het volgende voorjaar zaten daarom alle schulten van het Noordenveld in hun rol van jachtopzieners op deze onverlaat te azen.

De jacht met roofvogels was vanouds voorbehouden aan de grote lui, de adel. Het trainen, door de vogel te wennen aan stukjes mager vlees, vergde veel geduld. Bij Johan van Ewsum – de would be heer van Roden, Norg en Roderwolde – gebeurde dat door een valkenier in zijn dienst, die de haviken en valken ook verzorgde.

Van Ewsum betrok de vogels primair uit de buurt, want bij Roden zaten ettelijke horsten. Maar hij haalde ook jonge vogels van ver, zoals hierboven al bleek. Volgens Lonsain, die erover schreef, bestelde Van Ewsum onder meer vogels bij een Bentheimse valkenier, maar was hij niet bijster tevreden over diens dienstverlening. In 1562 kwam er ondanks de afgesproken prijs van een daalder per havik of tersel (mannetjesvalk) slechts één enkele Bentheimer tersel naar Roden. In 1563 beloofde de man Van Ewsum alle haviksjongen te bezorgen die hij maar te pakken kon krijgen, maar ondanks een extra kwartvat boter om de vangst te stimuleren bereikte nu slechts één havik Roden. Tegelijkertijd leverde de Bentheimer valkenier wel allerlei vogels aan de Drentse drost. Om de man nog wat meer te stimuleren, mocht hij de hele zomer van 1564 een paard laten grazen in een van Mensinges allerbeste weiden. In ruil zou Johan van Ewsum van hem alle jonge haviken van het Tinholt nabij Neuenhaus krijgen. Volgens getuigen beklom de man inderdaad verschillende bomen met havikshorsten om er de jonge havikjes uit te halen, maar de bode die Van Ewsum erop afstuurde, scheepte hij met mooie woorden af. Van Ewsum dacht de Bentheimer zelfs onder druk te kunnen zetten door diens paard vast te houden – de man zou hem drie haviken moeten toesturen en anders kreeg hij dat paard niet terug. Ook overwoog Van Ewsum een aanklacht bij de graaf van Bentheim. Maar of hem dat heeft geholpen?

De noordelijke stadhouder Arenberg, een ‘vriend’ van Van Ewsum, had dezelfde liefhebberij. Hij was tevens ’s Konings stadhouder in het graafschap Lingen. Daar mocht Van Ewsum van hem naderhand jaarlijks drie haviken of tersels laten vangen, waarbij de Rodenaar mocht rekenen op de hulp van Arenbergs mannen ter plaatse.

Van zijn kant stuurde Van Ewsum in 1564 drie rode valken naar Arenberg, die deze erg mooi vond en Van Ewsum daarom in ruil een havik en twee tersels beloofde. In het najaar van 1567 wilde Arenberg zelfs Van Ewsums valkenier overnemen. Een half jaar later zou hij sneuvelen bij Heiligerlee, maar zijn weduwe leek eveneens in valken geïnteresseerd, want ze vroeg in 1569 Van Ewsum om zulke vogels, zij het namens de graaf van Bossu, ’s Konings stadhouder van Holland en Zeeland. Dat verzoek werd overgebracht door Casper de Robles, de stadhouder van de Nederlandse gewesten benoorden de IJssel en Van Ewsum was zo vereerd dat hij de weduwe Arenberg vier in plaats van twee tersels toestuurde.

Naast Bentheim, Lingen en Holland had Van Ewsum contacten in Oost-Friesland en Friesland. Een Oostfriese jonker ontving van hem een geoefende jachtvogel en een Friese edelman stuurde hij twee valken toe. Die man wilde ook nog een meerjarige havik uit Roden die geschikt was voor de jacht op reigers, maar die kon Van Ewsum hem niet leveren. In 1567 correspondeerde Van Ewsum bovendien met een Meynardt Lykles van Nijeholtpade (een voorzaat van de Lycklama’s a Nijeholt?). In naburige bossen zat een valkenpaar, waarvan Johan van Ewsum de jongen begeerde. Hij viste hier evenwel achter het net.

Bovendien liep er nog een lijntje van Mensinge naar de overkant van de Noordzee. In 1567 wilde een Engelsman die vanuit Emden opereerde, haviken en valken uit de valkerij van Johan van Ewsum kopen. Lonsain veronderstelt, dat na Van Ewsums dood in 1570 diens vogels ook naar Engeland zijn gegaan.

Bron: B. Lonsain, ‘De Valkerij op het Huis te Roden’, Nieuwe Drentse Volksalmanak 1931, pag. 38-46.


7 reacties on “Valkerij Johan van Ewsum te Roden maakte deel uit van internationaal netwerk”

  1. Wieneke schreef:

    Mooi verhaal. Ben jij wel eens op de havezathe Mensinge geweest?

  2. Rob Alberts schreef:

    Tegenwoordig kijken wij anders naar deze sport.

    Mooie historische vertelling.

    Diervriendelijke groet,

  3. Jørn Zeiler schreef:

    Bij de jacht op reigers ging het misschien wel mede om de veren, maar in de eerste plaats ging het om het vlees! Consumptie van grote vogels als reigers, kwakken, roerdompen, kraanvogels, zwanen, pauwen e.d. was zeer geliefd bij de (post)middeleeuwse elite, tot in de 17e eeuw aan toe. Soms werden de vogels als pronkgerecht opgediend in hun eigen vel en veren.

  4. Reina schreef:

    Als aanvulling op de reactie van de heer Zeiler en jouw vraag om literatuur: geen literatuur, maar bij historisch nagemaakte programma’s van de BBC op TV wordt herhaaldelijk verwezen naar (kook)boeken, waarin vermeld wordt hoe grote vogels (wij zouden er van gruwen: zwanen, ooievaars, fazanten en allerlei gevogelte ter tafel werden gebracht, de groten vaak weer gekleed in hun verentooi en in “natuurlijke” broedhouding gezet, of de grootste vogel, meestall een zwaan, want die toont zo mooi, aangekleed en gevuld met steeds kleinere vogels, tot aan een vinkje toe). Ook in Nederland was dit een tijd lang mode in de herenhuizen, al zullen velen deze bladzijden uit het kookboek van de huishoudster niet wereldkundig maken. Reina

    • groninganus schreef:

      Van zwanen, ooit herenkost, wist ik het – die kwamen vlak voor de oorlog zelfs nog op de markt in Amsterdam, Afgekloven ooievaarsbotjes zijn hier in Groningen wel eens bij een opgraving aangetroffen.


Mijn gedachten hierbij zijn:

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.