Waar de joden woonden in Groningerland
Geplaatst op: 5 oktober 2018 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactie
De volkstelling van 1809 geeft voor het eerst een kwantitatief beeld van de aanhang der verschillende religies in Nederland. Zo kan je aan de hand van de uitkomsten mooi zien, waar in absolute of relatieve zin veel joden gevestigd waren. Zij kwamen pas vanaf 1740 in wat ruimer getale Groningerland binnen, dat in genoemd volkstellingsjaar 1847 joodse inwoners telde, zo’n 1,3 % van de totale bevolking.
De in absolute aantallen grootste joodse gemeenschappen waren anno 1809 in deze provincie:
| Groningen | 516 |
| Oude Pekela | 190 |
| Veendam | 163 |
| Winschoten | 150 |
| Appingedam | 106 |
Het ging dus om de enige twee steden, met drie Oost-Groninger centrumplaatsen.
Maar een absoluut aantal hoeft nog niets te zeggen over het aandeel in de bevolking als geheel. Zoals gezegd maakten de joden in 1809 een 1,3 % van de Groninger bevolking uit. Op het bovenstaande kaartje zijn aangestipt de plaatsen waar hun aandeel groter was dan dat provinciale percentage. Zo komen nog wat kleinere handelsplaatsen in beeld, zoals Leek en Delfzijl. Verder drie vestingen aan de grens (Nieuweschans, Oudeschans, Bourtange), nog een stuk of wat oude veenkolonies (Hoogezand, Sappemeer, Wildervank), een centrale as in het Oldambt (Midwolda, Nieuwolda) en een wat willekeurig lijkende verzameling plaatsen in de Ommelanden (Eenrum, Ezinge, Godlinze, Kloosterburen, Leegkerk, Middelstum en Sauwerd).
Soms ging het om kleine plaatsen, waar slechts enkele huishoudens het percentage behoorlijk omhoog konden krikken: de 20 joden van Leegkerk maakten op een totaal van 168 inwoners bijna 12 % uit; de 27 joden van Bourtange, met zijn in totaal 291 inwoners, zorgen voor een percentage van 9,8.
Bij de grotere plaatsen echter, zijn de percentages wel van betekenis. In dit opzicht vallen Groningen en Appingedam helemaal niet op – deze lopen in de pas met het provinciale percentage. Maar Winschoten telt 150 joden op een bevolking van 2332 zielen. Daarmee zit het op ruim 6 %, op korte afstand gevolgd door Oude Pekela met bijna 6 %. Dat Winschoten later verhoudingsgewijs de op een na grootste joodse bevolkingsgroep van Nederland zou herbergen, dat het de bijnaam Sodom zou krijgen en in zijn stadsdialect veel jiddisch idioom zou opnemen, tekende zich in 1809 al enigszins af.
Maar het opvallendst aan het kaartje zijn de lege vlekken, oftewel de streken waar joden zich relatief weinig hadden gevestigd. Het ging om het Westerkwartier (uitgezonderd Leek), Westerwolde (uitgezonderd Bourtange) en het Duurswold. Dit waren regio’s met kleinere boeren en een schralere economie. Daar was veel minder emplooi voor joodse slachters en kooplui.

Leuk om te lezen.