Mest en vuilnis in de pastoriegracht
Geplaatst op: 25 november 2018 Hoort bij: Uncategorized Een reactie plaatsen
De pastorie of weem van Oldehove stond midden in de dorpskern, tegenover het koor van de kerk en was omgeven door een behoorlijk ruime gracht, die nu geheel verdwenen is. Bron van het plaatje: http://www.hisgis.nl
Op de gedane anklagte van de predicant van Oldehove, te kennen gevende dat enige menschen zig veroorloven om misbulten en velerhande vuijlnissen in de pastorijgragt te werpen, soo wordt voornoemde predicant geauthoriseert om publiek in de kerk te doen kundigen, dat een iegelijk word gewaarschuwd zig in het toekomstige zorgvuldig te onthouden enige vuylnissen in voornoemde gragt te werpen, of enige misbulten zodanig aan de kant te plaatsen dat deselve daarin vallen, sullende tegens diegenen, welke zig tegens deze waarschuwing daaraan schuldig maken, sodanig worden geprocedeert als ter handhaving der goede order bevonden sal worden te behoren.
Commentaar: Het is uit deze tekst, die in oktober 1807 voorgelezen werd in de kerk van Oldehove, op zich niet duidelijk of mest en vuil met opzet of per ongeluk in de gracht om de Oldehoofster weem belandden. Dat de predikant na een eventueel minnelijk aanspreken van zijn buren niet de civielrechtelijke, maar een bestuursrechtelijke weg koos, doet echter merkwaardig aan, zo’n tien jaar na de scheiding van kerk en staat. Ik denk dat hij in onmin met die buren verkeerde. Dat waren geen arbeiders, zoals ik in eerste instantie dacht: een kwarteeuw jaar later, ten tijde van het kadaster, woonden er bijna uitsluitend middenstanders om de pastorie heen en dat zal in 1807 niet anders geweest zijn.
De naam van de predikant wordt niet genoemd, maar het bleek Ajolt Jan Muntinghe te zijn. Hij was in 1762 te Wedde geboren als zoon van de drost van Westerwolde. Eind 1786, na de afzetting van zijn voorganger Kuitert wegens overspel, trad Ajolt Jan Muntinghe aan als predikant van Oldehove. Hij was patriot en in 1797 Representant van het Volk der Ommelanden. In de zeer verlichte classis Westerkwartier, die destijds allerlei bepalingen voor de leerzuiverheid afschafte, gold hij tezelfdertijd als een van de beleidsbepalers. Zijn zwager Albert Willem Hoeth was tussen 1798 en 1801 lid en president van het Uitvoerend Bewind, zeg maar het kabinet van de Bataafse Republiek geweest en ten tijde van dit akkefietje procureur-generaal, de hoogste aanklager van de provincie. Mogelijk heeft die zijn zwager nog juridisch van advies gediend.
De predikant van Oldehove was dus niet zomaar een predikant. Ik denk dat zijn opvattingen weerstand opriepen en dat hij daarom koos voor de bestuursrechtelijke weg via de drost van het Westerkwartier. Nauwelijks een half jaar na zijn waarschuwing vanaf de kansel uit naam van de drost, overleed ds. Muntinghe, zo’n 45 jaar oud.
Bron van de kondiging: RHC Groninger Archieven Tg. 735 (gerechten Westerkwartier) inv.nr. 729: publicaties, notificaties etc. 1803-1811, notitie d.d. woensdag 7 oktober 1807.

Recente reacties