‘Vinex Groningen 1040’
Geplaatst op: 9 maart 2019 Hoort bij: Stad toen Een reactie plaatsen
Schetsmatig plattegrondje van Groningen in de elfde eeuw. Oranje: het oorspronkelijke dorpje ten noorden van de Grote Markt (rond) en de Martinikerk (rechthoekig). Blauwgroen: het prefectenhof (vierkant), de bisschoppelijke Walburgkerk (rond), de bisschopshof (rechthoekig) en het patroon van parallelle straten ten zuiden van beide markten. Zwart de (latere) ringmuur/wal. Mochten de dorpelingen de Martinikerk nog als een sterkte beschouwen, dan ligt die ingeklemd tussen bisschoppelijke steunpunten.
Gert Kortekaas weet het nog goed. ‘Ik stond ‘s ochtends vroeg onder de douche, toen viel het kwartje.’ Dat moet zo ongeveer in 1991 zijn geweest. Hij dacht aan de oudste wal van de stad, het eerste plaveisel van de straten en het stratenpatroon, ‘en alles viel op zijn plek’.
Op dat moment ontstond een nieuwe theorie over het ontstaan van de stad: ‘De oudste kern ligt aan de noordzijde van de Grote Markt en de Vismarkt’, zegt hij, ‘want daar komen we het vroegste middeleeuwse materiaal tegen. Maar de straten ten zuiden van beide markten zijn pas in de 11e eeuw aangelegd, planmatig. Voor de wal groef men keileem op uit de ondergrond. Men gebruikte het leem voor de wal, met de vrijkomende keien legde men tegelijkertijd die straten aan, stel ik me zo voor.’
De nieuwe theorie was volstrekt in tegenspraak met de gangbare, waarin Groningen ontstaat uit een Drents esdorpje langs een dubbel wegstelsel – nu de Herestraat en de Oosterstraat – met dwarsverbanden. Gaandeweg merkte Kortekaas, dat die oude theorie niet strookte met wat er bij opgravingen in de stadsbodem werd aangetroffen. Vooral het onderzoek op de lokaties Wolters Noordhoff (Oude Boteringestraat) en het Rode Weeshuis en in een aantal rioleringsputten wakkerde zijn twijfels aan.
Waar de oude theorie steun vindt in de onregelmatige rooilijn van de Grote Markt zuidzijde, wijst Kortekaas voor zijn nieuwe op het uiterst regelmatige stratenpatroon ten zuiden van de markten: ‘Die straten liggen op exact dezelfde afstand van elkaar: negentig meter. Dat wijst op een ontwerp, op een planmatige aanleg.’
‘Vinex Groningen 1040’, zo noemt hij dat plan om het verschil met een organisch gegroeid dorp te beklemtonen. De tegenwerping, dat de planmatige aanleg zou dateren van na een grote stadsbrand medio 13e eeuw, wijst hij van de hand. ‘We kunnen die ene bron, de vermelding van een stadsbrand in de kroniek van Emo en Menko, niet verifiëren met een andere bron, zoals archeologisch onderzoek.’
Wel vermoed hij dat er ten zuiden van het Zuiderdiep nog een tweede esdorpje aan het stadsplan voorafging. ‘Maar de zone tussen beide dorpjes werd niet of nauwelijks bewoond, daar lag namelijk de es.’
—
Eerder verschenen in de serie ‘De Vondst’, Stad & Lande 2012 nummer 2.

Recente reacties