Hondenslager, puistentreder en kerkschoner
Geplaatst op: 15 april 2021 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactie
Dit postje staat in de kerkvoogdijrekening van Nieuwolda over 1787. We kunnen er allereerst uit opmaken dat de boekhouder der kerkvoogdij een mondje Gronings sprak.
De Tobias Hindriks waarvan hier sprake is, heette, om hem van Lange of Grote Tobias Uuntjes te kunnen onderscheiden, ook wel “Luttie” of Kleine Tobias. Bij de diaconie noemden ze Tobias Hindriks bovendien wel “hontslager” – hij moest ervoor zorgen dat al te heilbegerige honden de kerkdeur niet binnen konden lopen tijdens een plechtige godsdienstoefening.
Een tweede rol van Tobias Hindriks was die van “puistentreeder” – Tobias bediende de blaasbalg van het pas verworven, fraaie orgel in de kerk van Nieuwolda. En ten derde verkreeg hij nog arbeidsloon uit “kerk schoonen”, zoals postjes elders in de kerkerekening bewijzen..
Met deze werkzaamheden verdiende Kleine Tobias ruim tweederde van een arbeidersjaarinkomen. Ongetwijfeld zal hij ook buiten de kerk nog zijn klusjes hebben gehad.
Rest nog de vraag hoe Tobias het puistentrederschap met de hondenslagerij combineerde. Op de orgelbeun kon hij toch nooit goed “deur oppassen”, zou je denken. Als er een hond de kerk inliep, trippelde die vast al bij de kansel op het koor voordat Tobias de beun af was.
Naschrift:
In 1797 wordt het ambt van Tobias verbaal opgewaardeerd. Hij verdient dan 25 gulden van de kerk “weegens polijsijamt en balkenist”.

[…] Hondenslager, puistentreder en kerkschoner. […]