“Klagers hebben geen nood, pochers geen brood”

volgens mijn jongste broertje was dat een gezegde dat hij onze da hij onze vader vaak had horen aanhalen. Het ging dan meestal over boeren, Ik heb het nooit gehoord, van hem niet of van wie dan ook Wie heef thet weleens gehoord?


Bij de Riete of Braandkoele

Uit een stapeltje ongesorteerde paperassen en boeken viel deze ansichtkaart van Dwingeloo, verstuurd in de jaren vijftig. Afgebeeld zijn de Riete of de laatste braandkoele op de Brink aldaar, d.w.z. een kuil voor bluswater op de voorgrond met een sluisje voor periodieke aanvulling met regenwater, en op het middenplan de muziekkoepel waar regionale fanfares in de zomer onderling een concours hielden, terwijl je op de achtergrond een ouwe Saksische boerderij met meerdere baanders en woningen naast een moderner , vooroorlogs middanstandspand ziet staan.

De ansichtkaaart is verstuurd door een mevrouw Dolfing-Dolfing, een boerin. aan mijn grootmoeder die op dat moment (weer eens?) in het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen lag. Waarschijnlijk kenden ze elkaar van de Boerinnenbond of de Plattelandsvrouwen. Met haar vriendelijke geste wild mevrouw Dolfing mijn grootmoeder (mevr. Vondeling) aan thuis herinneren. Waarschijnlijk is de ansichtkaart naderhand als tijdelijke bladwijzer beland in het laatste Sinterklaascadeautje van mijn grootmoeder, namelijk Kameleon Ahoy!, uit de bekende kinderboekenserie rond de vrolijke tweeling Hielke en Sietse. Met zo’n cadeau gaf mijn grootmoeder blijk van haar Friese herkomst. Ze kwam van het Friese Roodkerk in de buurt van Giekerk. al groeide ze op in het Groningse Oosterzand bij Enumatil. Ze had een zeer hoge bloeddruk en leed bijgevolg aan een nierkwaal. Zo heel gediscipineerd ging ze daar overigens niet mee om. Toen mijn grootvader haar eens snapte met zoute haringen – die ze niet mocht hebben – mopperde ze: “De zwien”n wilt nog nait vreten, dat zoltloze spul”. Op sinterklaasdag merkte ze tegen opa op het net of ze met allemaal naalden gestoken werd. Signaal waarschijnlijk van de hersenbloeding die haar even later dodelijk trof.

Het Kameleonboek was een posthuum cadeau, herinner ik me nu, werd na haar dood gegeven,

Die braandkoele op de ansichtkaart was een lokale beroemdheid en is tot eind jeren zestig veel vaker gefotografeerd. Waarschijnlijk de lokale roem ook te maken met de dorpsbrand die het dorp Dwingeloo in 1923 trof, de kerk.de synagoge en meerdere boerderijen verwoestte, en een dode kostte.


Birds bij Wetzinge

De laatste dag van de voorlente was aangekondigd, met 18 graden celsius, de eerste kieviten en grutto’s hadden zich ook al aangediend en dus gingen we fietsen. Vanwege de filmbeelden van Hekkum en contreien op de buis diendee de bestemming zich ook al aan : Hekkum en contreien zoals Wetzinge.

Op weg erheen – Hut (bijschuur) achter boerderij aan de Kerkweg, Noodweg of Zijlvesterweg in Hoogkerk:

Vette haas die de Zijlvesterweg niet overleefd heeft:

Over de kale heg het minimaal gewelfde land in kijken bij Dorkwerd:

Over de dijk langs het Reitdiep bij Wierumerschouw:

Hekkum doet zijn naam eer aan:

Volop liefde op Hekkumer baksteen:

Op de smalle binnenwegen reden nogal wat trekkers met joekels van giertanken rond. Een dwong me het t erf van een beetje Jugendstilachtige villa op: villa Hecticum:

Opzij zag het pand er zo uit:

De naam deed me denke aan iets klassieks, dat je met hectische toestanden in verband zou kunnen brengen, maar het blijkt echter gewoon een afgeleide van de gehuchtsnaam Hekkum. De architect was een Reitsma (de zoon) en net als zijn vader vrij bekend van boowkundige ontwerpen wijd en zijd. Hij heeft hier geoefend op zijn typografie.

In het buurdorp Sauwerd nog een merkwaardig opschrift op een bak onderaan een muur. Een jongen heeft zich veel te veel in de geschiedenis verdiept en moet daarom nu huilen, want daar komt niets goeds van:

De vele strontkarren lokken nog veel meer strontvliegen die weer zwermen spreeuwen verlokken:

Je reinste Hitchcock daar bij Groot Wetsinge;

Garnwerd vanaf Hekkum of Groot Wetzinge:

Bij de (Kromme) Raken dacht ik:

En toen kregen we nog eeen kleddernat buitje over onze bolletjes.

De spreeuwen vormden intussen een povere vervanging voor de uitblijvende kieviten en grutto’s, Wat dat betreft waren we in de buurt van Hekkum wel eens gastvrijer ontvangen. Ik heb meen ik maar één kievit horen jubelen onderweg. Een voorlente is inderdaad nog niet het echte werk.


Gemeente Groningen geeft straatschenders vrij spel

Had gisterochtend een boodschapje in de Oosterpoort gedaan en liep terug naar het busstation bij de Stationsweg (parallel aan het Verbindingskanaal) om daar bij perron F lijn 8 naar Hoogkerk Dorp terug te nemen. Op de Stationsweg voorbij de Hereweg wilde ik de voor mij kortste route langs GasTerra (voorheen een bankgebouw van meen ik ABN-Amro) nemen, waar de stoep al ongelooflijk lang voor werkzaamheden op  verschillende plekken (dan weer hier, dan weer daar) is opgebroken. De aannemer en diens werknemers schijnen zich hier van de gemeente niet aan een deadline of opleverdatum te hoeven houden, ze zijn er althans al minstens een maand (of wat) bezig. Het duurt maar en het duurt maar. En elke keer als gewone passanten, wat er bijzonder veel zijn op deze route tussen beide stations en de binnenstad, krijgen die te maken met bullebakkende hesjesdragers die eventueel ook niet vies zijn van de inzet van fysieke middelen om deze passanten op de door deze wegwerkers geprefereerde looproute te dwingen.

De eerste die ik hier gisterochtend tegenkwam wilde me naar de over-of noordkant van de Stationsweg dirigeren of ‘stimuleren’. Ik ging echter niet recht en met een haakse bocht over de weg, zoals hij wilde, maar met een schuine route richting museum.  De tweede, die mijn vermeend wederrechtelijke weggebruik vanaf een afstandje  aanzag, was dit kennelijk niet naar de zin. Hij liep op mij af om mij een ijshockeywaardige bodycheck te geven, en nog een schouderduw naderhand op de koop toe. Ik kon me op de stoeprand nog net verbouwereerd staande houden, maar liep de route die ik al voornemens was te lopen: de kortste weg is immers vaak ook de mooiste. Meende vanwege zijn groene hesje eerst dat het om een politie-agent ging, maar zich legitimeren was er niet bij  en hij wilde desgevraagd ook niet mondeling zijn naam niet noemen. Dus was het geen agent, concludeerde ik. Omdat ik hem een klacht bij de poltie in het vooruitzicht stelde, noemde hij mij lomp, maar dat leek mij gezien zijn gedrag een flagrant geval van verleugenende projectie zoals je  standaard mag verwachten bij machtsgeile narcisten.

Als vreemd bezoeker van de stad Groningen zou ik in elk geval de welkomstborden waarmee de gemeente Groningen hem of haar begroet, met een flinke korrel zout willen nemen. Bevoegd gezag wordt hier vaker klakkeloos  uit handen gegeven aan, of straffeloos aangematigd door ongelikte proleten die hun werk maar laten sloeren. Jammer genoeg  maken deze types slachtoffers bij het algemene publiek en krijgt Groningen er een ongastvrije naam door.


Eritrese kerkgangers naar Hoogkerk

Had vanochtend geen brood in huis, gister gewoon vergeten te kopen, dus vanochtend naar het station om daar bij de AH-to- go wat stoetjes te scoren. Toen ik er om een puutje voor die stoetjes vroeg keek de kassaman vreemd op van het woord puutje dat hij niet bleek te kennen; de AH is dus wel to go, maar nog niet geassimileerd in Groningen.

Bij het instappen in de bus, vlakbij huis, zaten er al allemaal Eritrese kerkgangers in, die kennelijk via de omweg langs het Transferium oftewel P+R Hoogkerk in Hoogkerk gekomen waren. De witte hoofddeksels moeten iets met hun waarschijnlijk orthodoxe viering op deze zondag te maken hebben gehad:

DE man tegenover wie ik kwam te zitten verklaarde dat het traditie was, die witte kappen, maar met het toverwoord traditie scheept men nieuwsgierige types niet af. Op mijn vraag of ik hem mocht fotograferen, gaf hij zijn toestemming; maar in één adem door vroeg hij, mogelijk bij wijze van grap om betaling voor het portret. Dat weigerde ik, maakte toch de foto en ging daar ook mee door zonder dat hij nog enig protest liet horen.

Op het station in Groningen liepen nog veel meer Eritreeërs rond, hier nu ook veel vrouwen met kinderen:

Allemaal op weg naar Hoogkerk, maar via verschillende routes. Vreemd genoeg kozen de meesten voor perron E met buslijn 3 of 4 (Peize/Roden via P+R Hoogkerk) en slechts enkelen voor perron F met lijn 8 (dorpskern Hoogkerk) die ze veel dichter bij hun kerk aan het Hoendiep zou brengen en ze een flink eind lopen zou schelen. Probeerde dit enkele anglofone meisjes nog duidelijk te maken, maar tevergeefs, lijn 3 en 4 lijken al ingesleten bij het Eritrese kerkvolk..

Op mijn eigen lijn 8 naar Hoogkerk dorp stappend, zag ik de bekoorlijkste wezens voorbijkomen. Brieflezeressen à la Vermeer heb je helaas niet meer, internationaal zijn ze nu verdiept in digitale lectuur. Zoals dit meisje aan de overkant van het gangpad. Had haar bijna nog getracteerd op Foammies; de glutenvrije zachte snoepjes met frambozensmaak uit de AH-to-Go. Laat dat natuurlijk na wegens gevaar op misverstanden en krijg later weer spijt van het laten versloffen van dit nobele, volkomen eerzaam bedoelde voornemen. Aan de andere kant moet je zo’n gewijde concentratie toch ook niet willen storen.

Het kapje van het meisje deed me denken aan Staphorster ondermutsen. Blijkbaar een soort van universele klederdracht.


Prettig 2025!


De Ploeg in Museum Nienoord

Was gistermiddag even naar de Ploeg-tentoonstelling in Museum Nienoord. Er hingen voornamelijk werken uit particuliere en institutionele collecties, en dus veelal onbekend. Verrassend was voor mij dit ‘Gezicht op Garnwerd, een benzinerel ( aquarel gemaakt met wasbenzine) uit 1927 van Johan Dijkstra.:

De kleuren zijn wat flets en grauw, maar dat mocht de herkenbaarheid van de situatie niet deren, hoewel de Garnwerder brug er nog niet ligt. want die kwam er pas in 1931. . Pretpark- en strandtentengedoe (Garnwerd aan Zee) was er destijds ook nog niet, mag ook wel weg. Dijkstra’ stond en plein air te schilderen aan de overkant van die brug, in Klein-Garnwerd, op de Reitdiepsdijk ernaast. Links de majestueuze molen, rechts daarvan de overzet of het veerpont, die tot de aanleg van de brug 1931) nog de passagiers naar de overkant in het noorden bracht. De platte schuit waarmee dat gebeurde steekt vanaf de wal centraal in beeld nog recht de rivier in, op weg naar een bescheiden insteekhaventje in de dijk aan deze kant, waar een breed pad naar toeloopt. Rechts aan de overkant zie je Café Hammingh; de kerktoren links daarvan steekt daar nogal sober en flets bij af. Recht tegenover Café Hammingh, aan deze kant van de dijk, zie je het afdakje met de scheepsklok, waarmee gegadigde passsagiers de veerman uit het café konden alarmeren voor hun overtocht over het als nogal woelig weergegeven Reitdiep.

Om het ook verder bij de mooie topografica in de verzameling te houden, hier wat (zuidelijker van Garnwerd en dichterbij de stad) de Wierumersschouw.

Johan Dijkstra portretteerde weer de kalkovens bij Garmerwolde aan het Damsterdiep

Jan van der Zee’s ‘Boerenbedrijf’ lijkt gesitueerd op Sandebuur onder Roderwolde. In de verte zie je hier over de groene weilanden in de Drentse Onlanden heen de Stad-Groninger A- en Martinitoren staan. Links zie je het gehucht Sandebuur. De boer maait er zijn koren op de welvende of geaccidenteerde akkers dichterbij huis met drie paarden: De schilder gaf de paarden bijna kubistische achterwerken mee.

Van de relarief onbekende Oost-Groninger Jan Bogema, is er dit minstens even kleurrijke gezicht op Niehove:

Terwijl van Jannes de Vries dit ‘Oogst – Groningerland’ geleverd werd:

Johan Dijkstra, Dorpsgezicht van Termunten, met een kerk die gehavend uit de oorlog kwam, maar zo te zien alweer hersteld was.

Nog een dijkdorpsgezicht, iets fijner besnaard, maakte Johan Dijkstra bij Garnwerd:

Jan van der Zee zocht het hogerop, boven de Grote Markt in Stad. Dit schilderij komt uit de collectie van de gemeente Groningen en zal normaliter dus wel op een wethouderskamer hangen:

Uitsnede. De bussen staan nog niet op de noordzijde van de Brede Markt, zoals later, in de jaren zestig en zeventig:

Geert Pruiksma directeur van Museum Nienoord en samensteller van deze expositie vond het blijkbaar wel een aardig idee een echte, maar aan het ene rad te zien nogal gemankeerde ploeg bij de schilderijen neer te zetten.


Avondrondje door de stad met Winterwelvaart

De stad is scheutig met welkom heten met een gestyleerde Martinitoren:

Langs het Zuiderdiep hangt een hele serie van deze gestyleerde Martinitorens, die ik wel mooi vind:

de Sluiskade zoals die te zien is vanaf de Emmabrug:

Idem, een klein eindje verder (genomen vanaf ongeveer vrouw Ultra bij het Cascadeplein):

Andermaal de Sluiskade, rechts ’t honk van de stedelijke roeiers:

Zuiderhaven:

Zuiderhaven, richting ouwe museumbrug en Pottebakkersryge (rechts):

Ook zo’n beetje die kant op:

Bij de Steenhouwerdkade in de buurt. Daar komt de A-toren het blikveld binnendrijven:

Bij dit slukje Sluiskade met zicht op de A-toren lagen vroeger altijd de sleepboten, getuige ouwe ansichten:

De Verwondering, was dat niet ooit het schip van het Theater te Water?

Kleine der A:

Kleine der A – steeds met de massaaal bevolkte Brugstraat- en of A-brug centraal in beeld:

Nogmaals:

Bult negotie aan boord:

Waar veel volk op afkomt:

Kleine der A schuin tegenover het Pomphuis van het Museum aan de A en het pishok van Erwin Olav:

Hoge der A met allemaal lichtjes:

Het plaveisel van de kade was wel nat, maar niet glad:

Tot slot nog even langs de bloemenstal op het Hereplein geweest:


Romeinse restanten in Gieten

Op het bericht dat er in Gieten sporen uit de Romeinse era waren gevonden, dacht ik vanochtend eerst dat ik er wel heen zou fietsen, maar dat is toch al gauw zo’n 30 kilometen en dat vond ik weer wat ver om te doen.. Een tweetje bood echter soelaas: Harm van de Dong wilde het ook wel bekijken, en zo had ik een lift. Bedankt Harm!

De opgraving was aan de Asserstraat in Gieten. Achter een nauwelijks monumentaal te noemen boerderij lag een binnenterreintje, met daarachter een veel ruimer perceel, gezamenlijk bestemd voor een Gieten verdichtend woningbouwplan. Het archeologisch onderzoeksbureau De Steenproef uit Zuidhorn had hier eerder al explorerend onderzoek gedaan; het achterliggende grote veld leverde weinig tot niets nieuws op, het kleinere binnenterrein bleek echter vergeven van aardewerkscherven uit het begin van onze jaartelling. Of er toen al Romeinen in Drenthe verdwaald waren, weet ik niet, en de lokale helden Ellert en Brammert zouden er wellicht precies hetzelfde mee hebben gedaan wat elders Asterix en Obelix deden. Het aardewerk was dus ook niet rechtstreeks romeins – de terra sigillata en de terra nigra ontbraken hier – maar het aardewerk was afkomstig van een lokaal levende, draaischijfloze stam, collega’s van toenmalige Bataven , Kaninefaten, Chauken en Friezen.

Het aardewerk zag er sober en allesbehlalve spectaculair uit. Het droeg geen versieringen, zelfs geen streepjes, zoals het angelsaksiche spul van een paar eeuwen later, waar op de een of andere manier nog wel van te genieten valt.

Documentatie van de opgraving in de werkput:

Het opgravingvlak op her binnenterrein dichtbij de boerderij:

In het gele zand van de ondergrond tekenden zich donkere ronde vlekken af. Ooit laagtes waaarin zich hemelwater ophoopte en/of mensen rotzooi en mest stortten. Volgens de archeoloog die een en ander toelichtte, Roeline Rap van De Steekproef, ging het om ‘putten’, vooral uit een later periode. Aan de rand was zo’n put ondiep, maar als je naar het midden liep, kon je wel drie meter wegzinken.

Tekening van een niveautje dieper. NB: dierlijk materiaal was niet aangertroffen, eveneens ontbraken spullen van metaal.

Het inmiddels veiliggestelde aardewerk lag in het achterhuis van de boerderij, die merkwaardig genoeg geen naam droeg.

Pas het allemaal maar eens aan elkaar:

Scherven brengen geluk als ze goed bij elkaar passen:

Grondvlak van een kookpot die lang in het vuur heeft gehangen:

Deels geglazuurd stukje aardewerk uit een veel latere, vroeg-moderne periode (16e-17e eeuw). Dit werd op voorhand niet zo verwacht, maar het lag er dus wel, en dat in tot tevredenheid stemmende hoeveelheden.


Sinttocht Stad

Ging alleen naar de stad voor wat boodchapjes, maar werd bij de A-burg gestuit door de Sinttocht, zo’n beetje tegen de toepassselijke achtergrond van de lokale Sint-Nicolaaskerk en -toren:

Had de intocht van de Goedheiligman in geen dertig jaar gezien en meegemaaakt, maar had bij de A-brug op het nauwst van de A meteen een eersterangs plekje waar gelukkig noch geduwd, noch voorgedrongen werd:

Juist op dat moment diende de gebruikelijke vloot van Pietenkayaks zich aan:

v

Een beetje hoofdvaartuig, dat voor Sinterklaas zelf, heet gewoonlijk Spanje naar het herkomstland. Zo niet het schip van de Groninger sint. Dat kwam dit keer uit Briltil en heet de Pelikaan, wat in Regionale contaxt vooral aan Oostwold in het Westerkwartier doet denken:

Nog tijdens de intocht repareerden technisch begaafde Pieten allerlei averij, opgedaan bij de overtocht:

Sommigen leefden zich uit in kunstenmakerijen op de ra’s en boegspriet:

v

Ook de lagere kaden waren goed bezet met volk op het Lage der A:

v

v

De reddingsbrigade van de politie was ook weer aanwezig voor eventuele calamiteiten te water:

Ze heeft een hele Pietenfanclub:

Voot Café De Sigaar stapte de sint zalvend aan dek:

En was bijna de sigaar , want hij leek meteen al bijna uit te glijden over de gladdigheid:

Toch wist hij zich pijlsnel in zijn waardigheid te herstellen:

Terijl het kleurrijkste deel van het pietencorps het nauwelijks zag. Zoals u ziet waren er nauwelijks Zwarte en zo goed als alleen roetveegPieten:

Intussen was het begonnen te regenen. Het afdruipende publiek, schuilend onder de arcade in de Brugstraat, waar Sint en Pieten blijkbaar nog langs moesten komen:

Terwijl Gruno’s Postharmonie, nogal balend van die regen, langs kwam defileren:

Hun machtig mooie schuiftrompettenteam:

De aftocht naar beide markten waar de tijdelijk burgemeester het hele gezelschap kwam ontvangen:

Iemand bij de gemeente had ook nog de stadstram tijdig terug weten te vinden:

De Pietendisco tot besluit:

Dansende prinesjes met harten op rolschaatsen:

De brandweer met figuren zwart als roet::

De Milieudienst die met haar roltrommel uit de jaren vijftig voor het opruimen van de rommel zorgde:

Hein Bekenkamp, het factotum van de Groningse Verenigiging voor Volksvermaaken constateerde dat alles goed was gegaan::

Genoeg cadeautjes zo te zien:

De goed bezettee stadsbus naar Hoogkerk viel bij de Westerhaven nog net op tijd te halen en haakte in Hoogkerk aan bij de bus van Donar helemaal het eind van de Hoogkerker Sinttocht:


Onlander Rondje

(weekend eind september.)

Langmadijk achter de buurtschap Peizermade:

Een kudde witrikken op de dijk langs het Peizerdiep nabij het fietspadgedeelte van de Langmadijk:

Er zat ook een rooie bij:

Slenk:

Hier raak je niet gauw op uitgekeken. Jonge, solitaire zilverreiger kurend in weiland bij de Onlandse dijkweg onder Roderwolde:

Pure gratie, meneer:

Beet!

Hap-slik-weg en door maar weer:

Alweer beet. Hoewel het een juveniel exemplaar zonder overdreven veel ervaring betreft, kreeg deze in 10 minuten tijds toch drie of vier kikkers of padden te pakken. Een rijke oogst!

De sloot langs de Hooiweg nabij het Matslootgemaaltje slibt ook dit najaar weer dicht met waternavel:


Zondagochtend bij het Hoofdstation

Zat gisterochtend zonder brood voor mijn ontbijt en besloot het toen op ’t Groninger Hoofdstation bij de AH-to-go te gaan halen. Op dat moment heersten nog lange schaduwen bij de onderdoorgang van het Cascadeplein, om de hoek bij de Groninger Archieven:

De fiets voor het archief neergezet. De nieuwe graffiti’pieces’ onder het Emmaviaduct met ruimtevarende Micky Mouses had ik al gezien:

Geïnspireerd op de Felix the Cat van Walt Disney, dunkt me::

Variatie op Lampje, de onversaagde kameraad van Willy Wortel?:

Ook wel vaker gezien, dit plagiaat;

Was een beetje op het stadsbalcon heen en weer aan het flaneren, en toen stond deze figuur mooi contrastrijk tegen het geel van de golden museumtoren uitgelicht. Hij had me wel in de gaten, getuige een andere foto. Het was dus geposeerde onverschilligheid.

Zoals ‘Het Lieverdje’ in Amsterdam en ‘Landbouw en Veeteelt’ in Stad in jaren 60 trekpleisters voor narrige types vormden, lijkt dat nu te gebeuren met ’t Peerd van Ome Loeks voor het Groninger Hoofdstation op ’t Stadsbalcon. Loeks en zien peerd waren bliede mit heur nije gezelschap.

De traverse op het middenperron:

Eerst denk je, wat een zootje, maar dan valt het allemaal toch wel mee. Alleen die ladders naar de bovenleidingen vond ik een minder geslaagd idee. (Als daar maar geen doden bij vallen.):

Er gaat nog heel wat de lucht in:

Nogmaals die traverse, maar nu van de westkant:

In het westelijk deel van het gebied beginnen de vrijwillige graffiti te domineren met een toeterende fopspeen::


De laatste ree bij de Lagemeedster Nutweg

Met Monumentendag was ik er na een ongelukje even bij wezen staan, maar eigenlijk wilde ik de hele ree verkennen. Durfde dat niet goed, maar zag het pad op een topografische kaart officieel als (openbare) weg gemarkeerd staan. En dat gaf me naderhand het zetje. Aan het eind van het pad, dat ongeveer 200 meter lang was, stond een vervllende boerderij die (deels) bewoond leek:

Op het perceel van ongeveer 200 x 50 meter stonden ook nog bijgebouwen. Er was geen vee, groentertuin of fruitboomgaard te zien:

Halverwege de weg terug:

Dezelfde locatie

Afgedankte afrastering:

Kraal van metalën damhekken voor schapen en kalveren:

Vanuit een andere hoek:

Wrakke badde:

Niet alleen wrak, maar ook glad; ik zou er niet zo gauw overheen gaan.

Afgedankte acrobaat:

Boomstomp op de wal, bootje in het land:


Dorpskerk Zuidhorn

Met Monumentendag was ik nog nooit in de kerk van Zuidhorn geweest, terwijl mijn overgrootmoeder en enkele van haardochters (oud-tantes van mij) deze kerk erg trouw bleven. Via de Historische Kring Zuidhorn gaf ik me dus op om er op Monumentendag een paar uur op te passen. Waarbij ik van de gelegenheid gebruik maakte om het camera-oog goed de kost te geven.

Bijvoorbeeld onderweg bij deze rijk belommerde boerenree in Lagemeeden:

In de kerk van Zuidhorn is de kansel het mooiste object met zijn snijwerk. Het pastoorsgestoelte trekt bij binnenkomst meteen de aandacht:

En met zijn gehalsbande en van voren geringde windhondekop, ontleeend aan het wapen van de jonkersfamilie Siccama (op Klinckema aan de zuidkant van het dorp):

Qua ornamentiek op herenbanken lijkt de familie Clant van de Hanckemaborg wat beter vertegenwoordigd dan de Sikkema’s. Hier bijvoorbeeeld met verzwagerde geslachten zoals de Ripperda’s (Oosterwijtwerd) en de Lewes (van Aduard):

Terwijl de Clanten zich in een volgende herenbank lieten vergezellen door onder andere de huppelende geitebokken van het geslacht Coenders.. NB: het hartschild is met zijn lelie en sterren ook in dit geval dat van de Hanckemaborg:

Engelen voeren geloof, hoop en liefde in hun schild:

Glas-in-lood naar de geometrische Stijl. Het lijkt me dat de kruisiging kubistisch of zo is uitgebeeld. Het rode ruitje staat voor de neus vana Christus miden op zijn gezicht:

Terug naar de 17e eeeuw met de figuren van haar tijd. In de ovaal staat een wapenschild met hangende druiventros met naar boven gerichte bladeren. Soortgelijke druiventrossen willen ook nog wel eens het Land van Belofte (Kanaän) symboliseren.

Engel onderaan rouwbord uit de achttiende eeuw:

Datzelfde rouwbord van opa Maurits Clant uit 1734:

Het familiewapen Clant met zijn griffioenen en vissen:

Twaalfpuntige ster op het koor (nu consistorie of kerkeraadskamer) aan de oostkant van de kerk:

Op de torenspits staat als windvaan een draak (volgens Pathuis 4543) of een griffioen met opgeheven vlucht (lokal zegsman), de vleugel beladen met de schuinbalk van het wapen Clant waarop drie rechtop. staande vissen te zien zijn.

inde consistoriale predikanten-galerij hangt dit aquarelletje van dominee Johannes Ernestus Winter, die van 1778-tot zijn dood in 1841, dus maar liefst 63 jaar lang, op de preekstoel van Zuidhorn stond. Deze recordhoudende preektijger fungeerde tevens als beleidsbepaler van de classis Westerkwartier:

Zitbanken bleven nog lang verhuurd in de kerk van Zuidhorn. Ene J. Offeringa erfde of kocht de bank van de familie Posthumus, maar zijn nazaten lieten het emaille eigendomsplaatje gewoon zitten:

Rouwbord uit 1704 voor Bauwina Clant-Clant (34 jaar).

Ook hier weer de dansende geitebokken van de familier Coenders (rechtsboven)!

Vroegere collega, archiefman, Zuidhorner en organist Hans B. kwam op Monumentendag het orgel van Schnitger en diens kleinzoon Freytag uit 1793 uitproberen. Hij had geen poestentreder bij zich en oogde daarom een beetje vermoeid. Het valt niet mee zo’n eeuwenoud kavalje aan de praat te houden:

Bij terugkeer in Hoogkerk was net de Eritreesche kerk uitgegaan en wahtten hun kerkgangers bij alle bushaltes:


Eesterweg Doezum v.v.

Er stond een straffe Oostenwind, een uitgelezen gelegenheid om voor een westelijke bestemmig te kiezen. De keuze viel op Doezum, waar ik zelden kom.

Eerst meters maken langs het Hoendiep:

Witblatten met hun zaailingen op de diepswal tussen Oostwolmerdraai en Enumatil:

Achter Enumatil groeit gestaag de wilgenlaan als ree naar een boerderij op de Dijkstreek:

Toegang vanaf de Maarsdijk onder Niekerk naar ’t Fanemerland:

DE entree tot Sebaldeburen – bij café Het Haventje hier had ik een verversing willen nuttigen, maar de gelegenheid bleek helaas dicht:

Aftakelende boerderij aan de Eesterweg achter Doezum:

Beetje dichterbij: de rechter schoorsteen staat een Pippi Langkousachtig scheef; het dak welft golfachtig; de rollaag boven de deuropening vervalt; de blinden raken in het ongerede; en of de dakgoot tegen een klimaatregenbui bestand is, lijkt nog maar zeer de vraag; alleen de muren zijn van puik voegwerk met hun gesneden voegen:

Wat meer naar rechts krijg je zicht op de de deplorabele zijkant; daar mag wel iets anders komen:

Verderop heeft een belligerente bewoner zijn domein met een afschrikwekkende palissade versterkt:

Uitzicht op de diervoederfabriek in Stroobos:

Een boer in Dorp, vlakbij Stroobos en het Van Starkenborghkanaal, viert zijn zeventigste verjaardag met een staatsieportret waarop hij zelf de bruine lievelingskip op zijn knie in zijn schetsboek portretteert;

Beetje groter mag wel:

Met een vrijwel boomloze oostenwind kracht 4 terug naar Hoogkerk Dat viel een beetje tegen. Had een hardhouten kont na afloop van de tocht.