De wedmansboom aan ’t Oude Schild

“Wedde mans boom aan ’t Oude Schild

Moeder maakt ons vaak wijs dat daar alle kleintjes weg komen uit die holle boom die daar stond in de rietboorden van ’t Schildmeer. ’t Is me daar ook een eenzaamheid daar bij ’t Schild met zijn rietboorden en wildernis, dat wij altijd trilden van angst voor “weddeman” en “korenwouden” en “apekollen”.”

Notitie uit juli 1941 in het memoriaal van de boer Klaas Nienhuis (1895-1982) uit Siddeburen, met een herinnering aan de manier waarop zijn moeder hem wijs- en bangmaakte over een holle boom op de oever van het Schildmeer. Hier zouden volgens haar de kindertjes vandaan komen. Blijkbaar stond de boom er rond 1900 nog, maar was hij in 1941 allang verdwenen. Hij moet zijn curieuze naam hebben gedankt aan de wedman, een gerechtsdeurwaarder en politionele hulp van het bevoegd gezag, wiens functie begin negentiende eeuw al was afgeschaft. Mogelijk was het perceel grond of de rietboord waarop hij stond, ooit het eigendom van de regionale wedman geweest. Wat “”korenwouden” zijn, al sla je me dood, maar in de “apekollen” herkennen we de apekool die elders voor de nakomelingschap zorgde.


Rondje Onlanden – Roderwolde

Langmadijk, achter Peizermade:

Stippelkoe en dochter? De moeder heeft een halve navelstreng aan haar achterste hangen. Als er een kalf geboren werd, dan lag dat niet in het weiland, want dat was nergens te bekennen:

Bloemetje, bijtje:

Drie ooievaars op het nest in Roderwolde:

Het kamilleveldje bij het stobbenven-monument geurde hevig:

Bij dat monument aan de Hooiweg:

Wederik en vogelwikke bij de Onlandsedijk:

Kale jonker bij Eiteweert:


De scharrelvarkens van Sprikkenburg

Aan het Sprikkenburg, tussen de Dorkwerdersluis en (voorheen) de Paddepoelsterburg bij het Van Starkenborghkanaal, lopen weer scharrelvarkens rond:

Op hun terreintje verorberen deze groenteliefhebbers met smaak de bladeren en dunnere stengels van de bereklauwen:

Zodoende blijven de dikkere stengels met de witte schermbloemen in top over – het lijkt alsof de beesten onder parasolletjes lopen:

Portret van zeug met verfomfaaid oor:


Stuk ongeduld

Van de week kocht ik een ijsje in het buurtrestaurant. Het was wel weer voor een ijsje, nietwaar?

Dat dacht ik. Helaas hebben ze in het buurtrestaurant zo’n übermoderne kassa staan. Waarvoor je een hele ris codes uit je hoofd moet kennen. En aangezien het kassameisje de code niet kende of niet wist hoe het verder moest, sprak ze een leidinggevend collegaatje aan, die de code enzo wel kende, maar deze, ondanks de warmte en daarmee het ijsjesweer, nog nooit had ingevoerd, althans er niet in slaagde deze in te voeren, dus het duurde even, sorry.

Het duurde bij voortduring even. Ik merkte op dat ik maar alvast aan mijn ijsje begon, anders was het gesmolten, nog voordat ‘t afgerekend was  Maakte daarbij een gebaar alsof ik het hoorntje uit de verpakking wilde halen.

Ze keek me aan met een uitdrukking die van verbaasd naar vernietigend vergleed. Het verbaasd was spontaan (althans haar mond viel een eindje open). D’r vernietigende blik had ze al vaker op geoefend.

Sorry, had ik moeten zeggen, ik ben een stuk ongeduld.


Jan Everts monument in ’t Stadspark heeft zijn waterspuwers weer terug

Het monument voor Jan Evert Scholten in het Stadspark lijkt nu helemaal hersteld en gerestaureerd. De lullige bloembak die ooit van het waterreservoir gemaakt was, heeft de oude functie met waterspuwers teruggekregen, zag ik gister in het voorbijgaan:

Die katachtige waterspuwers – ik had ze nooit eerder gezien – vormen wel een mooie sprinklerinstallatie voor als er nog eens een auto tegenop klapt en in de fik vliegt.

De vrouwelijke en de mannelijke sportfiguur zien er weer uit zoals Abraham Hesselink ze bedoelde:

De kattekop rechts – beiden spuwen het water uit door een geelkoperen tong:


Chromosa, Mimosa en Ultra Ortho

Op de expositie met foto’s van Ben Schröer in het Drents Archief, zag ik van de week ook een vitrine met doosjes voor Belgisch en Duits fotomateriaal dat hij gebruikte. Noem me nostalgicus, dat kan me niet schelen, maar waarom beleef ik zoveel meer plezier aan vooroorlogse grafische ontwerpen, dan aan die van vandaag de dag?


Suppend langs de diepenring

De laatste dagen is het doen van een suppend rondje diepenring behoorlijk populair:

Op de A echter, leek tweederde van de suppers op de plank te blijven zitten:

Dat kwam waarschijnlijk door de lage bruggen daar, zodat je wel door je knieën moest::

Een enkeling kon het niet schelen en deed zelfs kunstjes onderweg:


Modern glas-in-lood in de Martinikerk

In de Martinikerk viel me op dat er nieuw glas-in-lood was, dat me eerder niet zo in het oog was gelopen. Dat dat nu wel gebeurde, lag aan de kleurvlekken die het op de vloer gaf. In Martini, kerk en toren, een boek uit 2003 van Egbert van der Werff, kan ik er niets over vinden en ook heeft er in kranten niets over dit werk gestaan. Alleen staat er summier iets op de website van het schildersbedrijf Dreijer in Beerta, dat de ramen heeft geplaatst – ook hier ontbreken de datum en een inhoudelijke toelichting – terwijl het ontwerp van een Atelier Pecha zou zijn geweest, dat opereert onder de vleugels van Dreijer, maar verder alleen bekend is van zijn bemoeienis met de glazen pisbak van Erwin Olav..

Het stadswapen met een enkelkoppige adelaar. Terwijl de roofvogel met een cobra-achtige flair is gebrandschilderd, staat het blazoen er nogal zakelijk, om niet te zeggen computerachtig op:

Geestelijke (Wessel Gansfort?) met gevouwen handen:

Ook in deze vier ramen zit een mensfiguur verwerkt:

Het effect op de zerkenvloer:

Naschrift: Volgens mijn broer, die namens het GSp jarenlang koster is geweest van de Martinikerk, dateren de ramen van ongeveer 2010.


Dag van de archeologie – wat viel er te zien en te doen?

Ik was te laat voor de aftrap door de wethouder, maar of ik daaraan zoveel had gemist? In ieder geval was in de noordwesthoek van de Grote Markt de leer-opgraving door de Groninger jeugd al in volle gang:

Instructie metaaldetector:

Op de tafel van de organisatie lagen botten voor de referentie – vooral rundveeknoken:

Op de tafel in de stand lag ook een vitrine met metalen voorwerpjes die al eerder onder de Grote Markt vandaan waren gekomen – rechtsonder herken ik in de ster met gat een snorrebotje, kinderspeelgoed waarmee je gevlochten draad als het ware kunt laten zingen::

Topstuk – Karolingische muntfibula (mantelspeld, ca. 800):

Curieus – scabreuze pseudo-pelgrimsinsignes, links een fallus op pootjes en rechts de pendant in de vorm van een bereden vulva (vijftiende eeuw?):

De vulva nog wat nader bezien, draagt een kruisboog en berijdt een vurig paard:

Zakhorloges had men nog niet, maar wel de zakzonnewijzer. Deze zou van een zeeman geweest kunnen zijn (ca. 1600?):

Speld of distinctief met een griffioen – mogelijk van een middeleeuwse bode uit de Stellingwerven (die een griffioen in hun wapen voerden)? Zo ja dan iets voor wethouder Bloemhoff:

In de Martinikerk waren er lezingen door de archeologen Jasper Huis in ’t Veld, Gert Kortekaas en Bert Tuin. Van het eerste, vooral algemene verhaal heb ik door de kerkgalm helaas weinig meegekregen, vandaar dat ik bij de volgende maar vooraan ben gaan zitten. Kortekaas vertelde o.a. over de twee prehistorische dorpjes (ten noorden van Grote Markt en ten zuiden van de latere stadswal) die na 1040, met de merendeels planmatige aanleg door de Utrechtse bisschop, zijn opgegaan in de prille stad Groningen:

De kavels ten zuiden van beide markten omstreeks 1040, ingetekend op de oudste kadasterkaart van ca. 1830. Veel straten hier waren verdiept aangelegd – van het maaiveld werd een halve meter afgegraven, de vrijkomende grond gebruikte men voor huispodia:

Ook besprak Kortekaas enkele vondsten, zoals bovenstaande fallus en vulva. De oudste vondst tot nu toe op de Grote Markt – betrof echter geen metaal, maar een scherf terra sigillata (roodbakkend aardewerk) uit de eerste eeuw van onze jaartelling, oftewel Romeinse Tijd. Deze werd echter aangetroffen in een veel latere, middeleeuwse ophogingslaag en een verre nazaat moet het potje of olielampje dus op de een of andere manier hebben verworven, meegesjouwd en weer zijn kwijtgeraakt.

Het verhaal van Bert Tuin ging over de Vismarkt:

Terwijl de Grote Markt vanaf eerste opzet een plein was, ging het bij de Vismarkt eigenlijk om een weg met zeer brede bermen. Wat er verhandeld werd, verschilde ook. De omwonenden waren bij de Vismarkt vooral koop- en ambachtslui, terwijl het bij de Grote Markt primair ging om stadsheren, ambtenaren en renteniers. Horeca zat juist vooral aan de Grote Markt, wat waarschijnlijk samenhing met de bestuurlijke, juridische en kerkelijke functies op en aan dat plein. Kortom: de Grote Markt was meer officieel, waar er aan de Vismarkt meer handel zat:

Tuin verwees het blijkbaar hardnekkige fabeltje dat er ooit een haven op de Vismarkt had gelegen, definitief naar de prullebak – hiervoor was er een veel te groot hoogteverschil (ca. 6 meter) tussen de A en de Vismarkt. Volgens hem dankte de Vismarkt als markt haar ontstaan mogelijk aan een beleg door Friezen uit Hunsingo en Fivelingo, die na hun overwinning een vrije marktplaats voor hun kooplui bedongen. Tot diep in de negentiende eeuw was de indeling overigens een heel andere dan die van nu: de rijweg liep in de lengte midden over de Vismarkt. Er lag ooit een forse “groepe” of grup naast, waaruit een rijke oogst aan archeologica te verwachten is, als de Vismarkt net als de Grote Markt straks een grote vergroeningsoperatie ondergaat:

Helaas is er aan de Vismarkt het een en ander verdwenen in de loop der jaren. Zoals het ‘Huis met de draken’, gebouwd ca. 1680 door een Hindrick Muntinghe, en in 1901 (deels) gesloopt door een middenstander, aldus Tuin.


Blaarkop met pas geboren stierkalfje

Kwam er net voorbij in Leegkerk toen de boer uit zijn land liep en meldde dat zijn blaarkopkoe zoëven voorspoedig bevallen was van een stierkalfje. Hij wilde het beestje aanhouden. Tussen de bomen door zag ik de koe het kalf schoonlikken en ik mocht er wel even heen.


Groningers verzonnen overval op de postweg tussen Spier en Beilen

Bron: Groninger Courant 21 januari 1780 (rechtsonder). Twee Groninger passanten disten dus bij thuiskomst een smeuiïg, maar verontrustend verhaal op. Ze zouden met een lichte jachtwagen onderweg op de postweg tussen Spier en Beilen zijn aangevallen door struikrovers. Het lijkt warempel wel een scène uit een western.

In werkelijkheid controleerden enkele kooplui uit Beilen of het ijs tussen twee heuveltjes op de kennelijk nogal geaccidenteerde postweg houdbaar was voor hun vrachtwagens. Het verhaal over de overval was dus een fabeltje.

De krant liet de benadeelden (of degenen die ten onrechte in opspraak waren gebracht) niet betalen voor een advertentie, zoals ze anders wel deed, maar drukte hun verloochening van het nepnieuws in extenso af op de redactionele voorpagina. Bij verhalen over onveilige wegen, en dan nog wel zo’n belangrijke, had niemand belang, ook de krant niet.


Reiger eet mol

In het voorbijgaan zag ik naast het Hegepad een reiger bezig met het verorberen van een prooi:

Het bleek een zieltogende, nauwelijks meer bewegende, maar tamelijk grote mol. Zo te zien had de reiger hem in de nek lekgeprikt, vandaar dat er – zie boven – aan de snavel nogal wat bloed zat:

Het maagwaarts wegwerken van de mol kostte ondanks alles nogal wat moeite, de reiger deed er zo’n vijf minuten over:

Een laatste groet van de mol aan de wereld. Toen was het opeens voorbij, en zat de mol, getuige de verdikking in de hals van de reiger, halverwege zijn bestemming:

Moge het maal de reiger wel bekomen.


Westerkwartier steekt liever geld in vage floeperij dan in echte verkeersveiligheid

De Mensumaweg tussen Tolbert en Oldekerk is een bijna 5 kilometer lange, vrij smalle strook asfalt. Hoewel er officieel een snelheidslimiet van 60 km/u geldt, trekken vrij veel automobilisten zich daar weinig van aan. Ze jakkeren hier fietsers graag de pijpen van de broek. Daarom begon de gemeente Westerkwartier onlangs een campagne met spandoeken langs de weg, die de gemotoriseerde weggebruikers moeten stimuleren “om andere weggebruikers op een veilige manier te passeren”.

Het eerste spandoek is nog redelijk duidelijk, hoewel het de aanbevolen afstand (minimaal 1,5 meter) helaas niet uitdrukkelijk noemt en veel automobilisten er ook nauwelijks naar zullen kijken:

Met het tweede spandoek wijst de (nieuwe) gemeente op een eendracht die er in het Westerkwartier tussen bewoners zou bestaan. Die is er niet. Westerkwartierders hebben (nog) niet zoveel binding met elkaar, en dan vooral niet met bewoners van andere dorpen of andere voormalige gemeenten. Een beroep op een dergelijke vage floeperij had beter achterwege kunnen blijven. Het gaat ook meer om laten, dan om doen:

En tot slot mogen de fietsers als blijkbaar bevoordeelde partij dankbaarheid betonen voor het zich houden aan de verkeersregels door automobilisten:

Beter dan zo’n boterzachte reclamecampagne, had de gemeente Westerkwartier de fysieke infrastructuur kunnen aanpakken: verkeersdrempels en -sluizen, of nog veel beter: een vrij liggend fietspad naast de Mensumaweg, waar ook genoeg ruimte voor is. Kost inderdaad meer geld en levert gedoe op met boeren die een strookje grond kwijtraken. Maar als gemeente mag je best wat meer geld over hebben voor de veiligheid van fietsers.


Ommetje Lagemeeden

Bangeweer, Hoogkerk:

Bangeweer, de achterkant. Er komt een grote verbouwing tot appartementen aan:

Acrobaat in de zon bij boerderij te Leegkerk:

Inzoomend op:

Waterranonkels in sloot bij Weersterweg, nabij Nieuwbrug:

Zwaan met zeven jongen bij dezelfde sloot:

En dan eindje verder een eend met een heel stel jongen:

Eendjesfile op weg naar sloot:

Fouragerende ooievaar tussen Den Horn en Lagemeeden:

Egelantier, Lagemeeden:

Witrikken in het Viooltjesland, Roderwolderdijk:

Amfibische waterplantenopruimer (maaiboot) bezig bij de Jan Ensinglaan, Hoogkerk:


Heideschapen op Sandebuur

Er liep een koppeltje schapen in een stuk land op Sandebuur. Drentse heideschapen:

Door de bloei van het gras deed de omgeving wat denken aan een grote stille heide. Maar er dwaalde geen herder rond, want die is afgeschaft:

Ik vermoed dat de beesten dat gras ook wel zo lekker vonden als die taaie , houtige heide:

Ze hebben altijd wel mooie koppen:

Van voren en van opzij:

En nou wegwezen jij.