Pissend wijf lucht gemoed over Bommen Berend

De Stadjers van 1672 gaven op velerlei wijze lucht aan hun afkeer van de agressor Bommen Berend. Zo krasten ze op de lege achterkant van eenzijdig gestempelde, vierkante noodmunten spottende voorstellingen van, en schimpverzen op de Munsterse bisschop. Zoals deze hierboven van een hurkende vrouw met opgetrokken rokken die zich op de (denkbeeldige) belegeringstroepen ontlast, er bijna letterlijk schijt aan heeft.

Van wildplassen mag men haar niet betichten, want ze doet dat ‘met verloff’. Wat voor meerderlei uitleg vatbaar is. Het kan zijn dat ze zichzelf die vergunning heeft verstrekt. Het kan ook slaan op het verlof dat de bisschoppelijke troepen kregen om naar huis te mogen gaan. Bovendien kan het duiden op de vergunning van een herberg of tapperij. Een plek waar de verdedigers van de stad zich na het Ontzet overvloedig gingen laven, wat natuurlijk met een beste plas en nogmaals een grote opluchting gepaard ging.

De vierkante zilveren schelling met het pissende wijf maakt deel uit van de Ontzet-expositie in het Groninger Museum. Numismaat Jan C. van der Wis bespreekt hem met andere, soortgelijke, in zijn artikel over de vierkante munten van 1672 in het themanummer over Groningens Ontzet van Stad & Lande, dat vandaag van de drukkerij kwam.

Andere onderwerpen in dat Ontzetnummer van Stad & Lande:

  • Egbert van der Werff over de grote belegkaart van Jannes Tideman;
  • Joël Miedema over de rol van vrouwen tijdens het beleg van 1672;
  • Albert Buursma over De Groninger armenzorg en de gevolgen van het beleg;
  • Egge Knol over het ruiterportret van Bernhard von Galen;
  • Rozemarijn van der Wal over Anna van der Horst, die in de achttiende eeuw een drama schreef over Groningens Ontzet.

Het Ontzetnummer van Stad & Lande is onder andere te koop bij de vereniging Stad en Lande, het Groninger Museum (gratis toegankelijk op zondag 28 augustus!) en boekhandel Godert Walter voor € 5,50 (excl. verzendkosten).


Rondje Peize – Eelde – Noordlaren – Onnen

Queueënde Belgen bij het Achterstewold, Peize:

Hooglander houdt van laag hangende, maar sappige boomblaadjes, Onlanden aan de Eelder kant van Peize:

Eelderdiep tussen Peize en Eelde:

De boerderij van Natuurmonumenten bij Eelde heeft weer een beste voorraad nieuw hooi (terwijl er ook nog verscheidene rollen van vorig jaar staan, die nu met gras overwoekerd raken):

Rijplaten op afgeoogst korenland, de Hullen ten oosten van Donderen:

Op meerdere plekken in het Gorecht dode bomen, zoals hier in de buurt van de Blankehoeve bij Noordlaren:

Perceel verleppend suikerbietenloof aan de Kampsteeg, Noordlaren:

Bij Onnen: podiumbeest regelt spotlight in:


VVV op (te) zachte toer

Bij het transferiumpje op De Punt staat een mupi met deze poster die ons tot een bezoek aan de stad Groningen wil verleiden:

Van een afstandje zag ik de boodschap niet, vandaar dat ik er maar even vlak voor ben gaan staan. Die zachte, voorjaarsachtige kleuren zijn wel mooi, maar ze kleunen er niet bepaald in. Wat dat betreft is onze stads-VVV grafisch wel eens duidelijker geweest:


Ezeltje neemt zandbad

Op een erf bij het Blauw, tussen Zevenhuizen en Terheijl, wentelt een ezelsveulen zich in het losse zand en stof:

De vier poten omhoog en maar rollebollen:

En dat meermalen, om op gezette tijden even tot bezinning te komen:

Met een oogje op de passerende fotograaf:


Ooievaars op thermiek

Gezien bij de Hoedekast, onder Lettelbert:


Zuidhorn – Heereburen – Garnwerd – Garmerwolde

Zonnebloem, Minervapad Hoogkerk:

Westpoort bedrijvernterrein – LCW vanaf de Londenweg:

Bij de Zuiderweg, Zuidhorn – ooievaar trekt zich niets aan van trekker met giertank erachter (verderop wandelden er nog een stuk of zes.):

Vanaf Zuidhorn even doorgefietst naar Oudebosch fruit in Heereburen, vlakbij Kommerzij, voor een paar bakken kersen. Het koren was hier al gemaaid en gedorst:

Dijkcoupure bij de Gaaikemaweg tussen Pama en Aalsum:

Bij de dijk stond een ouwe veewagen, met twee etages schaduw voor de schapen:

Maaidorsers in de tarwe bij Aalsum:

Garage, Oldehove:

In de omgeving van Ellerhuizen – boerderij in wederopbouw:

Achter Thesinge – colonne boerenwagens na gedaan werk:

Wapen van de voormalige gemeente Ten Boer op de molen Germania, Thesinge:

Wolkenlucht bij Garmerwolde:


Andermaal Zuidhorn vv

Leegkerk, Tichelwerkpad – mevrouw blaarkop heeft net als gister haar weiland wederrechtelijk verlaten. Toch maar even terug om de boer te waarschuwen:

Terug van de boer, blijkt dat mevrouw inmiddels in de bijna droge sloot vertoeft:

Boerenzakdoek als vlag:

Bij een bankje aan het Hornpad, tussen Den Horn en Zuidhorn:

Zwarte koe bij het Hornpad:

In een leegstaande handwerkwinkel, Zuidhorn:

Scheuvelaars tegen de wind in, windwijzer zuidkant Zuidhorn:

Het voorwereldse monster (sleuvengraver) te Vierverlaten staat werkloos langs de oprit met een kapotte of erafgelopen graafband:


Ommetje Zuidhorn

Blijkbaar is er een bouwplan voor Bangeweer (Hoogkerk) – daarbij is iets achter de ‘hut’ weggehaald, waardoor je die nu in zijn oude vorm kunt zien:

Blaarkopstiertje aan stik, Leegkerk:

Op de oever van het Aduarderdiep stond een oud trekkertje. Eerst dacht ik: die is gedumpt, maar aan de achterkant bleek een buis te zitten, waardoor er water uit het kanaal gepompt werd, dat waarschijnlijk vanwege de drooogte naar de sloot aan de andere kant van de weg gaat:

Detail op de motorkap:

Ingang kerktoren Zuidhorn:

Bloempjes bij het graf van mijn overgrootouders, Jellemaweg Zuidhorn:

Onderweg naar Enumatil: land tussen de Zuiderweg en het Hoendiep:

Voorwereldlijk monster (sleuvengraver voor kabelwerken) bij het Transformatorstation Vierverlaten:

(Foto’s van gistermiddag.)


De Hondsrug af

Kon met mijn broer meerijden naar de omgeving van Elp, waar ik zelden kom. Fiets achterop, op die fiets terug.

Schoonloo. Monument, begrijp ik, om stil te staan bij de TT. Er staat een geweldig brok kunstenaarsgelul onder, over de motor die hier gesymboliseerd wordt door de octopus, terwijl die motor al bijna een eeuw zorgt voor de aandrijving van een oneindige ketting. Dat klinkt naar een sterfreutel van fossiel-optimisme, maar enfin, het ding op zich vind ik wel mooi (weer eens wat anders dan een dikke zwerfkei):

Erachter staat een betreurenswaardig sterk vervallend établissement:

Braderie bij de kerk van Borger. Beeld met die kraampjes zou heel bekoorlijk kunnen zijn, ware het niet dat dikke witte plastic bakken worden toegestaan, die maken dat braderieën in de volgende editie van de bijbel toegevoegd worden als elfde plaag van Egypte. (Niet dat je aan het vrije zicht op de half achter zo’n bak schuilgaande kerk veel wint, want die is van een proto-waterstaatsmodel uit 1826):

Iets ten noorden van Borger ligt een grafheuvel uit de Bronstijd in het bietenveld, de enige die bewaard bleef van een hele reeks langs een noordzuid-route over de Hondsrug. Dit exemplaar bleef bewaard vanwege een massieve opeenstapeling van stenen die bij de geëgaliseerde grafheuvels waarschijnlijk ontbrak :

Ouwe schuur bij Gasselte, dacht ik:

Tusschenwater, een nieuw natuurgebiedje (waterberging) iets ten zuiden van De Groeve:

Witte stier bij Zuidlaren:

Hoe heten deze? Te zien bij het Eelderdiepje iets ten noorden van de Schelfhorst:

v


Drentse dopelingen in Stad (1672-1674)

Ooit noteerde ik bij het het doornemen van de Groninger gereformeerde doopboeken ook bijkomstigheden zoals de kinderen wier ouders eigenlijk elders woonden en en in zulke gevallen dan met name de plaatsen van herkomst. Vooral in de jaren 1672-1674 ging het om veel, bijvoorbeeld zo’n 22 uit Drenthe. Op dit kaartje heb ik de namen van de herkomstkerspelen omcirkeld:

Uiteraard betrof het doopouders, die gevlucht waren voor de troepen van de bisschop van Munster. Het noorden van Drenthe bleek aanzienlijk meer vertegenwoordigd dan het zuiden. Groningen was vrij dichtbij voor de Drenten van Noordenveld en Oostermoer, die vaak ook familie in de Stad hadden wonen.

Uit alle kerspelen met een rode cirkel werd minstens één kind gedoopt. Anlo (4), Beilen (3), Eelde (2), Roden (2) en de handelsplaats Meppel (2) leverden meerdere doopkinderen.

Ik heb het niet onderzocht, maar op voorhand waren de vluchtelingen meer gegoed dan de achterblijvers. Achter elk doopkind mag je bovendien niet alleen de doopouders rekenen, maar ook oudere kinderen en dienstboden. Ik meen dat het kaartje wel representatief is voor de Drentse vluchtelingen in het algemeen, maar dat laat zich verder nauwelijks onderzoeken.


Philishave voor heggen

Vorig jaar kwam hier in de buurt nog een hoveniersbedrijf langs, om in opdracht van de woningbouw met elektrische heggescharen de heggen bij te knippen. Vanochtend bleek, hoe ook in dit opzicht de handmatigheid passé was. De klus werd nu gedaan door een machine – een groen wagentje met een hydraulische arm die een gele schijf over de bovenkant van de heg heen haalde:

Het apparaat ging ’t hoekje om…

en zette de gele schijf verticaal om de zijkant van de heg te doen. Onder de gele schijf bleken teee grote strimmers te zitten:

Het leek warempel wel een Philishave voor heggen!:


Een brandstichting in Darp, najaar ’71

We zien het witgeverfde achtereind van een rietgedekte keuterij. Erachter staat een zwarte schuur, waaruit een man in houthakkersshirt spullen overbrengt naar een Volkswagenbusje. Achter het erf staat een rijtje halfwas eiken met verderop land onder een dikke nevel.

In een volgende scène wrikt een jongen aan een kozijn bij de ingang van het boerderijtje, halverwege de zijgevel. Een man beukt er op in met een moker. Het bovenste deel van de zijmuur heeft hij al weg geslagen. Opgeschoten en wat kleinere jongens kijken toe hoe het hem afgaat, maar het kozijn geeft geen krimp. Kennelijk zit de zaak degelijker in elkaar dan gedacht. Dan zien we dat er een trekker bij wordt gezet, maar blijkbaar hoeft die toch niets te doen, want we zien geen ketting, touw of kabel en naderhand lijkt de zijgevel nog intact.

 De filmer gaat nu naar de voorgevel. Het huisje heeft wel wat van een ouderwetse  turfmakerswoning, is alleen hoger en heeft hoog in de gevel nog twee miniscule raampjes die zorgen voor toetreding van daglicht op de zolder of in een daar afgetimmerd slaapkamertje. De voordeur van ‘t keuterijtje staat open, daardoor zien we wat vlammetjes op de grond van de ruimte erachter. Kleine jongens kijken toe en gooien los hout op  het vuurtje in dit woongedeelte. Er komt een grotere jongen aanlopen met een jerrycan of groot verfblik, waaruit hij een plens brandbare vloeistof (benzine, petroleum?) op het vuur gooit. Dat laait nu hoger en hoger op, tot het de ramen en het dak uitslaat en het pandje finaal in lichterlaaie zet.

De filmer keert terug naar de zijgevel. Ook bij de krimp, waar wat jongens staan toe te kijken,  slaat het vuur nu door het dak heen. Intussen wordt het schemerig en donker. Toeschouwers lopen weg, maar een oudere man met een pet op en klompen aan blijft op zijn fiets geleund staan kijken, net als enkele opgeschoten jongens. Uiteindelijk resteert nog een in elkaar gezakte bouwval. Een van opgeschoten jongen toont trots enige bordjes  die vooraf van het pandje zijn afgehaald: “onbewoonbaar verklaarde woning”, “verboden toegang” en een huisnummer. Dat huisnummer houdt hij tussen zijn tanden, maar valt naar beneden.

Na een verdwaald shot van een roeiboot zien we nog hoe een familie de puinrestanten van de brand opruimt. Blijkbaar wil ze enkele goede stenen nog bewaren voor de tuin of zo, want die worden met een kruiwagen afgevoerd naar een plek buiten beeld.

Duiding

Het filmpje betreft een gedeelte van een veel langere privéfilm van een familie Staal uit de Collectie Overijssel, dat dit gedeelte beschreef als “beelden van de sloop en de brandstichting van een oude boerderij te Havelte in het najaar van 1971”. Vanwege die plaatsbepaling vroeg Aike van der Ploeg me of ik de beelden kende. Nee dus. Qua omgeving dacht ik aan de westkant van Uffelte, Holtinge, de kant van Wapserveen op, Darp of Busselte, maar toen ik mijn broers de link doorstuurde, bleek het al gauw om Darp te gaan. De heer Staal, eigenaar van het pand en waarschijnlijk de filmer, maar zelf ook even in beeld, was destijds gymnastiekleraar aan de Mavo op het Vledder in Meppel, waar twee van mijn broers ook op hebben gezeten. De locatie van het gesloopte en verbrande huis was, voor zover zich dat nu laat nagaan, bij de Darper ijsbaan in de hoek tussen de Ruiterweg en de Voorkamperweg (Abuis! – zie naschrift.). Naderhand, in het voorjaar van 1972, zette de familie Staal op het erf een nieuwbouwhuis neer, waarvan bij de Collectie Overijssel eveneens beelden te zien zijn. Waarschijnlijk hebben de Staals hier niet erg lang gewoond.

Bron kaartfragment: Topotijdreis.

In eerste instantie, nog zonder kennis van de context, vond ik het vrij brutaal en schaamteloos, zo’n brandstichting bij vol daglicht. En met het op het vuur gooien van benzine of petroleum, hadden die jongens lelijk op de koffie kunnen komen. Het keuterijtje was echter geen monument, maar een onbewoonbaar verklaarde woning. En gezien het publiek – oud en jong uit de buurt – was er ook niets geheimzinnigs aan. Misschien gaf de gemeente en/of brandweer er toestemming voor? Blijkbaar, want al is er geen brandweer te zien en het is moeilijk voor te stellen dat dit zonder haar voorkennis is gebeurd.

Toch blijft het een zonderlinge manier om van een woning af te komen. Een van mijn broers vroeg zich af of dit vroeger niet veel vaker gebeurde, maar ik heb er nooit van gehoord. Al kan ik het me wel voorstellen: het slopen verliep relatief snel en deze methode was ook een mooie oplossing als er ongedierte in de woning zat. In de brand was in zo’n geval uit de brand.

Naschrift 26 juli 2022:

Met het adres zat ik fout, meldde mij iemand uit de omgeving. Het was uiteind Veleweg aan de rand van de Wallingeres. Bij checken van een telefoongids op straatnamen van zo’n twintig jaar geleden op internet, bleek daar inderdaad een familie Staal te wonen. De website kadasterdata geeft vervolgens als bouwjaar van het pand het jaar 1972 op, wat overeenkomt met de film.

Naschrift 2, zelfde datum:

Nog even op Topotijdreis gekeken hoe lang hier gewoond werd. In 1911 verschijnt hier een woning, waarvan in 1926 een klein vierkant blokje met een andere oriëntatie overblijft. In 1933 wordt dat weer een veel groter pand. De opnieuw grotere nieuwbouw van 1972 dringt pas twee jaar later op de topografiche kaart door. De vrij jonge datering van de oudbouw laat zien dat die er in 1971 een 38 à 60 jaar had gestaan.


Een ooievaar op de Hondehoek

Meestal kijk je niet naar boven als je onderweg bent. Het is immers wel zo veilig om verdacht te zijn op tegenliggers, inhalanten, veel te breed landbouwmaterieel etc. Maar nu keek ik wel eens naar boven en had geluk. Op de boomstam die sinds kort gestript achter de boerderij op de Hondehoek staat, vanaf Lettelbert dichtbij Midwolde, stond pontificaal een ooievaar:

Hij stoorde zich niet aan mij en hield zijn blik gericht op de achterliggende wei- en hooilanden, richting ’t Leekster Hoofddiep:

Misschien checkte hij ook wel, of de paal een volgend jaar voor nestgelegenheid kon dienen:

“Misschien kan de eigenaar de boomstomp plat afzagen”, dacht de passant, “en er een wagenwiel op vastzetten”. Meestal houden ooievaars niet van al te veel drukte in de buurt, en de boomstomp staat vlakbij een interlokale weg, maar dit exemplaar leek me tamelijk onverstoorbaar.


Rondje Roden – Leek – Lettelbert

Onlanden – versleten dagpauwoog op Jacobskruiskruid:

Stenig rommelhoekje met kamille, op de achtergrond de Hooiweg naar Roderwolde:

Ruig slootje in pasgemaaid hooiland, Roderwolde:

De rogge, bijna maairijp:

Aan de andere kant van de Hooiweg zochten de koeien de schaduw al op (ca, 2 uur):

Foxwolde – opgesplitst graasfront:

Bloeiend aardappelveld bij de Drentse Wijk, Terheijl:

Een ontwerper van Jugendstil lampekapjes heeft goed naar deze bloempjens gekeken:

Blauwtje in de tuin van Nienoord, de eerste die ik ooit goed voor de lens kreeg:

On hetzelfde perk deze distels:

Bij de uitgestorven Lettelberterplas:

Ouwe dwars geplaatste paardenstal, te zien vanaf een dijkje bij die plas:

v


Roderwolde v.v.

Uitbloeiende braam, waterlelie, verlegen orchis en witrik: