Mijeenzorg – een recente huisnaam op De Poffert
Geplaatst op: 18 september 2023 Hoort bij: Westerkwartier 1 reactieKwam anderhalve week geleden langs De Poffert, en zag daar iemand aan zijn pand klussen. Vlakbij hem zag ik letters op het fries onder de boeiboord staan die me eerder nooit opgevallen waren. Omdat ik ze niet goed lezen kon, vroeg ik de eigenaar wat er stond. Het bleek “Mijeenzorg” te zijn. Toen hij het pand dertig jaar geleden kocht, kreeg hij er namelijk de zorg voor, vandaar de naam. Dat is nogal wiedes, dacht ik, en kon niets aan deze klaarblijkelijkheid toevoegen.

De buurtschap De Poffert kende al sinds de zeventiende eeuw, toen het Hoendiep hier werd aangelegd, drie huisnamen, oorspronkelijk allemaal behorend tot herbergen die meelkost aan passagiers van de langskomende trekschuiten verschaften. Van west naar oost waren dat de Poffert (nu tegenover de brug), de Meelzak of Meelbuil (in de hoek van de Trekweg en de Zuidwending) en De Pannekoek (nog net op het territoir van Hoogkerk aan de oostkant van de Zuidwending). De nieuwe huisnaam past op zich dus in een traditie, hoewel het pand geen herberg is. Overigens werd de in de vroegere herbergen hier geboden mondkost maar matig gewaardeerd – de kwaliteit was de uitbaters kennelijk een zorg.
Op een Langewolder kerkepad
Geplaatst op: 12 september 2023 Hoort bij: Westerkwartier 5 reactiesZaterdagochtend, Roderwolderdijk bij Hoogkerk:

Hooiland tussen ’t Hoendiep en Oostwold:

Bij de Zuiderweg onder Zuidhorn. Wyandottes, als ik me niet vergis. Dus geen levend erfgoed, wat ik ook verder weinig zag. Wellicht moet je, om zo’n thema gestalte te geven, eerst in andere kringen rondgaan dan die van bouwkundige monumenten.

Niezijl – bij de brug over het Niezijlster- of Nijsloterdiep: het zou maar zo kunnen dat hier vroeger een elegante boogbrug heeft gelegen in plaats van zo’n kaarsrechte betonnen plaat. Maar ja, de auto.

De koorkant van de Grijpskerker kerk was me nooit eerder zo opgevallen. Vond het wel aardig om als monumentendagjesmens met zulke égards te worden ontvangen. Maar helaas: men deed helemaal niet aan monumentendag, want er stond een trouwerij op het programma. Ben naar de vooringang van de kerk gegaan en mocht er aan die kant wel even in van de cateraar.

Joekel van een orgel, in 1832 geschonken door de toen gestorven boerin Aaltje Thomas Wiersema van de Ruigewaard, weldoenster van de gemeente Grijpskerk. Zo’n sponsormededeling als onder ’t orgel komt vaker meer voor bij orgels, en toch strookt die wat mij betreft niet erg met evangelische bescheidenheid:

Blijkbaar hing de vlag uit voor het bruidspaar? In de verte molen de Kievit:

Met dit stukje volksvlijt als uithangbord:

Het keukentje in de molen:

Eenzelfde lichtinval in de consistoriekamer of bibliotheek van de kerk te Visvliet:

Banken waarvan de afscheidingen niet helemaal afgewerkt lijken:

Een uit de literatuur bekende steen in de kerk van Visvliet memoreert de exceptionele duurte in het jaar 1557, toen de rogge, het gewone broodgraan, maar liefst 7 Emder gulden de mud deed, een prijs die pas in de Franse tijd zou worden overtroffen. Boeren blij, hun personeel wat minder. Dat jaar overleed Gerardus Wiltinck van Dwingel. Hij was de dertigste abt van Jeruzalem, beter bekend als Gerkesklooster op de grens van Friesland en Groningen en hij vormt het bewijs dat ook Drenthe carrièregeestelijken leverde:.

Zerk in kerk van Visvliet voor Antie Iansen van Goch, de vrouw van jonker Willen Hendricks Faber (= smid; merkwaardig ambachtelijke familienaam voor iemand van adel), 1652:

Doezum – grafsteen uit 1639 van Tzauck Ywema, weduwe van Weidt Sickema, de grietman van het Westerdeel van Langewold, die ernaast ligt. Het familiewapen Iwema rechts met het kruislings met pijlen doorschoten hart had uiteraard mijn bijzondere belangstelling. Een en ander is vervat in een typische renaissance-omlijsting::

Een andere interessante zerk in Doezum is die van de boekweitmulder (grutter) en koopman Willem Jans, die begin 1795 als bejaard man overleed. Links zien we een balans of weegschaal, waarmee de commerciële kant van Willems bedrijf is afgedekt. Rechts ziet u het interieur van een boekweitmolen, met een groot bovenrad dat via twee verticale assen de beide molenstenen aandrijft, en de eenmaal gevulde zakken verder transporteert:

In de kerk van Doezum hangt ook een aantal rouwborden. Zoals deze uit 1687 van Fredricka Tiaerda van Starkenborg, oorspronkelijk afkomstig van Verhildersum bij Leens, maar bij haar dood in 1687 als echtgenote van kolonel Prott, de vrouwe van Rikkerda onder Lutjegast:

Even inzoomend op die Starkenborgiaanse kraai in het midden:

Ook het met helm en degen nogal martiale rouwbord voor haar man, de kolonel Johann Prott, de held die in 1672 Bourtange voor de onzen tegen Bommen Berend behield, en heer van Rikkerda tussen 1674 en zijn dood in 1703, hangt in Doezum, terwijl het eigenlijk in Lutjegast thuishoort::

Een latere pommerant in deze contreien is Daniel Onno de Hertoghe van Feringa, wiens wapen maar half ingevuld lijkt (maar schijn bedriegt):

Blik op het kerkhof van Doezum door het voorportaal van de kerk:

Ook nog even in Grootegast geweest, waar de kerk weinig bezienswaardigs te bieden heeft. Van de 8 zerken die Pathuis noemt, is er maar eentje terug te vinden; in een hoek op het koor ligt dit steentje uit 1614 van Gadie Thenge, een geleerd jurist en grietman van Westerdeel-Langewold (de andere zullen bij de laatste restauratie (2005) onder de nieuwe vloer zijn weggewerkt):

Van binnen is de kerk van Grootegast vrij licht, en van buiten is ze stralend wit:

Op het kerkhof een rijtje fraaie art déco-stenen. Onder deze liggen broer en zus Beukema.

Blikken in een overstelpende hoeveelheid
Geplaatst op: 11 september 2023 Hoort bij: Westerkwartier 2 reactiesOp Monumentendag had ik als tweede bezienswaardigheid het Blik & Trommelmuseum in Niezijl op het programma staan. De voormalige supermarkt van Hein en Tineke Nauta daar herbergt met zijn 250 vierkante meter zo’n 7500 blikken en nog wat andere oudheden. Een overstelpende hoeveelheid. Ze hadden er ook caravans kunnen stallen, maar Hein maakte er liever een museum van en zodoende hebben ze nu ook nog iets van de aanloop die ze hadden toen het nog een winkel was.

Onder de luifel een vergelijking waarmee iedere vergrijzende liefhebber van oudheden het alleen maar eens kan zijn:

Dit zijn 84 blikken, en dan hebben ze nog bijna honderd maal zoveel:

Deze koffieboer Juan Valdez springt er tussenuit:

Een klassieker van Insulinde, een fabriek in een steeg bij de Oude Ebbingestraat wz in Groningen:

Een andere klassieker, van dezelfde fabriek:

Hein is een volbloed verzamelaar, en deed in 1965 dus ook mee met de speldjes-rage:

Die van Caltex, OK, FINA en die witte met de old-timers heb ik destijds ook gehad.
Een blik van Eikel cacao – welke huismoeder kon weerstand bieden aan zo’n snoetje? Vader had er maar een bloedhekel aan dat hij dankzij haar wekenlang die nepslobber moest drinken in plaats van echte, opwekkende koffie:

Karel I met zijn onsympathieke kop in meervoud:

De Zaaier, van een coöperatieve sigarenfabriek aan het Damsterdiep in Groningen (jaren twintig):

Een fraai blik met een nobele wilde en folkloristische motieven:

Een verdwaald houten kistje voor de fijnste kwaliteit korstloze nagelkaas, merk Kruiwagen, van de NCZ in Leeuwarden:

Bakelieten telefoon zoals die begin jaren zestig ook nog bij ons thuis in de gang hing:

Boenwas?

Appelstroop kokende kabouters testen het eigen product:

Fraaie ontwerpjes van Verkade:

Alle varianten van het smalle blik voor Zwitsal- babypoeder – ook de billetjes van mijn drie jongere broers en mij zijn hiermee behandeld:

Maar alleen de jongste twee kregen hun prakkie op zo’n warmhoudbord, dat van onder gevuld werd met heet water:

Davitamon: de opvolger die begin jaren zestig de levertraan overbodig maakte – kennelijk groeide eerst je neus ervan:

Tweibakblik van De Bijenkorf (Schuilenga) uit Surhuisterveen:

Herberg de Gouden Leeuw, alias ’t Logement Welgelegen, alias Hotel Leujes, Noordhorn
Geplaatst op: 10 september 2023 Hoort bij: Westerkwartier 1 reactieMet de Open Monumentendag was in Noordhorn het voormalige kostuummuseum, waar van 1622 tot 1980? een horecafunctie op had gezeten, voor het publiek opengesteld:

Op de gevel staat nog de naam van de familie Leujes, die het hotel tussen ca. 1890 en ca.1920 exploiteerde. Het betreft een zeer breed pand. Het rechter gedeelte had de horecafunctie, links zat oorspronkelijk een doorrid die naar de achtergelegen stal(len) voerde. Later kwam hier een kruidenierswinkel voor in de plaats van dezelfde exploitant:

Waar de winkel zat is de pui naar achter verlegd en zat een soort bijkeuken met allerlei bric à brac. Zoals isolatoren van het stroomdistributiebedrijf, de Laagspanningsnetten. Hier en daar zie je nog een exemplaar op een gevel. Gezien het schroefdraad moesten monteurs (dwz de plaatselijke electriciëns zoals mijn grootvader) ze zelf in voorgeboorde gaten indraaien:

Publicatiekastje van het Waterschap Westerkwartier:

De woonkeuken met, naast alle antiek, een modern aanrechtje:

Matglanzende pullen en kommen op een rik –

De jachtweide of gelagkamer van het “welbeklante café” (1923 – toen al voorzien van electra en telefoon), plek voor talloze verkopingen en verpachtingen van vastgoed, lokale verlotingen en vergaderingen van het Nutsdepartement en rederijkers, de Maatschappij van Landbouw, Ziekenfonds, begrafenisvereniging, de onderlinge brandverzekering, ijsclubs, kiesverenigingen en politieke partijen. De klarinettiste speelde er jazz-klassiekers:

De achterkamer met meubels uit de jaren dertig. In het linker raam een gebrandschilderde gouden leeuw op azuur (tegenwoordig het konings- en het koninkrijkswapen) :

Toog en tapkast, een van de drie of vier die ik er zag:

Gebrandschilderd glas met het wapen van de provincie Stad en Lande van Groningen:

Kamerscherm met vier lieftallige juffers, waarvan de tweede opmerkelijk bruine (en vrij lange) armen heeft, wat in elk geval qua teint niet geheel en al strookt met de achttiende-eeuwse schoonheidsideaal of zouden het lange handschoenen zijn?):

Nog een toog en tapkast:

Op de bovenverdieping bevonden zich nog restanten van het Kostuummuseum ‘De Gouden Leeuw’:

Met tal van leuke couponnetjes stof:

Wat dichterbij:

Terug in de keuken met zijn gerei zoals poffert- en bollebeusjespannen:

Meester Kriet, pas ontwaakt uit de bedstee en nog in slaapkleding, trad op als explicateur:

Op het achtererf en in de tuin viel goed te zien, waarom het bedrijf ook wel ‘Welgelegen’ heette. Het uitzicht is hier fantastisch, al liegt dat landschap ook – in dit gebied vond in 1581 de Slag bij Noordhorn plaats. Het zal hier bezaaid met doden hebben gelegen. Het aflopend glooiende karakter van het terrein maakt, dat het prima dienst kan doen als als tribune, zoals in 1907 bij een festival voor fanfarecorpsen uit het Westerkwartier, of in 1930 bij een wielerwedstrijd voor wielerclubs uit Veendam, Assen en Noordhorn, waarbij de Noordhorners alle onderdelen wonnen:

Overigens was net het vuur onder de pan met groentesoep ontstoken. De kokmoer verdedigde haar exquise mondkost als een cerberus tegen de kapers op de kust:

Terug door de bijkeuken, viel me nog dit blauwe glas met florale appliqué’s op. Het zal een naam hebben, alleen ken ik die niet.

Tientallen zilverreigers in het Zuiderland
Geplaatst op: 8 september 2023 Hoort bij: Dieren, Westerkwartier 1 reactieEergister gezien bij de Zuiderweg tussen Enumatil en Zuidhorn. Vorig jaar viel er bijna op de dag af ook al een groep, maar dan veel minder groot, te zien op hetzelfde land, bij dezelfde sloten en koeien, in de buurt van Pabema. Omdat ze toen vlakbij de koeien bleven, noemde ik het graasbegeleiding. Nu denk ik dat het ze niet om de strontvliegen ging, want de meeste bleven bij en in de sloten, en sommige vingen ook visjes en ander watergrut:
De eerste groep die ik zag, komend van Enumatil – bestond uit negen stuks:

Een eindje verderop, met op de achtergrond links de spoorbrug aan de andere kan van Zuidhorn:

Nog wat verder, bij de koeien: twintig stuks:

Ingezoomd – aan de rand mengden zich ook wat blauwe reigers tussen de witte:

Uitgezoomd – 23 stuks en in de verte richting de toren van Zuidhorn nog een paar:

Tel kwijt, in elk geval tientallen:

Deze heeft iets te pakken (ik zag er ook een in zo’n groep met een plattige, vrij grote vis):

Het leek wel een vakantie-uitje:

Een wagen vol met jonge wijven
Geplaatst op: 6 september 2023 Hoort bij: Familie, Westerkwartier Een reactie plaatsenFoto uit de nalatenschap van mijn moeder, die zelf op de kar zit, als tweede van links (onder het oranje pijltje). De foto is gemaakt bij de openbare lagere school aan de Frankrijkerlaan in Zuidhorn en dateert waarschijnlijk van 8 september 1936, de verlovingsdag van prinses Juliana en Bernhard von Lippe Biesterveld. ‘Bloeie het oranjehuis’ staat op het bord boven de wagen. Waarschijnlijk hebben de meisjes donkergroene jurkjes aan, waarmee de (deels) oranje balonnen mooi contrasteren. Wellicht hebben ze collectief bij een opvoering onderweg nog een liedje gezongen. Of dat een beetje zuiver klonk, betwijfel ik. Mijn moeder was toen vijf jaar oud en een vroege leerling, de andere meisjes zullen zo te zien iets ouder zijn geweest.

De lokatie werd onlangs achterhaald door Joop Cley, die me vertelde dat de foto ook op de website ‘Zuidhorn in beeld‘ staat met vrijwel alle namen erbij. Het voert me te ver om die hier allemaal te reproduceren, maar een paar wil ik toch wel noemen. Rechtsboven zit juffrouw Dijkstra. De beide andere volwassen vrouwen zullen klassemoeders geweest zijn, die mee hebben geholpen bij het aankleden van de meisjes en het met loof en dennegroen opsieren van de kar. Het meisje dat rechtsonder staat (boven het groene pijltje) heet Riek Birza en de Historische Kring Zuidhorn zette begin dit jaar een interview met haar over haar oorlogsherinneringen op Youtube.
Maar het intrigerendst is de man op de bok van de wagen. Door zijn schitterend witte uniform en het achterliggende transformatorhuis met “levensgevaarlijk hoge spanning” dacht ik in eerste instantie dat het ging om een employé van de vestiging te Briltil van de Leeuwarder IJs- en Melkpoederfabrieken, oftewel de LIJEMPF. De man zou wel melkrijder of ijsboer voor die fabriek zijn, dacht ik.
Met de naam, zoals Zuidhorn in beeld die geeft, krijgen we via Alle Groningers wat meer over hem te weten. Deze Pieter Geerligs was in 1896 geboren in Sebaldeburen en woonde bij zijn trouwen in 1917 nog in Oldekerk. Nadien was hij naar Zuidhorn verhuisd, waar hij van beroep veranderde: van arbeider werd hij koopman. Dat kon natuurlijk van alles zijn, maar hij noemt zich in 1938, als hij een turfvoerwerk overneemt, chauffeur. In 1939 was hij groenteventer, maar voor de begrafenisvereniging bracht hij met zijn paard en wagen ook lijkkisten naar het kerkhof. In die rol moet hij vrij veel te maken hebben gehad mrt mijn overgrootvader Hindrik Vondeling, die bode en leedaanzegger voor die vereniging was. In 1945 heet Geerligs nog steeds voerman. Zijn paard en wagen zette hij dus voor vele doeleinden in, maar venten met consumptie-ijs van de LIJEMPF zat daar niet bij. Zo kan je je vergissen, enkel door een uniform.
Rondje Tinallinge
Geplaatst op: 4 september 2023 Hoort bij: Ommelanden 9 reactiesGezicht op Bedum vanaf Westerdijkshorn zuid (Woldweg):

Op de gaslocatie Woldweg 37, Westerdijkshorn, werd afgefakkeld:

In Onderdendam was er net het Scheepsjoagen-feest geweest. Dit straatlogo doet geen recht aan het feit dat trekschuiten minder vaak zeilden:

Het koekiemonster van De Vennen:

Watermuldershuis uit 1773 (aldus de muurankers) bij het Rasquerdermaar op een plek die ‘Het Oude Watermolentje’ heet, naar een watermolen die hier in 1967 verbrand is:

Vanaf ‘de Nieuwe Til’ het Rasquerdermaar richting Baflo:

Mooie omgeving. Er voeren vrij veel bootjes over het maar en op de openbare steigertjes genoten vrij veel dagjesmensen van het mooie weer.
In Tinallinge de bakkersvijzel bekeken, waarmee ooit amandelspijs gemaakt werd. De stamper hing er vlak boven aan een spil. Of en hoe die aangedreven werd, is onbekend:

De gereconstrueerde pastorie naar het afgebroken model:

Zwaar bemoste zerk op het kerkhof van Tinallinge: de kroon boven het wapen is nog net zichtbaar:

Abbeweer – boerderij uit 1819:

In de voorgevel het wapen Van der Tuuk, met een haan, klaverblaadjes en hert dat zo graag klimmen wou, allemaal elementen die wel meer op Ommelander boerenwapens voorkomen:

In Adorp lag een zeemeermin op een slootwal te zonnen :

De ansichtencollectie van een biedermeierman
Geplaatst op: 31 augustus 2023 Hoort bij: Kunsten, Stad toen 4 reactiesHet katern met gedichten schijnt nog een poos op het bureau van K. ter Laan te hebben gelegen, maar die kon er niets mee en zo keerde het via via terug naar Groningen, waar het de laatste jaren ten onrechte in mijn archief heeft gelegen. Inmiddels is het terug bij de eigenaar, die het binnenkort naar de Groninger Archieven wil brengen. Met de inliggende ansichten.
Het bleek een net-afschrift van gedichten, geschreven door Harm Ansingh (Noordlaren 1763 –1839 Groningen). Hij was van huis uit boerenzoon, maar heet bij zijn huwelijk in november 1791 “beursemeester”. Hij was toen, met andere woorden, nog opzichter van de Korenbeurs aan de Vismarkt, een betrekking waarvoor hij een rijksdaalder per week aan tractement beurde met nog enige emolumenten toe, zoals een grijpstuiver voor elke gewogen staal graan. Al met al zal zijn inkomen uit deze functie zo’n 150 gulden per jaar zijn geweest. Maar lang bleef Harm Ansingh dit bescheiden ambt niet bekleden.
Na dat huwelijk kwam hij namelijk inwonen bij het Witte Kruis aan de Guldenstraat oz (adres L 30 vanaf 1806). Zijn vrouw Anna Borgers had daar met haar eerste man Manuel Viëtor vanaf ongeveer 1780 een stoffenwinkel gedreven, die eerder van Manuels ouders, daar in 1765 al wonend, was geweest. Kwam de familie Viëtor oorspronkelijk van Bonda of Bunde in het Duitse deel van Reiderland – weldra behoorde ze, ook gezien haar entree in de Gezworen Meente, tot de gezeten middenstand van de Stad. Anna kwam uit dezelfde Reiderlandse omgeving als de Viëtors: zij was in Jemgum (Jemmingen) gedoopt en opgegroeid en voor haar eerste huwelijk (1780) naar Groningen gekomen.
Bij haar tweede huwelijk, met Harm Ansingh, trad Jan Sinninghe Damsté als getuige op, eveneens een Reiderlander: in 1776 was hij nog brouwer en herbergier in Nieuweschans, maar hij werd dat jaar de uitbater van het gerenommeerde wijnhuis De Gouden Roemer aan de Guldenstraat wz. Zijn adres hier was L 19, en daarmee was hij een buurman van het nieuwbakken echtpaar.
Ook gezeten middenstanders kunnen ziek worden en zien dan hun zaak verlopen. Ik vermoed dat zoiets met Anna’s eerste man Manuel Viëtor is gebeurd. Eind april, begin mei 1789 kondigde die (met het oog op de meikermis) al eens een uitverkoop aan in de krant: “Winkel , bestaande In Chitzen, Katoenen , Lynwaten, Kanten, Bonten , en het geen verder tot een Bondwinkel behoort, word Uitverkogt.” Maar de zaken bleven slecht gaan en een half jaar later greep het koopmans- en kramergilde in: het liet de resterende winkelvoorraad bij opbod verkopen. Ook werden de schuldeisers van de zaak opgeroepen om hun belangen in te brengen bij het gerecht. Medio oktober volgde een boeldag waar naast genoemde stoffen de winkel met de toonbank, kasten, cilinderdeuren en al onder de hamer kwamen. Blijkbaar werd de zaak geliquideerd, ook gezien een herhaalde oproep aan debiteuren en crediteuren om zich te melden.
Anna’s eerste man Manuel Viëtor was in januari 1791 overleden. Anna hertrouwde dus binnen negen maanden, waarschijnlijk kende ze haar nieuwe man al wat langer, en ze had vast behoefte aan helpende handen in huis.
Van Harm Ansingh en Anna Borgers werden in de jaren hierna vier kinderen gedoopt:
- 1793 Borcherd. Trouwt 1816 met de dochter van een steenfabrikant Sissingh uit Termunten. Studeert vanaf 1808 theologie in Groningen en wordt hervormd predikant: eerst van 1815 tot 1825 in het orthodox-hervormde Wagenborgen en naderhand van 1825 tot 1862 te Ruinen (Dr.).
- 1795 Hinderikus, schopt het tot eerste klerk op de provinciale grifie; hij gaat in 1855 met pensioen en overlijdt in 1857.
- 1799: Johannes. “Welgeschapen zoon”., die echter slechts een jaar en een dag leeft en dan bezwijkt aan de pokken (“woedende kinderziekte”).
- 1803 Titia Margaretha. Zij trouwt in 1828 ds. Hundlingius die tussen dat jaar en 1893, dus maar liefst 65 jaar, fungeert als predikant van Schiermonnikoog), waar Titia in 1849 sterft.
De oudste zoon wordt dus predikant, de enige dochter trouwt er één.
Hun moeder Anna Borgers, overlijdt eind 1815. Harm Ansingh hertrouwt vijf jaar later op zijn 56ste met de nog niet half zo oude dienstmeid Ike Jacobs Scharft (26), dochter van een Farmsumer zaagmuldersknecht. Het is dus een huwelijk onder Harm zijn stand. Het betreft ook een moetje, want een half jaar later (3 sept. 1820) wordt hun kind geboren en gedoopt als Johannes Jacobus Ansingh. Diens eerste drie verjaardagen worden in het Harms gedichtenkatern met een poeem gevierd. Johannes raakt uiteindelijk ver weg en overlijdt in 1854 als kanonnier in Vlissingen.
Vader Harm Ansingh is dan al, 76 jaar oud, te Groningen overleden (1839), nog steeds op het adres L30 in de Guldenstraat, dat met de woonkelder eronder zijn eigendom is (in die kelder zit dan een schoenmaker met zijn bedrijf).
Zijn weduwe Ika Scharft leeft dan nog. In het rouwbericht in de Groninger Courant van 30 juli 1839 noemt zij Harm haar “dierbare brave echtgenoot”, die “zacht en zalig in de heer is ontslapen”. De stoffenzaak wil zij niet voortzetten. Eind 1839 zet zij “het grote en wel ter nering staande koopmanshuis” eerst onderhands te koop. Half januari 1840 gaat het onder de hamer, vlakbij in herberg ‘De Unie’ van de wed. Bontekoe aan de noordzijde van de Grote Markt. Daarna roept ze via de krant haar debiteuren op om hun schulden bij haar te delgen, “wordende de nog voorhanden zijnde MANUFAKTUREN tot verminderde prijzen UITVERKOCHT.”
Ansinghs gedichten
Harm Ansingh was kortom stoffenwinkelier of manufacturier, ingetrouwd in een familie afkomstig van vlak over de grens, uit het Reiderland. Gezien zijn kinderen, zal hij bovendien meelevend hervormd zijn geweest..
Het (uit een band losgesneden?) katern met de afschriften van zijn gedichten ziet er nogal onooglijk uit. De stichtelijke en familiale gelegenheidsgedichten behoren ook niet tot de topliteratuur van zijn era, die toch al weinig populair leesvoer heeft opgeleverd. Vandaar dat ik het katern lang liet liggen en het zelfs kwijt was, toen de eigenaar het terugvroeg… Wat valt er vanuit dat katern nog meer over de dichtende manufacturier te zeggen?
Qua datering: vermoedelijk is het katern aangelegd in 1823 of 1824, waarbij enkele oudere gedichten mede zijn opgenomen, terwijl een en ander nadien nog af en toe is aangevuld. Van oudere datum zijn twee herdenkingsgedichten, geschreven ter nagedachtenis van de Stad-Groninger predikanten Martinus Swijghuisen en Theodorus Brunsveld de Blau. De eerste overleed in 1813 en de tweede begin 1815. Swijghuizen kwam van orthodox-bevindelijke huize. Zijn vader was predikant van Scheemda, waar hij bij de classicale onmin partij koos voor Schortinghuis . Martinus mocht als loyaal predikant in 1790 de raadskeurpreek houden voor het toen zeer orangistische stadsbestuur. Brunsveld de Blau was als predikant invloedrijk, maar omstreden. Begin jaren 1770 keerde hij zich nog tegen Van der Marck en diens natuurrecht. In 1783 stootte hij het Groninger stadsbestuur voor het hoofd, door de regenten in hun bijzijn te hekelen als eigenbelangzoekers. Hij ontpopte zich vervolgens als patriot. In 1788 werd hij afgezet na een kritische raadskeurpreek, maar na de Bataafse Revolutie van 1795 werd hij weer in eer hersteld. Politiek patriots, bleef hij kerkelijk behoudend, zoals de hele hervormde kerk in de Stad en haar jurisdicties. Omdat Ansingh de beide gedichten te hunnner gedachtenis vrij voorin en daarmee prominent in het katern plaatste, zal hij beide predikanten als geestelijk leidsman hebben gezien. Ik denk dat hij zelf kerkelijk ook behoudend was. Zeg maar orthodox hervomd of christelijk-historisch.
Qua familie krijgen Ansinghs beide echtgenotes geen gedicht. Wel produceert hij er eentje bij de drie eerste verjaardagen van zijn jongste zoon Johannes Jacobus. Ook is er een op het huwelijk van zijn enige dochter Titia met ds. Hundlingius, zoon van een commissionair te Bunde (Reiderland) en beroepen predikant van Schiermonnikoog (waar de man levenslang zou blijven staan).
Qua vrienden valt het gedicht uit 1821 voor zijn vriend Leutscher op, predikant bij de kleine Zwitserse doopsgezinde gemeente in Groningen. Behoudend betekende in Ansinghs geval dus zeker niet eenkennig. Verder gedenkt hij zijn “halsvriend” Sipko Oltkamp, die steenkoper was, en troost hij in 1826 de verver Van Boekeren, die dat jaar zowel zijn moeder als zijn echtgenoot aan de Groninger Ziekte verloor. Ook zijn er twee gedichten voor Everdina Ejens-Oudeman, een Ommelander domineesdochter die haar laatste levensjaren sleet in de Stad. Dat Ansingh ook wel op verzoek gedichten leverde, blijkt uit één op de verjaardag van juffrouw Folmer-Atzema, in 1823 vervaardigd op verzoek van haar dienstbode, en een ander voor de arbeidersvrouw Hokers, die hij schreef op verzoek van de schoolmeester in het Faan bij Niekerk.
Ansingh lardeert dit werk met godsdienstige meditaties over de kruisdood en de opstanding van Christus (steeds met Pasen), het bijwonen van het heilig avondmaal, en de vraag of men door het betrachten van de deugd de hemel kan beërven: verlicht vond van wel, orthodox-bevindelijken waren wars van een dergelijke ‘werkheiligheid’. Helemaal biedermeier zijn dan Ansinghs preoccupaties met kleine, huiselijke onderwerpen als het hoofdhaar van de mens. de bloei van een rozeknopje, zijn twee kanarievogels, het (valse) karakter van zijn poes, het aangenaam tuinhuisje van schoolhouder Stoker en het kiezen van buitenissige onderwerpen voor verzen. De buitenwereld of maatschappij dringt er zelden in door. Hij bespreekt de brand van 8 maart 1822 in de Martinitoren, en plaatst in 1828 kritische vraagtekens bij het veranderen van het Martinikerkhof in een Engelse landschapstuin (of “lustplein” met slingerpaden).
Ansichten
Wat me meer dan de gedichten aansprak, was een bij het katern inliggend mapje met gravures van stadsgezichten en bezienswaardigheden uit Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk, Italië en Spanje. Gezien de voertaal betreft het een Duitse serie, maar onder de om onbekende reden spiegelbeeldig gezette Duitse titels staan kleiner gezette Franse vertalingen, zodat je een en ander wellicht zou kunnen dateren op ca. 1810. Oorspronkelijk waren ze zwartwit , naar ze zijn in volgende drukgangen voorzien van kleuren.
Mogelijk moesten de prenten eigenlijk worden ingeplakt in een reisalbum of iets dergelijks. Ze verkeren in een vrij slechte staat, want ze zijn aan de randen sterk verfomfaaid en gesleten en dus veel bekeken. In elk geval verraadt het bewaren van zo’n (incompleet) mapje met ansichten iets van reis-aspiraties bij Harm Ansingh. De vertoonde bestemmingen zullen bij hem als middenstander echter ver buiten zijn actieradius hebben gelegen’; alleen in herenkringen had men het geld om die voor het plezier aan te doen. De voorstellingen in het mapje blijven nagenoeg beperkt tot centraal en Zuid Europa. Groot Brittannië, Scandinavië en Oost Europa werden virtueel niet aangedaan. Er zijn plaatjes van:
Kirchheim (Hessen, centraal Duitsland):

Schloss Gottlieben, Zwitserland ten westen van de Bodensee:

Mayringen in het Berner Oberland, Zwitserland:

Salzburg, Oostenrijk:

Arc de St Martin, Parijs (Triomfpoort Lodewijk XIV, 1674):

Cordoba, Spanje:

Barcelona (Spanje):

Napels (Italië):

Havanna (Cuba):

Leermeesters van De Ploeg in Verhildersum
Geplaatst op: 27 augustus 2023 Hoort bij: Kunsten 2 reactiesIn het koetshuis van Verhildersum loopt nog tot en met 29 oktober de expositie Leermeesters van De Ploeg, met werk van Bach, Kort en De Wit, die in de eerste decennia van de twintigste eeuw als leraren verbonden waren aan Academie Minerva in Groningen, en daar les gaven aan de oudste generatie Ploeg-kunstenaars, waarvan ook werk op de tentoonstelling te zien is.
Zoals van Jan Wiegers met deze lino ‘Café aan het Hoendiep. Eerder zag ik dit werk ergens als ‘Bocht in het Reitdiep’ – wie weet wellke lokatie precies bedoeld is, mag het gerust zeggen:

Cornelis Pieter de Wit – Lieveren:

Johan Dijkstra – De zichter. Kenners zullen de markante figuur op deze houtsnede herkennen van een olieverfschilderij uit 1924 met een groepsportret van zichters:

Cornelis Pieter de Wit – Scheepswerfje (olieverf op marouflé) – mogelijk die van Botje Ensing op de hoek van het Hoendiep en de Eendrachtskade, waar nu een studentenflat staat:

Johan Dijkstra – portret van F.H. Bach in de tuin van ’t Blauwborgje aan het Reitdiep (uitsnede).

Cornelis Pieter de Wit – Houtzaagmolen aan het Damsterdiep (ter hoogte van de Zaagmuldersweg):

Leermeester Bach en leerling Dijkstra maakten wederzijds gelijktijdig portretten van elkaar in die tuin van het Blauwborgje. Bach ging niet bepaald over één nacht ijs. Van zijn portret van Dijkstra zijn meerdere voorstudies bewaard, die eveneens op de expositie te zien zijn. Terwijl Dijkstra actief schilderend op het eindresultaat staat, heeft Bach diens vrouw – ook kunstenaar – er nogal passief bij neergezet:

Cornelis Pieter de Wit – Bloeiende lidcactus:

Kaart, behorend bij een van gemeentewege verstrekte vuilnisemmer
Geplaatst op: 25 augustus 2023 Hoort bij: Stad toen 4 reactiesQua typografie en gemeentewapen zo te zien stammend uit de jaren 50/60. Ooit aangetroffen in een antiquarisch aangeschaft boek. Ik denk niet dat veel van deze registratiekaarten bewaard gebleven zijn, sinds de vuilniszak de vuilnisemmer verving (eind jaren 70) en je de zakken naar ondergrondse containers moest brengen in plaats van ze bij de stoeprand neer te mogen zetten (jaren 90). De gemeente deed er een reglementje bij::




Door ’t hooiend Westerkwartier
Geplaatst op: 24 augustus 2023 Hoort bij: Uncategorized, Westerkwartier 5 reactiesBij de Hogema – het fietspad tegen het talud van de A7 omhoog

Aan de andere kant van de Munnekevaart – koeien op meerdere niveaus:

Eikels bij het Elzepad, Boerakker:

Lakenvelders bij datzelfde eikenbosje:

Zwijn houdt middagslaapje, Dijkweg Bakkerom:

Hooiland even verderop bij de Dijkweg:

Kiekendief? cirkelend in het zwerk:

Boer met oude tractor en dito Holland-hooipers voltooide net zijn veld met ouderwetse hooiblokjes:

En vertrekt naar een volgend perceel. Een man met een missie:

Niekerk maakt zich op voor het dorpsfeest – iedere straat heeft een eigen beeldmerk:

Een zilveren lint door het Faner land:

Er staan veertien ooieveaars op deze foto van hooiland aan de noordkant van het Hoendiep bij Oostwolmerdraai:

Een snoek minder in het Hoendiep
Geplaatst op: 20 augustus 2023 Hoort bij: Dieren, Hoogkerk 1 reactieBij de brug van de suikerfabriek hadden twee Duits sprekenden vanmiddag net een snoek uit het Hoendiep gehaald, toen ik langs kwam fietsen. Er zat nog wel wat leven in het beest, en het onthaken kostte enige moeite. Een andere passant merkte op dat hij vorige week zo’n snoek had gevangen bij de Kindverlatenbrug. Het kon dezelfde wel zijn, volgens hem. Zo niet dan zit er kennelijk veel snoek in het Hoendiep. Volgens hem moest je ze niet meteen weer terug zetten, want dan zonken ze meteen naar de bodem, vooral bij warm weer. Ook moest je ze beetpakken bij de kieuwen (zoals op de foto’s). Ik hoop het te onthouden voor het onwaarschijnlijke geval dat ik ooit nog eens een snoek mocht vangen.




Arbeidershuisje Verhildersum is eigenlijk nog te luxe
Geplaatst op: 18 augustus 2023 Hoort bij: Geschiedenis, Ommelanden 11 reactiesDe laatste keer dat ik Verhildersum bezocht, de borg bij Leens, sloeg ik om een onnaspeurlijke reden het bijbehorende arbeidershuisje over. Terwijl daar normaal nog wel mijn affiniteit ligt en minder bij de onderkomens van jonkers en boeren.
Voor een arbeidershuisje oogt het pand vrij groot en hoog. Het heeft ook vrij veel kamers (en dan heb ik de zolder nog niet eens gezien). Arbeiders woonden meest in eenkamerwoningen (1 kamer met portaaltje ahter de toegangsdeur).
Je komt hier in Leens het huisje van achter binnen via de bijkeuken met zijn plunderij zoals wastobbe en -ketel, wringer, petroleumstel en divers landarbeidersgereedschap:

Tobbe, wringer en wasbord:

Fraai beletterde emmer met de meest urgente victualiënvoorraad:

Het huisje zou ingericht zou zijn naar de situatie van rond 1900, maar die typografie is van minstens twee decennia later. In de gang hangt bovendien een curieuze oorkonde, die de gezeten boerenclub ‘Groninger Maatschappij van Landbouw’ vanaf 1948 uitloofde voor de allerlaatste hondstrouwe boerenarbeiders:

Getuige de woonkeuken van het arbeidershuisje op het Verhildersum-landgoed was er plaats voor meerdere huishoudens:

De ene tafel, met een strijkbout in de vensterbank erachter:

En de andere tafel. De pot schaft pap (zoepmbrij) en hardgekookte eieren:

Slaapgelegenheid – bedstee; scheergerei en lampetkan staat op het tafeltje:

De mooie, zondaagse kamer, waar een andere beddestee in zit. Naar mijn mening zijn hier veel teveel spullen verzameld en was een doorsnee landarbeidersinboedel heel wat soberder. Schilderijen aan de wand, of zo’n vitrinekastje voor theegoed zal je niet veel in dergelijke huishoudens hebben kunnen aantreffen (ik twijfel ook over het zwilkje). Rond 1900 hadden pendules ook meestal een rechtopstaand model – ht exemplaar op de schoorsteenmantel lijkt me uit het Interbellum (art déco). De mooie stoel in de hoek bij het raam rechts lijkt van Pander of Neerlandia uit Groningen:

In het speelhoekje op de vloer een legpuzzel en platen van Rie Cramer, die ook niet in de eerste decennia na 1900 actief zal zijn geweest:

Buiten de deur pralen geraniums in de zon:

Aan de buitenmuur van de bijkeuken hangt een ouderwets wasrek, zoals mijn moeder er ook nog een had (maar vrijwel nooit gebruikte). Achter het huis zie je bovendien een put (die bij arbeidershuizen nogal eens mandelig em dus voor gezamenlijk gebruik was):

Reiger haat losse eindjes
Geplaatst op: 18 augustus 2023 Hoort bij: Dieren, Hoogkerk 1 reactieBij het Hegepad tussen de Peizerweg en Hoogkerk door het land was een jonge reiger doende met het ontmantelen van een baal hooi. Dat viel tegen. Het schoot maar niet op:









Recente reacties