Achter de poort van Overcinge

EPSON scanner image

De oprijlaan van Overcinge. Op het afgesleten klinkerweggetje liggen bladeren. Het zal herfst zijn. Tussen de bladeren glimt een uitgereden koeienvlaai.

Ik vond het altijd maar een rare erfafscheiding. Je kon zo over die pseudotrappetjes naar de andere kant van de muurtjes links en rechts, als het hek tussen de leeuwensokkels dicht zat. Wat had dat nou voor nut? Dit huis was onverdedigbaar. Wat een nep-kasteel!

Je kon heel fijn over die muurtjes heen lopen en zo bij de leeuwen met hun wapenschilden komen. Ik geloof dat ik nog ergens een foto moet hebben liggen van mij als blaag op zo’n sokkel naast zo’n leeuw.

Rechts na die poort had je eerst een huis met een trapgeveltje. Daar woonde meneer Kamperman, die heel veel van sterrenkunde afwist. Er schuin achter was het huis waar Frits Weiland woonde. Zijn vader werkte net als meneer Kamperman voor de Volkshogeschool, maar niet zo heel erg lang. Ze kwamen uit Paramaribo en bleven maar een jaar of twee.

Frits zijn moeder zette een toneelstuk op touw, waarin Frits (de Amerikaan) en ik (de Rus) de hoofdrollen zouden gaan spelen. De eindscène bestond uit het verdelen van de wereld met een mes, alleen was de aardkloot onder het dunne papier-maché een ballon dus dat zou me een dikke knal gaan geven. Ook veel andere zesdeklassers repeteerden eerst nog mee. Maar de een na de ander haakte af en zodoende kregen Frits en ik steeds meer bijrollen, tot wij er ook de brui aan gaven. Van een opvoering kwam het nooit.

Links achter dat malle muurtje had je de Volkshogeschool zelf. Volwassenen volgden daar cursussen voor hun vorming. Ik ben maar een of twee keer in dat monumentale gebouw geweest. In vier of vijf atheneum organiseerde Wouter van Doorninck een klassefeestje in de kelder met zijn bakstenen gewelven. Wouter en ik hielden beide van The Byrds en fietsten nogal eens met elkaar op naar school. Dan discussieerden we over Salvador Allende en de situatie in Chili. Ik zag altijd de keerzij, Wouter was een stuk linkser,

Hij woonde aan de overkant van het veld, in een pand dat in onze tijd Eursinge genoemd werd. Er liep een fietspaadje schuin dwars door het veld van Overcinge naar Eursinge, en ik heb me laten vertellen dat de huidige uitbater van Overcinge dat afgesloten heeft. Zou zo iemand beseffen dat hij daar geen vrienden mee maakt? Het was een erg fijn schelpenpaadje, met een bosje halverwege bij een kromme sloot. Het was ook een erg smal paadje. Je moest oppassen dat je niet al fietsend tegen het schrikdraad aankwam.

Waar Wouter woonde, in het gebouw Eursinge dus, daar zat in de oorlog een Duits hospitaal. Het pand was ook door de Duitsers gebouwd. Eind jaren vijftig was de kleuterschool van het dorp erin gevestigd. Het laatste jaar van die kleuterschool heb ik meegemaakt en ik herinner me hoe de juffrouw met ons wandelde door de Homanbossen. Beukenootjes, denneappels, eikels, kastanjes en paddestoelen en mooi gekleurde bladeren zoeken, en daar dan herfststukjes van maken.

Toen de Hummelhof, de nieuwe kleuterschool in het dorp, klaarkwam, werden we daar vanaf Overcinge op een versierde boerenwagen heen gereden. Op deze heugelijke dag kregen we een toneelvoorstelling voorgeschoteld: Goudlokje en de drie beren. Spannend joh! En wat was die Goudlokje mooi…

(De foto komt van een genealogische pagina over Klaas van der Kleij, na de oorlog het eerste hoofd van de Volkshogeschool. Op die pagina staan nog meer foto’s van Overcinge.)


Opnieuw op zoek naar de erven Dirk Staf

Geplaatst op 27 januari 2009

Vandaag reageerde een verslaafde aan boerenhekken uit Noord-Holland op mijn hekkentic-logje. Om het geheugen even op te frissen: dat ging onder meer over Dirk Staf, de Havelter pottenbakker die omstreeks 1970 een grote collectie dia’s van Drentse boerenhekken vertoonde. De reageerder vroeg zich af of mijn naspeuringen naar Stafs’ erfgenamen ook nog wat hadden opgeleverd.

Tot mijn spijt niet. Een naamgenoot van Dirk Staf bleek in de verste verte geen familie. Ik meende me te herinneren dat Staf een of twee dochters had, maar degenen die ik er in Havelte per mail op aansprak, konden me niet verder helpen aan informatie omtrent de huidige woon- en verblijfplaats van die vermeende dochters.

Mijn moeder had ik er indertijd niet over gesproken, en daarom belde ik haar. Volgens haar was de weduwe van Dirk Staf verhuisd naar een dorp in de omgeving en hadden ze geen kinderen. Misschien leeft de vrouw zelfs nog. Mijn moeder gaat informeren voor me. Ik ben benieuwd.

Hier een leuk radio-programma met de Noord-Hollandse boerenhekken-verslaafde, wiens boek ik inmiddels besteld heb.

Naschrift zaterdag 18 augustus 2012

Via de laatste reageerder, Frans van der Veen in IJhorst, een kleine zoektocht in gedigitaliseerde Friese kranten en het telefoonboek kwam ik achter het adres van Paul Staf in Drachten. Helaas bleek hij in 2005 al overleden.
Zijn moeder overleed in 2002 te Vledder en het huis daar is toen ontruimd door haar broer uit Noord-Holland, die ook al uit de tijd is. Diens weduwe leeft nog , maar is nu ver in de negentig en die moet ik er maar niet mee lastig vallen, denk ik.

De speurtocht naar de erven van Dirk Staf houdt hiermee dus op.


Een linke kwibus

Dankzij de zuidoostenwind hoorde je in de hele binnenstad het gejuich vanuit de Euroborg. Al kon je moeilijk onderscheiden of ze nou voor Groningen of voor Ajax juichten. Het was iets over vieren op de torenklok van de Martini. Ik kwam net uit de Walburgstraat en fotografeerde een niet eerder opgemerkt reliëf op de blinde muur van de Nieuwe Harmonie,

Toen ik dat gedaan had en oversteken wilde naar het Martinikerkhof, moest ik inhouden, omdat er een fietser aankwam, een forse vent met een kale kop van tegen de dertig. Hij stopte voor me en zette zijn voet dwars voor die van mij op de stoeprand. “Meneer u heeft vast verstand van digitale camera’s”, zei hij, terwijl hij zijn hand naar de binnenzak van zijn leren jasje bracht. Ik zag aan zijn ogen dat hij flink onder de dope zat. Ik zei niets, wendde me met een geërgerde zucht van hem af en stak achter zijn fiets langs de straat over. “Vuile kankerjood”, hoorde ik hem schreeuwen, “je bent zeker een fan van Ajax!”.

Hij deed alsof hij me achterna wilde komen, maar ik liep rustig door en hij besloot verder te rijden. Om de hoek, buiten zijn zicht, hield ik in. Ik had namelijk zo’n vermoeden dat hij me achterna zou komen en in een ontmoeting met deze figuur op een verder verlaten Martinikerkhof had ik weinig zin. Ik keerde dus op mijn schreden terug en stak de Kreupelstraat in, waar nog wel een paar groepjes mensen liepen.

Mijn vermoeden bleek juist, want hij kwam me tegemoet. Opnieuw kreeg een scheldpartij naar mijn hoofd. Toch draaide hij om, fietste langzaam onder de arcade aan de overkant langs, keek bij het Kwinkeplein nog wel even achterom in mijn richting, maar ging daar ook wat sneller rijden. Op afstand, bij de Grote Markt, schreeuwde hij iets onverstaanbaars. Daar zag ik hem ook de Hitlergroet brengen.


Zeldzame voornamen

Verbazend, die lijst met de jongensnamen, gegeven in in het jaar 2008, met de aantallen keren dat die namen gegeven zijn.

Slechts acht nieuwgeboren jongetjes kregen de naam Harry. Terwijl dat in de jaren vijftig, ik denk door Amerikaanse invloed, een vrij populaire naam was.  De naam Harry, sinds de jaren tachtig steeds vaker misbruikt, komt nu nog minder vaak voor dan IJsbrand. Terwijl – als er een naam onlogisch is, dan is het die wel. Nooit gedacht dat die naam nog eens populairder zou zijn dan de mijne.

Soit. Volgens de burgerlijke stand heet ik eigenlijk helemaal geen Harry, maar Harm. Naar mijn grootvader van vaderskant. Zijn naam, die in de jaren vijftig al een wat boers klonk, is vorig jaar nog 53 maal toegekend. Ook niet veel, maar toch beduidend meer dan Harry.

Daarmee heb je anno 2008 ook de populairste naam van mijn voorvaderen. Die van mijn overgrootvader, Geert, kwam nog 35 maal voor, maar voor de rest zijn het allemaal zeldzaamheden geworden. Fokko, zoals mijn vader, gingen drie jongetjes heten, de naam van mijn betovergrootvader Elzo werd nog maar in één enkel geval toegekend, en hetzelfde geldt voor Aiko de naam van Elzo’s vader.

Via


Voor tweederde calvinist

Ik had die C-test van Trouw gebookmarked, op de een of andere manier is die bookmark in het ongerede geraakt en dan is het goed dat een klega eraan herinnert.

Geplaatst op 17 januari 2009

Geplaatst op 17 januari 2009  b

Dat percentage voor het geloof geloof ik niet zo, dat kwam vooral door een bepaalde vraag die ik op mijn manier interpreteerde.


Ergernisje van eergister

Functioneel gewichtige student wil weten wat de bedoeling van dit telefoongesprek is.

Ik heb me even tevoren aangekondigd als redacteur van de universiteitskrant, oftewel journalist, en het lijkt me dan toch wel duidelijk dat ik niet met een of andere veredelde vrijetijdsbesteding bezig ben. Ik bel niet voor de kat zijn viool, of omdat je zulke mooie blauwe ogen hebt. Ik wil info. Of moet ik eerst een formulier in drievoud gaan indienen?

En ook wil hij weten of ik zijn mededelingen publiceer.

Dat weet ik nog niet. Ik spreek tig mensen over dit onderwerp. Het hangt helemaal van de montage af, zeg maar. En van de bruikbaarheid van van wat je zegt, natuurlijk.


‘Oefen je dankbaarheid’

Er is een Christelijk rijmpje:

“Tel uw zegeningen, één voor één,
tel ze alle en vergeet er geen,
tel ze alle, tel ze één voor één,
en ge ziet Godes genade alleen.”

Daar is nu ook een ontkerstende variant op. Een manier om je humeur vlug en duurzaam te verbeteren, aldus PsyBlog:

“practice your gratitude”

Bij hardnekkige zwartgalligheid helpt het vast: de regelmatige herinnering aan het feit dat er ook nog een zonzijde aan het bestaan zit. Maar zoals zegeningen allemaal van boven komen, is er ook iets loos met die dankbaarheid. Dankbaarheid uit je nooit in het luchtledige. Dankbaarheid uit je altijd jegens een persoon of God.

Door zulke goedkope psychologische truukjes zou men nog bijna weer aan het geloof geraken.


Kolenbak

Geplaatst op 9 december 2008  a

Let u niet op die would-be hippie met zijn flaphoed en ochtendjas, die daar vergeefs Paranoid van Black Sabbath probeert te spelen. Daar gaat het niet om. Het gaat om de achtergrond.

Linksachter staat het oude houten schuurtje er nog. Daar paste geen auto in en die is dus later afgebroken voor een ruime garage.

De muur achter de hippiehoed, tevens gesloopt voor genoemde garage, is aan de bovenkant al ietwat afgebrokkeld. Dat kwam door ons. Op die plek kon je heel gemakkelijk op dat muurtje klimmen. Mocht wel niet, maar gebeurde toch.

Achter de bossages zie je een twee-onder-een-kapper uit de jaren zestig. Aanvankelijk stond daar nog een kazerne-achtig gebouw met drie woningen dat de Duitsers er in de oorlog hadden neergezet. Daar woonde midden jaren zestig nog de electriciën Knol. In een groot metalen vat verbrandde hij allerlei afval. We vonden er op een keer half verkoolde stripbladen in. Ik meen Sjors & Sjimmies. Zonde!, vonden we dat.

Terug naar dat muurtje, Er staat een zinken vuilnisbak voor. Die hadden we toen nog, vuilnisbakken van metaal. Rechts van de vuilnisbak, dat uitspringende gedeelte, dat was onze kolenbak. Ieder najaar kwamen de jongens van kolenhandel Lefferts met hun open vrachtwagen voorrijden, en brachten dan op hun schouders een aantal jute zakken met nootjes zoveel achterom, die ze onder de openstaande klep van de kolenbak leeggooiden. Wat een mooi rollende stenengeluid en een boel stof gaf.

In het huis zelf, aan de binnenkant van de muur bij de kolenbak, zat een luikje met een vierkant bakje van beton ervoor, waar mijn vader op winterochtenden de kolenkit met een paar halen volkreeg.

Geplaatst op 9 december 2008  b


Het Duitse vliegveld

Als jongens speelden we op bunkerruïnes. Om de echo riepen we in de luchtpijpen, en we verbeeldden ons dat onder het water nog dooie Duitsers lagen. Om de hoek woonden mensen in kazerne-achtige gebouwen die de Duitsers er neer hadden gezet. Het hele complex heette nog gewoon het vliegveld, of eventueel het Duitse vliegveld. De wat aanstellerige term Fliegerhorst, die de laatste jaren in de mode raakt, gebruikten wij helemaal niet. Maar enfin, de foto’s van majadebij zijn er niet minder om: slideshow.


Stout Sinterklaasliedje

Geplaatst op 5 december 2008  stout

De eerste keer dat je dit zingt, ergens gaandeweg de laagste klassen van de lagere school, hoop je maar dat dat de Goedheiligman inderdaad niet bestaat:

“Sinterklaas is jarig
zet hem op de pot
alstie begint te stinken
doe dan de deur op slot.


Overbodige ingreep

De GIC had gister een berichtje dat het knippen van amandelen bij kinderen heel vaak onnodig is. Weliswaar ging het om oudbakken nieuws van een jaar geleden, maar dat maakt het er niet minder erg om.

Ik moet een jaar of drie, vier geweest zijn. Ik had herhaaldelijk last van oorontstekingen, waardoor ik gillend van de pijn op de kop in bed lag, en daarom besloot dokter Bok mijn neusamandel te knippen.

De afgesproken dag was daar. Ik vertrouwde het zaakje al helemaal niet, toen mijn moeder me met zoete woordjes meetroonde naar Meppel, en de reis daar linea recta naar het ziekenhuis ging. Weliswaar hadden ze daar een hele leuke ruimte met allerlei fijn speelgoed, zoals rode, gele en blauwe duplo-blokjes, maar ik vond het uiterst verdacht dat het ene na het andere kind spoorloos uit die speelruimte verdween.

Tot mijn beurt kwam. Ik werd naar binnen geleid, op een speciale stoel gezet en een meneer in een witte jas toonde mij een rubberen masker met een soort van groene stofzuigerslang eraan vast. Ik moest héél diep inademen, zei hij, als hij me zo meteen dat masker op mijn mond en neus ging zetten. Dat was ik dus echt niet van plan. Het masker rook ook vies, vond ik. Ik hield mijn adem zo lang mogelijk in. Op die manier bracht het lachgas me wel onder zeil, maar niet voldoende lang.

Tijdens de operatie werd ik wakker. Vlak boven mijn gezicht hing die lelijke rotkop van dokter Bok. Hij had een spiegel op zijn voorhoofd en in zijn hand had hij een glassnijderachtig instrument. Er zaten wat sliertjes bloed op. Om mij heen stonden er nog meer mensen in witte jassen, zag ik nu. “Hé, hij komt bij!”, zei d’r een. Gauw drukte een ander me weer dat rubberen masker op mijn gezicht. Dit keer werd ik pas na de operatie wakker, in een zijkamertje van die hel.

Altijd als ik een bepaald soort rubber ruik, komt de herinnering aan die operatie weer bij me boven. Ik denk ook dat die veel te maken heeft met mijn aversie tegen artsen. Als ik ze maar even uit de weg kan gaan, doe ik dat. Zelfs als ik daar mezelf mee heb.

En nu, zoveel jaar later, komen ze er dus eindelijk achter dat het amandelknippen heel vaak overbodig is. De medische stand wordt nog wel bedankt.


Water Natuurlijk

Geplaatst op 13 november 2008  a
Volgens het Kieskompas moet ik bij de komende waterschapsverkiezingen stemmen op de lijst Water Natuurlijk. PvdA en Christen Unie zitten als tweede keus dichterbij dan de Partij voor de Dieren. Nu nog het stembiljet ontvangen!

Via


Op het Journaal met een actie tegen AAgrunol

Geplaatst op 6 november 2008 a

Nog wat neuzend met variaties op het trefwoord Oosterpoort in dat archief van ANP-nieuwsbulletins, vond ik tot mijn grote vreugde deze. Hier heb ik zelf nog aan mee gedaan. Ik zie ons nog lopen met een man of vijf in de bedauwde bermen van het Europaplein, ’s ochtends vroeg.

De actie ging uit van Hans Jilissen, die bij de USVA filmcursussen gaf. Ook zijn vriendin Trudy Dehue deed mee. Ze woonden in de Hendrikstraat, op nummer 15 dacht ik. Om de haverklap brachten ze een nieuwsbrief uit, en de hele buurt hing vol met fluoriscerend gele postertjes met gifgroene wolkjes, waarin steeds weer andere uitspraken over AAgrunol stonden. Ze bewerkten ook  de brandweer, en de inspectie van volksgezondheid in het noorden des lands. Beide instanties kregen ze op onze hand.

Hans was bevriend met de noordelijke correspondent van het Journaal. Die stond bovenop de Europaflat te filmen toen wij het verkeer op het Europaplein lamlegden, en pamfletjes aan de niet eens zo boze automobilisten uitdeelden. ’s Avonds waren de beelden van onze actie dus te zien in het landelijke televisienieuws. Dat was kicken!

De werknemers van AAgrunol konden de actie wat minder waarderen. Hans en Trudy zijn behoorlijk bedreigd, vooral telefonisch, maar ik meen me te herinneren dat er ook vervelende briefjes door hun bus werden gegooid. Uiteindelijk had deze anti-AAgrunol-actie, de tweede sinds 1975, net zomin succes als de eerste. Pas na nog een brand en nog een buurtactie, begin 1981, gingen de overheden werken aan een verhuizing van de giffabriek naar Delfzijl. Het schoonmaken van de grond heeft vervolgens nog heel wat voeten in de aarde gehad.


Een stamgast van de Kroeg van Klaas

Geplaatst op 1 november 2008  brand ruize

Ik zat eens te kijken hoevaak de Oosterpoort, de wijk waar ik woon, voorkwam in de radionieuws-bulletins van het ANP, waarvan de teksten net op het web gezet zijn. Dat leverde met verschillende zoekwoorden toch nog aardig wat berichten op. Het meeste was natuurlijk wel zo’n beetje bekend, maar een enkel bericht bewerkstelligde toch nog een onverwachte herkenning.

Neem het bovenstaande, uit oktober 1980. Het gaat hierbij om H.F.W. (Henk) Kruize, die ik als stamgast van de Kroeg van Klaas kende. Hii kon hem daar behoorlijk raken, was niet altijd in een even goed humeur, en als men hem naar zijn zin iets te na kwam, placht hij met een nadrukkelijke plechtstatigheid uit te spreken dat hij recensent klassieke muziek was van het Nieuwsblad van het Noorden. Dit ter onderstreping van zijn eventueel aangetaste status.

Jan Visser en ik zaten daar ook regelmatig, in de Kroeg van Klaas. Dit vooral vanwege het tafelvoetbalspel in de hoek bij het raam met het uitzicht richting Oosterbrug. Echt goed waren we niet, Jan en ik, er waren veel betere spelers dan wij en we kregen regelmatig klop. Neemt niet weg dat er progressie in ons spel zat, hetgeen de aantrekkelijkheid van het café niet weinig verhoogde.

Als in de kleine uurtjes de laatste ronde geweest was, en de kenmelodie van de hoogste tijd weerklonk, zat daar vaak nog H.F.M. Kruize. Dermate in de lorum, dat hij door twee man naar zijn huis gebracht moest worden. Jan had deze kroeg-corvee al vaker omhanden gehad, maar die keer was ik ook de klos. Jan nam hem rechts onder de arm, en ik links. De vijftig, honderd meter naar Kruizes huis hadden we ongeveer voor de helft overbrugd, en we stonden midden op de rijbaan, toen Kruizes broek naar beneden zakte en op het asfalt zonk. Dat zou helemaal niet erg geweest zijn, als er niet tegelijkertijd achter ons razendsnel de lichten van een auto naderden. Ik raakte een beetje in paniek, maar als oud-verpleger was Jan de rust zelve en hij hees het zaakje doodgemoedereerd omhoog, zodat wij met de patiënt tussen ons in nog net op tijd van de rijbaan afkwamen.

Ik zal toen een jaar of 23, 24 geweest zijn Zo’n man als Kruize vind je dan behoorlijk oud. Nu ik zoveel jaar later nog eens dat bericht over die brand lees, en merk dat Kruize slechts 43 was toen hij omkwam, vind ik dat helemaal niet oud meer, maar tamelijk jong.

Overigens haalde ook de legendarische brand van de Kroeg van Klaas zèlf het ANP-nieuws. Dat was op 30 september 1975, toen ik nog niet in de wijk woonde:

Geplaatst op 1 november 2008  brand kruize b

Met zo’n bericht als aanknopingspunt, kan je fijn de krantenleggers in.


‘I Go The Whole Wide World’

Nu dertig jaar geleden kwam er een promotie-LP van het label Stiff uit met een onsterfelijke deun, catchy as hell. Gek genoeg deed dat nummer weinig, Aan mij heeft ’t niet gelegen, want elke keer dat ik plaatjes draaide op de swingavond van VERA liet ik het een keer of drie horen. Ook is het nog jarenlang een van mijn favoriete afwasmuziekjes geweest.

Het nummer brak pas door in 2006, met de film Stranger than Fiction. En nu vind je het dan in allerlei cover-versies op YouTube. Toch gaat er niets boven een uitvoering van die Stiff-artiest uit Hull. Onlangs zong hij, Wreckless Eric, het nummer in een café in Dallas, samen met zijn vrouw Amy Rigby. En iemand kwam op het lumineuze idee om dat eens op YouTube te posten: