Mensen waar je wat van opstak

Wij kregen nog ‘Kennis van het geestelijk leven’. Dat vak werd omstreeks 1970 gegeven door meneer Van der Linde, een verschrikkelijk aardige man die Luthers predikant in Deventer was geweest, maar zich van de kerk had afgewend. In zijn lessen behandelde hij alle grote wereldgodsdiensten – boeddhisme, hindoeïsme, islam etc. – en ook de kopstukken van de psychologie zoals Freud, Adler en Jung. Dat deed hij zonder vooringenomenheid. Ik weet niet meer of zijn vak verplicht was, maar dat ik er minder van geworden ben, hoor je mij niet zeggen.

Voor overdracht was, naast basale belangstelling, een minimum aan sympathie vereist . Wilde iemand mij wat bijbrengen, dan moest ik hem een beetje aardig vinden. Achteraf gezien is het een wonder dat ik nog tot en met de vijfde klas wiskunde heb gedaan. De leraar had er een handje van je publiekelijk te kakken te zetten als je iets niet snapte, en toen een vrouwelijke collega hem een jaar verving schoten mijn cijfers omhoog. Helaas kregen we hem het jaar daarop weer terug. Om niet mee te hoeven loten voor de studie geschiedenis liet ik wiskunde in mijn eindexamenjaar vallen.

De leraar Nederlands was behoorlijk populair, ook omdat hij de schoolvoorstellingen van de schoolclub V.E.S.T.E.R. regisseerde. Maar ik mocht hem niet zo, hoewel Nederlands vanwege de literatuurgeschiedenis uiteindelijk mijn tweede studiekeus was. Hij liet ons eens allemaal een Drents zinnetje uitspreken. Volgens hem klopte dat Drents van mij van geen kant. Terwijl wij thuis gewoon dialect spraken en hij, althans in mijn ogen, een Hollander was. Bij de audities voor het schooltoneel maakte ik ook geen schijn van kans. De afwijzing, die ik nog wel kon billijken, ging gepaard met een sarcastische opmerking en sindsdien heb ik deze man nooit meer gemogen. En evenmin zo’n voorstelling bezocht van Van Een Stamelaar Tot Een Redenaar, wat volgens mij maar een soort van proto-corps was.

De docent Nederlands en veel andere oude leraren zijn overleden. Bij de reünie, gister, heb ik maar één oud-docent van me gesproken, die van Duits. Ik vertelde hem hoe strak hij overkwam bij zijn allereerste les. We hadden ons maar aan de regels te houden: “En anders vlieg je eruit”. Een dergelijke aankondiging waren we niet gewend van een spiksplinternieuwe leraar. Weldra ging de mare rond dat hij in Den Haag gewerkt had – wat klopte – en daar geen orde kon houden en weggepest was – wat achteraf een fabeltje bleek, omdat hij er aan volwassenen lesgaf.

Nadat hij zijn streep getrokken had, liet hij de teugels vieren, maar we wisten voor eens en altijd waar we aan toe waren. Overdracht gedijt ook bij duidelijkheid. Een leraar Frans daarentegen, bleek veel te zachtaardig. In zijn lessen stonden we op de stoelen en de tafeltjes te dansen. Die man bleef dus maar een jaar. Bij hem had ik drieën en vieren gescoord, ternauwernood ging ik over naar de vierde. Later kwam ik hem nog eens in Groningen tegen. Hij vroeg toen naar mijn eindexamencijfer voor Frans en bij het antwoord – een negen – viel zijn mond open van verbazing.

De meeste leraren die ons alfa-klasje tot het eindexamen bleven lesgeven herinner ik me als aardige èn competente lui. Die van geschiedenis liet ons cartoons verklaren en die in de vreemde talen veraangenaamden hun lessen met eigentijdse muziek. Bij Engels klonken The Beatles en bij Frans Vian en Moustaki. Tegenwoordig is er helemaal geen schooltheater meer, maar wij kregen stukken voorgeschoteld als Mutter Courage van Brecht, de Hamlet-collage van Marowitz en Les précieuses Ridicules van Molière. Zulke voorstellingen bereidden we voor met tekstboeken. De stukken werden gespeeld door buitenlandse gezelschappen, die naar Nederland waren gehaald door de stichting WIKOR, wat stond voor: ‘Werk- en Informatiecentrum voor Kunst ten dienste van het Onderwijs aan de Rijpere Jeugd’.

Met het grootste genoegen denk ik terug aan de leraar aardrijkskunde, een oudere en in onze ogen akelig rechtse man. Om de haverklap draaide hij sjekkies met rijstvloei, door de nicotine waren zijn vingers sterk vergeeld. Hele lessen zat hij met ons te verteuten over actuele kwesties als Biafra en Viêtnam. Hoewel het totaal niet over de stof ging, stak je toch behoorlijk wat op.

Hoe sympathiek zo’n leraar ook was, je peinsde er niet over om hem bij de voornaam te noemen. Het was meneer Datema, en niet Jan. Meestal wist je de voornaam niet eens. Pas met de komst van meneer Van der Meer, die vanaf 1972 tekenen en kunstgeschiedenis gaf, kwam de cultuur van jijen en jouwen aarzelend op gang. Maar Rikus, die ons meenam naar een met penissen doorspekte tentoonstelling van Melle in het Stedelijk Museum, was dan ook maar een paar jaar ouder dan wij.

Door de bank genomen was het onderwijs op mijn middelbare school in Meppel tamelijk plezierig. Het pretpakket had stukken minder gekund, besef ik nu.

retro


Slimmer, socialer en sneller

Het was leuk, gisteravond. De zaal was goed gevuld, alle 60 stoelen in de Lagerhuisopstelling waren bezet, terwijl er normaal 30 tot 60 bezoekers bij zulke bijeenkomsten komen. Ook hadden de – slimme – studenten in het publiek veel meer inbreng dan anders, hoorde ik naderhand van Guus Termeer, het hoofd van Studium Generale. De avondvoorzitter, Remco Kouwenhoven, zich met verve en humor kwijtend van zijn taak, had eer van zijn werk.

Het ging primair over de Generatie Einstein. Schrijfster Inez Groen, een RUG-alumna io, hield een flitsend praatje en nam bij de discussie wat weg van het etiket ‘slimmer, socialer en sneller’ dat zij en haar co-auteur de huidige tiener-generatie hebben opgeplakt: “We zijn een marketingbureau en dit bekt nou eenmaal goed”. Ze doet veel kwalitatief onderzoek – interviews met tieners – en wat me bijbleef was dat ze die jongeren ontzettend braaf vond (huisje-boompje-beestje-ideaal) en ook, dat er zeker geen sprake was van een generatiekloof, iets wat menigeen uit de publiciteit rond haar boekje meende te moeten opmaken. Alleen was internet (chatten, gamen etc.) volgens haar een biotoop, een leefwereld voor deze generatie, terwijl ouderen daar meestal toch buiten staan. Die zien de computer vooral als een nuttig apparaat, als “een veredelde typemachine”.

Heb zelf voor de vuist weg een praatje gehouden met als teneur: internet is prachtig, je kan binnen vijf minuten mailtjes wisselen met Nieuw-Zeeland, je kan van alles en nog wat opzoeken, maar er zit ook een keerzijde aan, namelijk dat van alles – vriend èn vijand – jou kan opzoeken (zie ook). Het aanbevolen middel daartegen is het aannemen van een nick, pseudoniem of avatar. Maar menigeen kan die weelde niet aan, en begint anderen vanuit de anonimiteit op fora en weblogs te beschimpen, in een kwaad daglicht te stellen, met drek te besmeuren etc.

Zolang het over koetjes en kalfjes gaat, kan dat weinig schelen, maar het heeft ook gevolgen voor de openbare sfeer, die ik nou maar even beperk tot de trias politica van bestuur, politiek en rechtspraak. Die openbare sfeer is door internet enorm uitgebreid, maar raakt er door anonieme figuren ook vergiftigd. De Fortuyn-revolte had daar deels al mee te maken. Belangrijk is een gevolg op termijn, dat alleen nog mensen met een hele dikke huid openbare functies willen bekleden, wat me uit een oogpunt van democratische representatie geen gunstige ontwikkeling lijkt. Ik heb nog even een vergelijking gemaakt met de animo voor het scheidsrechterschap op de Nederlandse voetbalvelden. Ook daar passen mensen er steeds meer voor om voor kop van jut te spelen.

Thomas Spekschoor, een studentweblogger, vond dat je je niet zo veel moest aantrekken van vervelende anonieme types op webfora: “Het is internet maar”. Ana van Es, een andere studentweblogger, opponeerde tegen hem. Achteraf lijkt me dat internet een laag gewaardeerd medium blijft, als Thomas’ opvatting de overhand blijft houden.

Vooraf lekker gegeten in Café Overstag met Guus Termeer, drie studentbestuurders van Studium, Remco Kouwenhoven en Arwin Nimis (de derde spreker, die zich erover verbaasde dat jongeren hun hele hebben en houwen zomaar op internet gooien). Het was de eerste keer dat Remco en ik elkaar ‘in real life’ spraken. Met hem enige weblog-zaken doorgenomen.


Cold turkey

Onze technische man had het even helemaal gehad. Hij ging een week of wat weg met een welverdiende vakantie. En maakte vooraf al een grapje: “Als ik weg ben en het internet valt uit, dan moet je maar even afkicken.” Om gelijk met zijn arm in een richting te zwaaien: “Die buurvrouw daar heeft mijn sleutels”.

Met een stel buren zitten we op zijn hub. Donderdag viel de stroom uit, en dus moest de switch van de router weer even om. Maar de router bleek in de groepenkast te zitten en die zat op slot, terwijl niemand daar de sleutel van had, dachten we.

Dat werd inderdaad even afkicken. Het begon al met het opzoeken van buuvs’ telefoonnummer. Dat moest in het papieren telefoonboek, waar liet ik dat ding? Ook de mail was natuurlijk onbereikbaar. Opeens ben je voor nieuws aangewezen op een krant van papier. Radio was alleen nog via de ether beluisterbaar.  En de buienradar miste ik eveneens node. Om over de webloggerij maar te zwijgen. En het beperkt te houden tot de killer-applicaties mijnentwege.

Maar, het was toch wel ergens goed voor. Ik heb mijn digitale foto’s, nu zo’n 5000 stuks, getagd, zodat ze nu gemakkelijk terug te vinden zijn in de mapjes op datum in mijn archief. Ik heb enkele broodnodige karweitjes in huis gedaan, en ben in de buurt bij wat mensen op bezoek geweest. Normaal blijf ik toch iets teveel aan het scherm plakken, zo blijkt. Dat moet maar eens wat minder.


Leeservaring

Mijn eerste Donald Duck – toen ik pas kon lezen aan de deur wederverkocht door de man met de baard uit Huize Roodkapje – bevatte het verhaal van Oom Dagobert, die zijn duivelse kater azen laat op Oma Ducks’ liefste maatjes, Tom en Pieter.

Als de muizevangersproef slagen zou, kocht de geldzwemmer alle katten op om de prijs op te drijven tot Himalayahoogte. Echter, Lucifer liet zich verschalken door de domste der muizen. En zijn baas, die rijke stinkerd, schoot er mooi bij in, o zo.

Het welkomstgeschenk voor de jongste abonnee bestond uit een album van Broer Konijn die gelijk een guerilla vanuit ondoordringbaar struikgewas de bezitters van pindaparken voor schut zette.


In mijn sas met een Orkater

15 augustus 2006 Orkater

Jochie dat is een gelukkie, ik was dit plaatje jaren kwijt. Sinds 1986 of 1987, bij benadering. Toen leende ik hem uit aan een bekende, die zich later helemaal niet meer kon herinneren dat hij hem van mij geleend had.

Maar gister zag ik op Fonos, dat ie gewoon weer in de winkel ligt. Fonos doet zelf in incourante stuff, maar bij hun was dit de best verkopende titel van 2004, zodat EMI er weer brood in zag, en hem samen met een onbeduidende voorganger als dubbelaar uitbracht.

Dus vandaag op naar de platenboer. En ja hoor, daar hadden ze nog één exemplaar. En wat blijkt? Sommige nummers kan ik na al die jaren nog letterlijk meekwelen. Zoals ‘Dichtgevroren vijver’ en vooral, ‘Der Ganzumsonst‘:

Ich bin der Ganzumsonst
für mich kommt nichts im Frage
Ich bin der Mangelmensch
Mich grauen alle Tage…”

Dat wordt weer prettig afwassen, de komende tijd.

Naschrift

Bij de restauratie van dit logje. op 10 mei 2013, blijkt dat het hele album op YouTube staat. (Voor zolang het duurt.)


Al bijna gesmolten

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Die zon doet rare dingen met je.


Back to the seventies

29 juni 2006

De Aktiegroep Aktivering, ca. 1976 op de stoep van het Instituut voor Geschiedenis, Heresingels 13. Rechtsonder schrijver dezes.

Voor het Seventies-nummer van de UK maakte ik een verhaal over de Aktiegroep Aktivering, de anarchistisch angehauchte studentenclub op het Instituut voor Geschiedenis van die tijd. Bij het doornemen van de notulen kwam ik menigmaal mijn eigen naam tegen, want van 1975 tot 1979 maakte ik deel uit van deze club. Het verhaal in de UK heb ik globaal en afstandelijk gehouden, echt veel wist ik ook niet meer over deze periode, maar op deze plek kan ik mooi de notities uit de AA-notulen kwijt, die mijn eigen rolletje regarderen. Ik heb er nog wat notities aan toegevoegd, die wat zeggen over de sfeer in die tijd.

18 september 1975

12 mensen aanwezig: “Veel te weinig”, “de opkomst is bedroevend laag”. “Hier moet heavy verandering in komen.” (NB: er zijn dan ongeveer 500 geschiedenisstudenten in Groningen.)

De zeven extraneï die vorig jaar bij een actie tegen de studentenstop konden worden ingelaten, dankzij een maas in de wet, zijn nu allemaal toegelaten tot het reguliere tweede studiejaar. “Voorwaar, alweer een geslaagde AA-aktie!”

In het vervolg gaan we na de donderdagavond-vergadering naar een andere kroeg: De Pijpela aan het Schuitendiep, waar ook de GSb-dissidenten van scheikunde zitten.

25 september 1975

30 aanwezigen. “Dit gaat de goeie kant op.” Aanwezig van GSb, de CPN-gelieerde Groninger Studentenbond: Jurjen Jacobs, secretaris onderwijs. Aanwezig van de centrum-rechtse GROS-studentenfractie in de Universiteitsraad: Frank de Grave. (Dit was ik totaal vergeten!)

Op het Instituut voor Geschiedenis hebben de studenten van de AA al een paar jaar de meerderheid in de Afdelingsraad, formeel het hoogste orgaan van de afdeling. Maar de docenten vetoën kwistig de raadsbesluiten, wat ook hun recht is. Bij het elfde veto binnen één studiejaar, mei 1975, was de maat vol en traden alle AA-ers uit de raden en commissies. En de bestuursboycot van de AA duurt nog steeds voort.

De AA beticht de GSb van imperialisme op het Instituut voor Geschiedenis.

Harry Perton treedt toe tot de propagandacommissie van de AA.

2 oktober 1975

Jurjen Jacobs (GSb) maakte aanmerkingen op de aanwezigheid van de GROS-ser Frank de Grave, de vorige keer. Hij krijgt uitgelegd dat de AA autonoom en onafhankelijk van de GSb opereert, dat de GROS ook welkom is op onze vergaderingen, maar niet op één lijn zal wrden gesteld met de GSb.

Harry maakt een muurkrant.

Voor de eerste keer komt het onderwerp vrouwengeschiedenis aan de orde.

Op het GSb-seminar zal onder meer de positie van het bondsorgaan Nait Soez’n ter sprake komen. In de AA bestaat er nogal wat kritiek op dit blad. Vandaar de uitspraak van Paul van Tongeren, de centrale figuur van de AA: “Dissidenten, spoedt u erheen en zet er de beuk in.”

9 oktober 1975

17 aanwezigen

De kritieken op Palmer, het handboek bij nieuwe en nieuwste geschiedenis, zijn helemaal uitverkocht. De derde druk wordt besteld.

Uit de eerstejaarsavond in Roden is een eerstejaarsoverleg voortgekomen.

De propagandacommissie maakt een expositie over het roemruchte AA-verleden.

16 oktober 1975

De bestuurscrisis betekent dat de hoogleraren weer alle macht in handen hebben. Wat dat betreft heersen er “pre-demokratische” toestanden op het Instituut. Vanuit de Faculteit der Letteren is er nu een bemiddelaar aangesteld.

De gezworen kameraden Geurt Collenteur en Teun Dankert stellen een ‘Handleiding voor een aktivist’ samen met het oog op de nieuwe garde.

23 oktober 1975

10 aanwezigen. “De slechte opkomst stemt de vergadering treurig en toornig.”

Er wordt een beleidsseminar gepland.

Twee formatieplaatsen van de wetenschappelijke staf zijn onbezet, “een grof schandaal” bij een studie met een studentenstop. Geen wonder dat er steeds minder eerstejaars werkcolleges zijn, wat weer gecompenseerd moet worden met hoorcolleges.

30 oktober 1975

13 aanwezigen

Er komt een actie van eerstejaars voor theoretische geschiedenis.

Harry biedt zich aan als extra typist voor seminarstukken.

13 november 1975

Paul van Tongeren neemt afscheid van de AA.

Wetenschapskritiek: Harry schrijft een stuk over het studieprogramma.

Harry en Peter Romijn worden als AA-waarnemers afgevaardigd naar de Beleidsraad van de GSb.

20 november 1975

Verslag Beleidsraad GSb. Aan de orde kwam er het adhesie-verzoek van Amnesty inzake de Amnesty-actie voor politieke gevangenen in de Sovjet-Unie. “Harry vindt het jammer dat de GSb niet meewerken zal. Hij stelt voor dit weer in de Beleidsraad te brengen.” Jurjen Jacobs van het GSb-bestuur: “Het was de eerste keer dat we werden gevraagd, we hadden te weinig achtergrond-informatie, vandaar dat we het besluit uitgesteld hebben tot ons kerstseminar.” (Niet genotuleerd staat dat dit een flagrante leugen is, omdat de GSb een paar maanden eerder Amnesty wel steunde bij een actie voor politieke gevangenen, veelal communisten, in Indonesië.) Het voorstel van Harry wordt aanvaard met 9 tegen 2 stemmen, bij enkele onthoudingen. De notulen van de GSb-Beleidsraad komen ter inzage te liggen in de AA-kast.

Herprogrammering vanwege de nota Posthumus, die streeft naar vierjarige studies. De Sectie Geschiedenis van de Academische Raad (SGAR) is voor een vijfjarige studie, terwijl Leiden er wel vier jaar van wil maken en Rotterdam zelfs al een vierjarig curriculum heeft ingevoerd.

27 november 1975

De GSb heeft geen besluit genomen om Amnesty te steunen bij haar Rusland-actie. Niet alle basisgroepen hadden er al over gepraat. De volgende keer komt het punt weer aan de orde.

10 december 1975

Er zijn twee rumoerige vergaderingen van de GSb-Beleidsraad geweest. Peter doet verslag van de consternatie bij het punt Amnesty International. Harry heeft de motie ingediend en Peter heeft er stemming over aangevraagd. “Dit zag het GSb-bestuur helemaal niet zitten.” Het kwam met een orde-voorstel om met een verklaring te komen, welk voorstel aangenomen werd. Deze verklaring is gister aan de Beleidsraad voorgelegd. In de notulen van de Beleidsraad wordt de zaak helemaal niet als zwaar weergegeven, dat zit ons niet lekker. De indieners van de motie komen er heel slecht vanaf. We gaan met andere groepen contact opnemen over te ondernemen stappen.

Medicijnen heeft een brief naar het GSb-bestuur gestuurd met kritiek op de Nait Soez’n. Daar wordt niet meer met het blad gecolporteerd. De brief van de basisgroep medicijnen krijgt steun van de biologen.

3 juni 1976

Voorzitter: Harry

2 september 1976

Voorzitter en notulist: Harry (accumulatie van functies!)

Stop de Stops!, de nieuwe actie tegen de studentenstop wordt besproken.

In de Beleidsraad van de GSb werd gemeld dat Nederlands in Groningen naar een vijfjarig studieprogramma streeft. Nederlands in Leiden wil een 4,5 jarig curriculum.

Harry schrijft een stuk voor het seminar.

9 september 1976

Harry schrijft een stuk over de bezuinigingen.

We zijn het maar half eens met de 600 gulden collegegeld-actie vande GSb.

27 september 1976

Harry schrijft een stuk voor de nieuwe Groniek.

2 december 1976

Harry voorzitter

De AA gaat na alle ellende met de GSb, met een eigen lijst de verkiezingen in voor de Faculteitsraad van Letteren. Op de lijst voor de AA staan: 1) Wouter Hugenholtz 2) Frank van Vree 3) Meile Tamminga 4) Harry Perton (Om het beperkt te houden tot de
mensen die naderhand in de raad kwamen.)

De Bestuurscrisis op het Instituut voor Geschiedenis is ten einde. Er komen een paritaire Bestuurscommissie, met twee docenten en twee studenten, en een eveneens paritaire overleggroep, met zes docenten en zes studenten. (Hier zat ik ook nog in.)

De AA streeft ernaar, dat het Instuituut een specialist op het gebied van de sociale geschiedenis aantrekt.

Er is contact met de GSb-basisgroep medicijnen (Eddy Houwaert) over de GSb-koers. We vinden dat de aandacht van de GSb voor studie-inhoudelijk werk tekortschiet. Bovendien zijn we tegen het buitenlandbeleid van de studentenbond en het leninistische organisatie-concept van het democratisch-centralisme, waarbij er net zo lang doorgeluld moet worden tot de minderheid zich neerlegt bij de meerderheid.

9 december 1976

Harry schrijft een stuk over het gezicht van de AA naar buiten toe.

3 mei 1979

Op de agenda van de Studierichtingsraad staat de klacht van een aantal docenten over het stuk van Fokele Enting in De Reactie. Als de studerichtingsraad voorstelt om hierover een betreuren uit te spreken, wordt de AA-fractie geadviseerd om tegen te stemmen. (Na al die jaren, nog wel bedankt jongens!)

20 september 1979

Harry Perton wil niet langer in de Bibliotheekcommissie blijven zitten.


Powerpoint-oefening

Geplaatst op 23 juni 2006 b

Ik was me er niet bewust van dat ik powerpoint op mijn computer had staan, tot ik een simpel grafiekprogrammaatje zocht en het met dit weeskind probeerde. Ik wist niet dat het zo eenvoudig was. Als oefenmateriaal heb ik de aantallen berichten per maand in de usenet-nieuwsgroep nl.regio.groningen genomen (de blauwe staafjes). Heb daar nog een driemaandelijks voortschrijdend gemiddelde overheen gelegd (het zwarte lijntje). En tot slot daar nog de hoeveelheden eigen bijdragen aan toegevoegd (de rode staafjes).

Mijn enthousiasme voor die groep blijkt wel eens groter geweest. Sinds ik een weblog heb, komen de meeste berichten hier terecht. Laat me zeggen dat er sprake is van pull- en pushfactioren.


De smeulende pukkel

school meppel

Er komt een reünie van mijn ouwe middelbare school, in november. Op de fotopagina’s van de reünie-site is mijn klas, maar dan het beta-gedeelte, al ruim vertegenwoordigd. Met daarin Winfried Horsthuis. Nu ik zijn naam even google merk ik dat hij als business-strateeg allang binnen is en tegenwoordig huisvadert in een alleraardigst Canadees optrekje. Maar indertijd had hij – net als praktisch iedereen – een pukkel voor zijn boeken, agenda, schriften en etui. Zo’n pukkel was een khaki legertasje dat je met een draagband om je schouder droeg. Het was de bedoeling dat je de naden langs de zoompjes losmaakte voor het verkrijgen van een westernachtige franje. En om de loshangende draadjes niet verder te laten desintegreren moest je de uiteinden even afbranden.

Met dit belangwekkende karwei was Winfried druk doende in het wiskundelokaal, op één hoog boven de ingang van de fietsenkelder, voor het begin van de les. Er kringelde wat rook boven zijn pukkel uit. En toen stapte, veel sneller dan verwacht, de wiskundeleraar het lokaal binnen. Iedereen hield de adem in.

Die leraar was een eerste klas dwangneuroot. Alle tafels moesten van hem in de lengte en de breedte exact op dezelfde afstand van elkaar af staan. En als dat niet het geval was, raakte hij in paniek en ging hij de rijen met een liniaal bijlangs om de tafels alsnog zo neer te zetten. Dat deed hij ook die keer, en zodoende kreeg hij al gauw de smeul van Winfrieds pukkel in zijn grote neus. Hij bedacht zich niet, greep die pukkel van Winfrieds tafel, en smeet deze zo door het geopende raam het klaslokaal uit. Het ding zat vol boeken en miste op een haar een meisje dat helemaal beneden de fietsenkelder binnenging.

Op mijn eigen pukkel stond met dikke contemporaine hanepoten The Guess Who geschreven. Die Canadese band had in 1970 een grote hit, American Woman.

Zie ook


Diverse journalistieke ervaringen

6 diverse journalistieke ervaringen

Dit was wel een leuke meneer om eens te ontmoeten. Een heuse componist. Gister ging zijn ‘Bede tot Aphrodite’ in première.

Je kunt het ook minder treffen. Zo zat ik van de week weer eens achter iemand aan die verstoppertje speelde. Na zeven vergeefse telefoontjes belde deze persoon eindelijk de volgende morgen terug op uitgerekend het moment dat ik het stukje schreef waarvoor ik hem nodig had. Al had ik de feiten inmiddels al wel zo’n beetje rond via een andere weg.

Het liep tegen de deadline aan, toen hij belde. Of ik nu zelf bel of opneem, per telefoon kondig ik me altijd duidelijk aan als journalist, om misverstanden te voorkomen. Sommige mensen echter denken alles te kunnen maken.

Ik vroeg hem wat ik wilde weten.
Hij: “Waarom wilt u dat weten dan?”
Ik: “Die kwestie blijft nu in de lucht hangen, de lezers zullen er naar vragen, en ik ben zelf ook nieuwgierig naar het waarom.”
Hij geeft schoorvoetend toe dat mijn vraag legitiem is en ik stel mijn vraag dus opnieuw. Hij antwoordt, en ik begin door te vragen.

Hij: “Ik erger me aan uw arrogante toon, wat zit u me te ondervragen. Waarvoor heeft u dat nodig. Wie bent u eigenlijk, bent u journalist en in dienst van…”
Ik: “Ja, en ik heb me ook duidelijk als zodanig kenbaar gemaakt toen ik de telefoon opnam. En een journalist stelt nu eenmaal vragen met het oog op de stukken die hij schrijft.”

Uiteindelijk eist hij inzage in mijn artikel.
Ik zeg dat dat hoogst ongebruikelijk is voor een kort stukje nieuws en dat bovendien de tijd begint te dringen.
Hij: “Anders geef ik geen toestemming tot publicatie”.
Ik: “Uw toestemming hebben we helemaal niet nodig.”
Hij: “Nou, dan houdt het voor mij op. U krijgt van mij geen informatie meer. Daag.”
En de hoorn gaat op de haak.

Al die tijd heeft die gast dus nauwelijks informatie gegeven!
Zijn obstructie heeft me flink wat tijd gekost, en ook nog eens mijn humeur bedorven.

Niet dat dit een medicus was, maar zulke heerschappen tref je relatief wat vaker in de medische sfeer aan.
En ik gruw ervan.

Geef mij dan die componist maar.


Keuze bepaald

Na een snelle vergelijking van de programma’s van GroenLinks en de PvdA valt voor mij het muntje aan de kant van GroenLinks. Het milieu staat bij die partij veel hoger op de agenda, en de paragraaf terzake is bij GroenLinks ook veel uitvoeriger.

Morgen stel ik mijn vertrouwen in deze kandidaat, de nummer 4 van de lijst. Hij beschikt over ervaring, is aardig, en heeft humor. Vooral dat laatste is niet zo’n dik gezaaide eigenschap in linkse kringen en vind ik absoluut een pré.

Bij de landelijke verkiezingen zal ik wel weer PvdA gaan stemmen. Ik zweef er nu eenmaal een beetje tussenin, zou het liefst ook één grote linkse partij zien, maar helaas is de tijd daarvoor nog niet rijp.

Overigens kan je aan de stats op de website van GroenLinks mooi zien, dat de verkiezingen pas sinds ruim een week leven.


Narda

Ik moet gissen hoe oud ik was toen ze bij mijn vader op kantoor kwam. Maar als ik dat doe, dan denk ik dat ik elf was. De plomp gebouwde, zich enigszins onbehouwen gedragende en doorrookt lachende Narda was lesbisch, vernamen we spoedig. Ik geloof ook niet dat ze daar een groot geheim van maakte, al was het dan nog maar 1966, bij benadering. Ze gaf aanleiding tot veel fantasieën en speculaties, dat weet ik nog wel.

Hoe goedlachs ook, ze was spannend. Wat mede kwam doordat ze met haar vriendin heel eenzaam bij de Paradijsschut woonde, in een oud boerenhuis. Op een keer kwam daar in het holst van de nacht een ouwe kerel met zijn auto aan. Hij richtte zijn koplampen op hun vensters en stapte uit. Narda bedacht zich niet, pakte het dubbelloops jachtgeweer van de wand, stopte er twee hagelpatronen in, ontgrendelde de deur, stapte naar buiten en richtte haar wapen op de ongenode gast. Die niet wist hoe snel hij weer in de auto zat. En die wegscheurde, om nooit meer weerom te komen.

Dankzij Narda kreeg ik respect voor lesbiënnes. Maar meer voor de butches dan de femmes, ben ik bang.


Langlontig

Hier kijk ik toch wel van op:

“Je lont is 150 cm.
Je hebt een enorm lange lont! Je bent de relaxtheid zelve, bent niet snel ontvlambaar. Goed voor je bloeddruk en je omgeving, maar pas er voor op dat je niet te passief reageert. Vergeet niet op te komen voor je belangen.”

Doe ook de test: Hoe lang is jouw lontje?


De kwestie Amnesty (1975)

In het tweede jaar van mijn studie, najaar 1975, sloot ik me aan bij de de anarchistisch angehauchte Aktiegroep Aktivering (AA). Op het gezellige Instituut voor Geschiedenis aan de Heresingel kreeg de toenmalige communistische mantelorganisatie GSb (Groninger Studentenbond), nauwelijks een poot aan de grond. Anders dan bij de meeste RUG-opleidingen was er bij geschiedenis geen GSb-basisgroep. Studenten van de AA zaten er in de raden. Ook in de faculteitsraad van letteren had de AA een eigen fractie, apart van die van de GSb.

Wel vaardigde de AA als autonome club een vertegenwoordiger af naar de Beleidsraad van de GSb. De allereerste keer dat mij die onnoemelijke eer te beurt viel, maakte het GSb-bestuur melding van een adhesie-verzoek, afkomstig van Amnesty International. Amnesty voerde die winter actie voor dissidenten in de Sovjet-Unie. Het GSb-bestuur zei dat de GSb niet in zou gaan op het verzoek van Amnesty, en daarmee was – haastige hamerklop op de bestuurstafel – de kous af.

Dat dacht het GSb-bestuur tenminste. Maar bij mijn achterban van de AA viel de handelswijze van het GSb-bestuur in slechte aarde. Paul van Tongeren, toen nog de spil van de AA, nu voorlichter van de NOVIB, vond dat ik in de GSb-Beleidsraad op de zaak terug moest komen. En daarmee was de AA het unaniem eens.

In de volgende GSb-Beleidsraad kwam ik dus als brave afgevaardigde van geschiedenis op de kwestie terug. Wat leidde tot een enorme discussie, die goed liet zien hoe de studentenpolitieke krachtsverhoudingen op dat moment lagen. De vertegenwoordigers van psychologie, sociologie, andragogiek, pedagogiek, onderwijskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, sociale geografie, economie, Nederlands, theologie, rechten en nog wat opleidingen meer stonden pal achter het GSb-bestuur. Ook zij zagen niets in een adhesie aan Amnesty’s actie voor Sovjet-dissidenten. Slechts afgezanten van geneeskunde (de tegenwoordige VU-hoogleraar Eddy Houwaert), filosofie en biologie kreeg ik mee.

Geheel en al conform het leninistische concept van het democratische-centralisme wilde het GSb-bestuur net zolang doordiscussiëren, tot de minderheid platgeluld was en zich gewonnen gaf. Dat gebeurde zomaar niet, en het bestuur tilde de discussie over de pauze heen. In die pauze liet het versterking halen van het CPN-bureau in de Turftorenstraat, een Jaap Hooiveld, die een jaar of wat eerder zijn sporen verdiend had in het GSb-bestuur. Hij studeerde nog wel, maar was intussen opgeklommen tot CPN-kaderlid. Ook deze Jaap bracht geen nieuwe gezichtspunten. Dezelfde argumenten herhaalden zich keer op keer.

Op een gegeven ogenblik vroegen wij als minderheid een schorsing van de vergadering aan. We staken de koppen bij elkaar en stelden een motie op, om toch steun aan Amnesty te betuigen. Deze lazen we na de schorsing voor, en vroegen er een stemming over aan. Dat was olie op het vuur. Nu ging de discussie over de vraag of je een discussie wel met een stemming mocht besluiten. Dat was binnen de GSb namelijk in geen jaren gebeurd.

Ook bij dit afgeleide debat liepen de gemoederen hoog op. En toen gebeurde er iets, wat ik nooit zal vergeten. In het GSb-bestuur zat een magere psychologiestudent met lang, sluik haar, die bij zomer- en winterdag op sandalen liep. Ik meen dat hij secretaris was van de GSb. Deze Jurjen Jacobs, tegenwoordig campingbaas in Frankrijk, stond trillend van woede op achter de bestuurstafel, en riep:

“Iemand probeert hier de democratische gang van zaken te verzieken door een stemming door te drukken!!!”

Die stemming kwam er uiteindelijk toch. Dat wel. Kennelijk had het democratisch-centralisme nog onvoldoende greep op de GSb. Maar we verloren die stemming ook. En dik. Want met tweederde meerderheid wees de GSb-Beleidsraad onze motie af. De Amnesty-actie voor dissidenten in de Sovjet-Unie kreeg van de Groninger Studentenbond geen steun. Bij deze gelegenheid werd echter ook manifest, hoe sterk de GSb in de ban van de CPN was.


Sicco Mansholt op Wapserveen

Sicco Mansholt had vaak een hele goeie pers. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het interview, dat in het voorjaar van 1995 in De Groene stond.

Mansholt woonde toen in een oude boerderij ‘op’ Wapserveen, en Louis Velleman noteerde daar: “‘Ik ga hier niet weg, nooit. Als het niet meer gaat, dan moet er hulp komen, zo veel als nodig is. Maar hier wil ik blijven.”

Mansholt overleed er die zomer. De man die tegen de zomer van 2006 op zijn biografie gaat promoveren, Johan van Merriënboer, noemt hem in een eerder artikel zelfs bij zijn voornaam. Ook posthuum blijft de goede pers Sicco dus bij.

In dat artikel meldt Merriënboer dat Mansholt na de kerstvakantie van 1974 die oude boerderij ‘op’ Wapserveen betrok. In de omgeving was dat het gesprek van de dag. Dat weet ik, want die omgeving was, zoals studenten tegenwoordig zeggen, mijn ‘thuisthuis’.

Als student zat ik een paar jaar later bij mijn ouders op het terras. De schilder die bij mijn ouders de boel opverfde, vertelde bij de koffie dat hij dat ook had gedaan bij de Mansholts. Maar terwijl hij bij mijn ouders gewoon kon aanschuiven, was daar bij de Mansholts geen sprake van geweest. “De heer en mevrouw Mansholt zaten ook op het terras te koffiedrinken, maar wij konden mooi op de ladder blijven staan. Daaraan kan je toch zien dat het zo’n Groninger hereboer is”, vond de schilder.

Sindsdien had Mansholt bij mij een minder goeie pers. Een salonsocialist vond ik hem. En met die instelling las ik ook de passages over hem in Frank Westermans’ Graanrepubliek, een jaar of zes geleden. Mansholts’ ‘overnight‘ bekering van grootschaligheids- naar kleinschaligheidsdenken in de landbouw vond ik vergaand ongeloofwaardig.

Maar nu ik me weer eens een avondje verdiept heb in de figuur, vind ik dat koffietafelverhaal eigenlijk ook maar een kleinburgerlijke anecdote. Mansholt begint me steeds meer te fascineren. Ik kijk dan ook uit naar die biografie.