‘Zalf op een wonde’
Geplaatst op: 14 juli 2017 Hoort bij: autobio, Oosterpoort, Stad toen 3 reacties
Ik stond vanmiddag in het Stadhuis even oog in oog met oud-burgemeester Hans Ouwerkerk. Prachtig portret van de jonge kunstenaar Milan Smidt, dat iets laat zien van een verbittering die vervaagd is opgegaan in berusting. Ouwerkerk ervoer het portret zelf als soort van een rehabilitatie, hoorde ik, sprak op rtv Noord zelfs van zalf op een wond. Het doek hangt er wat donker bij, mijn foto zonder flits doet de kwaliteit ervan absoluut geen recht.
Ouwerkerk was nog niet zo lang burgemeester van Groningen, toen hij op bezoek kwam bij het Buurtoverleg Oosterpoort. In 1992 of 1993 moet dat geweest zijn, ik had net voor het eerst het Jaarverslag van deze wijkorganisatie geschreven. Meteen na binnenkomst in ons Wijkpand nam hij het woord, Hij had dat jaarverslag gelezen en ergerde zich bovenmatig aan de toon. Dit klopte niet, dat klopte niet in zijn ogen. Of we soms dachten dat het bij de gemeente allemaal van die ‘lulletjes lampekatoen’ waren. Nadat hij zijn donderspeech afgeleverd had, wachtte hij ons weerwoord niet af. Daar had hij geen tijd voor. Hij beende de deur uit en liet ons verbijsterd achter. Maar zoals dat dan gaat, naderhand namen we al zijn punten een voor een door en inderdaad: dit klopte niet en dat klopte niet, van zijn kant dan.
Ik was dus geen groot liefhebber van Ouwerkerk en zijn overdonderingstactiek, maar de manier waarop hij afgeserveerd werd na de Oosterparkwijkrellen, vond ik evenmin zuiver. Hij vond weliswaar zijn nieuwjaarsspeech belangrijker dan het feit dat voor het eerst sinds 1945 woningen in de gemeente Groningen werden geplunderd, maar de partij die hem daarop liet struikelen, GroenLinks, bagatelliseerde in de gemeenteraad al jaren de jongerenoverlast op diverse locaties in de stad, o.a. in de Oosterparkwijk, maar ook bij ons in de buurt. Ik vond de handelswijze van GroenLinks ten opzichte van Ouwerkerk hypocriet, en heb mijn lidmaatschap van de partij toen maar opgezegd. Was toch al niet meer actief als lid.
Sindsdien ben ik überhaupt geen lid van een politieke partij meer geweest. Ik denk ook niet dat ik dat nog gauw weer zal worden.
Allantjoejèjèjè
Geplaatst op: 23 juni 2017 Hoort bij: autobio 13 reactiesOmdat het volgens mij in de prilste Beatletijd was, heb ik even in Hitdossier opgezocht, wanneer dit nummer een hit was. Het werd in 1963 geproduceerd, maar kwam in januari 1964 de vaderlandse Top 40 binnen, waarop het als hoogste notering nummertje 6 bereikte.
Slechts 6. Eigenlijk valt me dat een beetje tegen, zo achteraf. Ik had er meer van verwacht bij het entameren van mijn onderzoek. Maar het stond wel heel làng op die Top 40, merk ik: meer dan een half jaar. Het was dus ook die zomer nog volop op de radio.
Dat voorjaar reden Jan, Wieger en ik eens verveelrondjes op onze kinderfietsjes bij de bosrand aan het eind van de straat. Rechtsaf ging je naar de Duitse bunkers en linksaf naar de voormalige Ortskommandantur. Als achtjarigen kenden wij tittel noch jota Engels. In plaats van She loves you yeah yeah yeah zongen wij uit volle borst Allantjoejèjèjè.
Tevens waren wij enorme fans van de ijscoboer van de firma Huberts uit Meppel. Met zijn witte pet en dito gesteven jasje kwam hij ´s zomers elke zondagmiddag en soms ook op een zoele vooravond door onze straat, zittend achterop een ijswagen met ronde vormen, en liet hier lustig zijn belletje klingelen. Een uitnodiging die wij, gewapend met wat pas verworven centen en stuivers, heus niet onbeantwoord lieten!
Maar dat voorjaar was de ijscoboer nog niet geweest. Deze gang van zaken stelde ons hevig teleur en wij besloten hem daarom op te gaan halen bij de ijsfabriek, aan de noordkant van Meppel, zo’n acht kilometer fietsen. Helaas bleek hij niet aanwezig. Maar hij zou vast weer in Havelte komen, verzekerde de mevrouw die ons vriendelijk te woord stond. En dat bleek naderhand ook wel te kloppen.
Ik meen dat ik thuis pas dagen later van onze expeditie vertelde. Mijn moeder was oprecht verbaasd. Ze wilde maar niet geloven dat we zo ver weg waren geweest. Ik kreeg niet eens op mijn donder.
“Een echte durfal, die Harry”
Geplaatst op: 19 april 2017 Hoort bij: autobio, Media, Oosterpoort 4 reactiesNu bijna 25 jaar geleden haalden Wim Hartman en ik namens de Oosterpoort de finale van de OOG-wijkkwis, destijds gepresenteerd door een piepjonge Wilfred Genée. Op het spel stond een videorecorder en onze tegenstander was Aduard, dat in monnikspijen verscheen. Een en ander speelde zich af het gebouw van de dienst Ruimtelijke Ordening aan het Zuiderdiep, waar ze de goeie trap voor een klassieke opkomst hebben. Let u speciaal ook op het Ruimtelijke Ordeningsspel, de truuk die ik daar uithaalde was ik al helemaal vergeten:
Wat was ik toen nog een jong mager knulletje en wat zat ik daar irritant vaak met open mond. Trekje dat ik herken van mijn vader. Zou me nu niet meer zo gauw overkomen, denk ik, in het zicht van een camera.
—
Met dank aan René Duursma, GAVA.
Begin van het einde
Geplaatst op: 1 april 2017 Hoort bij: autobio, Hoogkerk, Stad nu 10 reactiesDit is het begin van het einde. De dam is klaar en ze zijn nu begonnen aan de weg door de weke veengrond naar het nieuw te bouwen crematorium:

De bouwer van deze nuttige voorziening heet Respectrum, een naam die me straks voer voor cryptogrammenmakers lijkt. Respectrum noemt zich “een nieuwe speler in de uitvaartbranche”, wat me vagelijk tegenstrijdig in de oren klinkt:

Het crematorium in dit stukje Kop van Drenthe gaat dus Ommeland en Stad heten. Opdat u weet waar de doelgroep woont.
Niet dat ik nu zoveel crematoria heb gezien (slechts drie, in Groningen, Assen en Drachten), maar het gebouw lijkt me voor een crematorium vrij standaard:

Alle voorzieningen, zoals parkeerterrein, zijn dat ook. O ja, er komt een strooiveld naast. Of dat ook vanzelf spreekt, zou ik niet weten. Van bovenaf komt het een en ander er zo uit te zien, daar naast de Bruilweering. Een meanderend beekje loopt onder het complex door:

De voorlopige werknaam van het beekje is: Styx.
En dit dan op anderhalf à twee kilometer afstand van mijn woning. Ik kan er desnoods kruipende heen (mits nog levend).
Bij de bouw willen ze erg duurzaam te werk gaan, maar ik hoop van ganser harte dat ze dat daarna niet zo ver doordrijven dat dit nog leidt tot een sub-optimale lijkverbranding. Ten opzichte van mijn woning zit het nieuwe crematorium namelijk precies op het zuidwesten, zoals u weet de heersende windrichting. Maar enfin, als het ’s winters naar barbecue begint te geuren, dan weet je meteen dat er iets niet goed zit. Dat overkwam een oud-klasgenoot van mij, toen die in 1974 in Groningen ging studeren en op studentenflat Selwerd III kwam te wonen, onder de onmiskenbare rook van het crematorium.
Heb zo’n idee dat hier mijn crematie zal plaatsvinden. Hopelijk zijn de kinderziektes er dan uit. Ben er ook nog niet helemaal klaar voor, zo heb ik het programma nog niet rond, er staan vooralsnog slechts enkele onderdelen vast:
- Een paar minuten merelzang;
- The Cliffs of Doneen van Christy Moore of Planxty
Naar Den Haag en Katwijk
Geplaatst op: 30 maart 2017 Hoort bij: autobio, Geschiedenis 6 reactiesGisterochtend in alle vroegte naar het Nationaal Archief in Den Haag om in het archief van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken van de Franse Tijd te kijken of dat een bepaalde bron bevatte. Dat bleek niet het geval. Kwam, zoals gewoonlijk, onderweg wel andere fraaiigheden tegen. Zoals de proclamatie uit maart 1808 waarbij de nieuwe Landdrost van het pas geannexeerde Oost-Friesland zich kenbaar maakte:

Een recept voor het maagelixer van J. Tiggelaar te Deventer:

Een band met een gemarmerd omslag:

Een verklaring van de (oorspronkelijk uit Winschoten afkomstige) geneesheer S. Crebas te Dwingeloo d.d. 11 juni 1809 dat hij (dat schooljaar) 224 kinderen in de wijde omgeving van zijn woonplaats had ingeënt tegen de pokken:

De tweede helft van de middag en ’s avonds bij mijn broer en schoonzus geweest, die vlakbij de duinen en nog geen anderhalve kilometer van het strand af wonen. Flinke wandeling gemaakt – knienegies in de duinen:

Gezicht op Noordwijk:

De muide voorbij de spuisluis in de Oude Rijn bij Katwijk:

In een strandtent kreeft gezien:

“Ecoloog” vindt dat hij zijn hond best mag loslaten in de Onlanden
Geplaatst op: 25 maart 2017 Hoort bij: autobio, Onlanden 13 reacties
“Het weer wordt beter en dus neemt helaas ook in De Onlanden de verstoring door loslopende honden en foutografen weer toe”, aldus een tweet van Natuur in de Onlanden op 12 maart. En in een follow-up, dezelfde dag: “Ziet u verstoring van de Natuur in De Onlanden? Spreek de persoon aan of geef het door aan de beheerder. Tip: maak foto’s ter identificatie.”
Ik had al wat twijfels bij deze oproep, maar als je mensen maar beleefd aanspreekt, dacht ik, dan zijn ze vast wel vatbaar voor rede. Broedseizoen immers, een redelijk mens wil dan geen vogels verstoren. Trouwens ook geen andere dieren, zoals otters.
Inderdaad bleken twee van de drie loslopende hondenbezitters die ik vanmiddag in de Onlanden aansprak van goede wil. Ze riepen hun hond bij zich en lijnden deze aan. Wat mij dan tevreden gestemd verder doet fietsen, hoewel ik best weet dat de lijn soms weer losgaat zodra de bemoeial uit zicht is.
De derde hondenbezitter was van een ander gehalte. Ik kwam om een uur of zes over de Zanddijk uit de richting Peizerwold en was van plan de Weringsedijk richting Hoogkerk te nemen. Op de hoek zag ik een soort van lichtbruine wetterhoun of airedale in het riet rondstruinen, nog redelijk dichtbij de weg, maar toch: onaangelijnd. Uit de tegenoverliggende richting kwam een vrouw aangelopen, maar die liep de hond voorbij zonder dat ze naar hem omkeek, of dat de hond haar volgde. Dus vroeg ik de man en de vrouw die bij het richtingenbordje stonden te praten, of de hond misschien van hen was.
“Ja” zei de man. “Wat dan?”
“Och”, zeg ik, “zou u die hond astublieft willen aanlijnen?”
“Waarom dan?”
“Nou, het is broedseizoen, een hond die in het riet struint verstoort de vogels”, zeg ik.
Hij weer: “Mijn hond gaat niet achter vogels aan”.
Ik zeg: “Dat heb ik wel meer gehoord, maar toch”.
“Nou”, zegt hij, “Ik ben ecoloog meneer”. Hij wees achter zich om die bewering geloofwaardig te maken: “Daarginds zitten kemphanen en ik hoorde ook drie roerdompen en die hebben absoluut geen last van mijn hond.”
“Jaja,” zeg ik, ik heb ook een roerdomp gehoord, maar toch is het beter dat u uw hond aanlijnt. Mag ik een foto van u maken?”
“Ja” zegt hij. Terwijl ik de foto neem: “En wie bent u, als ik vragen mag?”
“Ik ben Harry Perton”, zeg ik. “En wat is uw naam?”
“Ik ben [naam geschrapt], zegt hij. Hij wees in de richting van de Groningerweg, Peizermade. “Als daarginds nu een bordje had gestaan, dan had ik mijn hond aangelijnd, maar er stond geen bordje.”
Dat nu, vond ik een vreemd argument voor iemand die zich ecoloog noemt. Of je weet alles van de natuur en kunt tevens extreem goed met waterhonden omgaan, of je beroept je op de afwezigheid van een extern verbod. Hoewel ik dus alweer op de fiets was gestapt, maakte ik nog even rechtsomkeert.
“Ik vind het vreemd dat u zich op de afwezigheid van een bordje beroept, terwijl u als ecoloog zou moeten weten wat het effect van een rondstruinende hond op vogels is”, zeg ik, als ik weer vlak bij ze sta. “Trouwens, de afwezigheid van zo’n bordje ontslaat u als nog niet van uw morele plicht.”
“Er zijn mooimakers en er zijn moemakers”, zegt hij, “en u bent een moemaker”. En met een veeggebaar met zijn hand van zich af: “En nu wegwezen”.
“Nou”, zeg ik, ik sta hier op de openbare weg en laat me niet door iemand van jouw soort wegsturen.”
“Mijn soort?”, vraagt hij.
“Ja”, zeg ik, “Jij bent van het soort klootzakken dat zich beroept op de afwezigheid van bordjes, bordjes die het eerst zèlf heeft weggehaald.”
Dit had ik natuurlijk niet moeten zeggen; dit loste niets op, maar goed, ik was toch al betiteld als een moemaker.
“Dus u begint te schelden?, zegt hij.
Hij begon natuurlijk zelf met schelden, maar enfin. Ik zeg: “Mensen die hun honden los laten lopen in natuurgebieden zijn in mijn ogen klootzakken”.
En daarmee was onze conversatie wel uitgeput. Ik ben weer op de fiets gestapt en heb mijn hand nog even ten afscheid opgestoken met het vaste voornemen om dit verhaal hier op te schrijven.
Eenmaal thuis, blijkt dat hij géén valse naam opgaf. De titel ecoloog is wellicht wat hoog gegrepen, gezien het “Ing.” voor zijn naam, maar meneer [naam geschrapt] werkt wel degelijk bij een ecologisch onderzoeks- en adviesbureau.
Rest nog de vraag: als een “ecoloog” zijn hond in de natuur mag laten struinen, waarom zouden anderen dit voorbeeld dan niet mogen volgen?
Ben nu inderdaad finaal genezen van het aanspreken van mensen. Dat kost me veel te veel gemoedsrust. Heb geen zin in een hartaanval of beroerte. Laat er maar gewoon toezicht komen, die voelbare bekeuringen verstrekt, graag te verdriedubbelen voor zogenaamde ecologen.
Naschrift 27 maart 18.30 uur:
Hoewel meneer zichzelf kenbaar maakte als ecoloog en als zodanig ook allerlei overheidsrapporten blijkt te schrijven, zodat er een publiek belang bij het noemen van zijn naam en bedrijf gemoeid is, heb ik besloten die gegevens toch maar te schrappen. Het punt is wel gemaakt, de man is bereikt en dit hoeft hem niet eeuwig nagedragen te worden.
Kleuterschoolmemoires
Geplaatst op: 21 februari 2017 Hoort bij: autobio 4 reacties
Naar aanleiding van een bijna antropologische uitzending over het universum van vierjarigen, gisteravond, zocht ik de enige foto op van mijn eigen kleuterschoolperiode. Het betreft de ‘bovenste klas’ van de Hummelhof aan het Schukkingpad te Havelte, in het schoolljaar 1960/1961 poserend op het klimrek schuin achter de school.
In totaal betreft het 25 leerlingen: 14 meisjes en 11 jongens. Een jaar of wat geleden heb ik er, voor zover ik het nog wist, de namen bij gezet. Die kende ik nog bij 4 meisjes (29 %) en 10 jongens (91 %) – de selectiviteit van mijn geheugen weerspiegelt hoe apart beider leefwerelden waren op die leeftijd. Dat is nog steeds zo, bleek uit de TV-uitzending van gister: een vierjarig jongetje bliefde bijvoorbeeld geen meisjescadeau.
Ook speelt hiërarchie een buitengewoon grote rol bij kleuters. Het klimrek op de foto bewees hier nuttige diensten. Sommige durfals zaten er altijd helemaal bovenop en gingen soms zelfs ondersteboven aan hun knieën aan de hoogste sporten hangen. Vooral een van de meisjes had daar een handje van. Maar ze kon nooit zelfstandig weer omhoog komen en de aandachttrekster krijste dan net zo lang tot de juffrouw haar kwam verlossen. Wij als jongens vonden dat maar stom!
De Hummelhof herinner ik me verder van territoriale conflicten in de zandbak. En van het bruggetje over de “Kikkersloot”, waar de tegenover gelegen rioolwaterzuivering met veel gebruis het schoongemaakte water in loosde. Achter de school was een overkapping met overnaadse planken waaronder we onze autopeds neer moesten zetten. Binnen deden we kringspelletjes en leerden we bekende kinderliedjes. Op een keer moesten we van de juf voorgedrukte figuren uit papieren prikken. Ik vond dat niks. Waarom zou je zo’n figuur met een prikker uitprikken, terwijl het met een schaar veel sneller en mooier ging? De juffrouw accepteerde mijn protesten niet en stuurde me naar de hoek toen ze zag dat ik toch met een schaar aan de gang was gegaan. Kleutertrauma!
De Hummelhof ging op 30 maart 1960 open. Eerder was de Havelter kleuterschool nog naamloos gevestigd in het gebouw Eursinge bij Overcinge, waarvan me vooral heugt hoe de juf ons mee uit wandelen nam in de omringende Homan-bossen. In de herfst verzamelden we daar allerlei bladeren, kastanjes, eikels en paddestoelen voor herfststukjes en kijkdozen. Sommige jongens raapten er beukenootjes die ze openpulkten om de inhoud op te eten (getsie!).
Op de dag van de kleuterschoolverhuizing werden we met zijn allen vanaf Eursinge op een versierde boerenwagen naar de Hummelhof gebracht. We kregen er een toneelvoorstelling te zien: Goudlokje en de drie beren. Spannend joh, enorme griezels waren dat, die beren! Tot mijn grote opluchting liep het goed met Goudlokje af. Ik was wel een beetje verliefd op haar geworden, maar dat had weinig toekomst.
Eigen crematie geregeld
Geplaatst op: 14 december 2016 Hoort bij: autobio 7 reactiesIk droomde dat ik de datum van mijn eigen crematie regelde. Toen de tijd naderde begon ik steeds meer in de piepzak te zitten. De aula liep al aardig vol, zelfs mijn ouders waren gekomen! Met mijn vader maakte ik nog een wandelingetje langs de Dorpsstraat. Toen durfde ik eindelijk pas te zeggen dat ik het nog maar even uitstelde omdat het leven bij tijd en wijlen toch ook wel behoorlijk meeviel of zelfs mooi was. Terug in de inmiddels volle aula reageerde iedereen opgelucht. Men maakte er nog een genoeglijk samenzijn van. De rekening van de uitvaartonderneming beschouwde ik als iets van later zorg.
Geopolitiek toneelstuk
Geplaatst op: 12 november 2016 Hoort bij: autobio 9 reacties
James Gillray, ‘De Plumpudding in gevaar’ (1805).
Soms heb je dat, dan komen ouwe herinneringen boven doordat ze dankzij iets actueels op gang geholpen worden.
Het was midden jaren zestig, ik zat in de vijfde of zesde klas van de lagere school en was bevriend met Frits Weiland, wiens vader directeur was van Volkshogeschool Overcinge, even buiten ons dorp.
Frits zijn moeder had bedacht dat het leuk zou zijn om met een heel stel kinderen van onze leeftijd een toneelstuk op te voeren, dat over een kouwe oorlogsachtige toestand ging. Je had een soort van Amerika in dat stuk en ook een soort van Rusland, beide met potentaat-achtige presidenten, die moesten zien om te gaan met allerlei kleinere staten. Eind van het stuk was dat de Rus en de Amerikaan de aardbol onder elkaar wilden gaan verdelen, waarbij ze met een mes een globe te lijf zouden gaan. Die globe bleek een luchtballon en zo klapte het hele zaakje uit elkaar. Slotakkoord, gordijn dicht en applaus.
De ovatie bleef uit. Anders dan Frits zijn moeder had gedacht, bleken veel van onze leeftijdsgenootjes toch niet uit het rechte toneelspelershout gesneden , c.q. er na enkele sessies niet veel meer aan te vinden. Ambitie slinkt nogal eens bij repetitie. Zo moesten Frits, die oorspronkelijk alleen Amerika hoefde te spelen en ik, die Rusland zou gaan doen, steeds meer bijrollen op zich nemen. Dat viel niet vol te houden, zag ook Frits zijn moeder. Zij besloot het hele geopolitieke wereldspel af te blazen.
Hoe het toneelstuk heette, weet ik helaas niet meer. Het officieel aangeschafte tekstboekje zat in een oranje kaftje met – dacht ik – een zwartwit getekende globe met lijntjes voor lengte en breedtegraden als beeldmerk. Ik heb het nog tijdenlang bewaard, tot mijn moeder het weer eens tijd vond om de boel op te ruimen.
Opkomst en neergang van de PSP
Geplaatst op: 4 november 2016 Hoort bij: autobio, Geschiedenis 3 reacties
Vond een aardig staatje met de ledentallen van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) tussen 1957 en 1990. Van die partij ben ik nog een poosje lid geweest, eind jaren 70, daartoe overgehaald door het legendarische, illustere en overdadig bebaarde gemeenteraadslid Sander Doeve, die me in café De Pijpela verzekerde dat er wel meer anarchistisch angehauchte types lid waren van zijn partij.
Ik was zelfs nog een tijd actief voor de PSP als ‘wijkhoofd’ (nee niet: blokhoofd, hahaha), een functie waarvoor ik op gezette tijden alle leden in de Oosterpoortwijk bezocht met een schoudertas vol roodpaars gekleurde brochures, posters en ander propagandadrukwerk. Dat paars kwam van het feminisme, dat alle heren in het partijpand aan de Tuinstraat dwong tot het zittend plassen op de plee. Met een bont gezelschap progressieve jongelingen zong ik mee in het PSP-koor Ontstemd, en schreef daarvoor op oude volkswijsjes actuele liedteksten, zoals de Politiestaat en Argentina 1978. De liedjes, kennelijk keurig bewaard in het IISG, werden veelal gearrangeerd door Kobus Koopmans, die tegenwoordig, na een lang verblijf in Amsterdam, met zijn vrouw een galerie en bed and breakfast runt in de oude marechausseekazerne (!) van Nieuweschans. Ook Sander Doeve is trouwens na een lang vertoeven elders teruggekeerd naar Groningerland – hij is nu voorzitter van de GroenLinks-afdeling Oldambt.
De PSP dus. Wie bovenstaand grafiekje bekijkt, ziet dat er eigenlijk vier stadia zijn geweest in de levenscyclus van deze partij. Eerst is er een bescheiden groei geweest vanaf de oprichting tot midden jaren 60. Vreemd genoeg heeft de partij destijds niet kunnen profiteren van de anti-Viêtnamoorlogstemming, wellicht was ze in de ogen van veel mensen toch wat te intellectualistisch en radicaal. Daarna heb je twaalf jaar stagnatie tot 1977 en met de neutronenbom- en kruisrakettentoestanden beleeft ze dan een geweldige opgang. De hoogtijdagen hebben echter slechts vijf jaar geduurd. Zelfs op haar absolute hoogtepunt in 1982 telde de PSP minder dan 10.000 leden. Fase 4 bracht vervolgens een gestage neergang tot een niveau onder dat van de late jaren 60 en de eerste helft van de jaren 70. De no nonsensepolitiek brak baan, links radicalisme was uit de mode, de grote stropdas daalde vanuit de hemelen neder en de PSP fuseerde met CPN, PPR, EVP èn de Vereniging GroenLinks (waarvan ik ook nog lid ben geweest) tot het veel constructievere GroenLinks, een ontwikkeling die de meest verstokte radikalinski’s uit alle bloedgroepen ten sterkste hebben betreurd.
Kaasetiketten, 1940
Geplaatst op: 31 oktober 2016 Hoort bij: autobio, Het Noorden 1 reactieBij aardrijkskunde, in een van de hoogste klassen van de lagere school, moesten we merken meenemen. Natuurlijk niet lukraak – het moesten merken zijn van producten uit de provincie die meester net aan het behandelen was. Die merken, vaak van huishoudelijke producten, mocht je dan, als ze meesters goedkeuring hadden weggedragen, in je schrift plakken. Zo herinner ik me dat in het mijne een wikkel van Verkadereep naast een ingekleurd kaartje van Noord-Holland belandde.
Blijkbaar gebeurde dat merken meenemen naar school ruim een kwarteeuw eerder, aan het begin van de oorlog, ook al. Deze kaasetiketten zitten in een Fries aardrijkskundeschrift uit 1940, in het kapittel over Friesland en zuivel:
Pegasus:

Dutch Bridge:

Superior Patronage (met kruiwagen!):

Hoogfijne (met twee hoefijzers bij een Alpenlandschap):

Weet niet precies hoe het nu zit, maar destijds hadden de Friezen er geen moeite mee hun kaas Hollands te noemen.
Kijk, jaargang I, nummer 1
Geplaatst op: 5 oktober 2016 Hoort bij: autobio 7 reactiesIngebonden exemplaren van de eerste jaargang Kijk (1969) hebben wel dertig jaar in mijn Oosterpoorter kelderkast gelegen, en ruiken daar helaas nu nog steeds scherp naar. Desondanks moeilijk te verwijderen uit mijn huis.








Schrikaanjagerij op de openbare weg – welk TV-programma gaf ’t voorbeeld?
Geplaatst op: 20 augustus 2016 Hoort bij: autobio, Stad nu 15 reactiesVorig jaar ergens is het begonnen. Jongetjes die je op het fietspad inhalen en dan opeens, zonder enige aanleiding, keihard beginnen te schreeuwen. Dit om je schrik aan te jagen. Wat natuurlijk gebeurt, want je bent er totaal niet op ingesteld.
Dit jaar gebeurde het misschien twee, drie keer. Altijd door jongetjes. Ik vermoed dat ze het van een televisieprogramma hebben opgepikt. Natuurlijk bij een van de commerciële zenders, want die denken niet na over na-aperij en de consequentie die dat schrik aanjagen op bijvoorbeeld hartpatiënten kan hebben.
Dit keer werd ik bij de spoorwegovergang Peizerweg ingehaald door twee scootertjes. Volwassen kerels voorop, meiden met wapperende haren achterop. Geen vuiltje aan de lucht, al denk ik dan wel: heb je soms pap in je benen dat je niet fietsen kan en onze kostbare fossiele energie in onnut verkwist? Wat later kwam er, ter hoogte van de Gamma, nog eens zo’n scooter aan. Jullie raden het al, naast me gekomen meende de bestuurder een pseudo-doodskreet te moeten slaken, om, toen het effect inderdaad schrik bleek, een akelig holle lach af te geven.
Ik heb hem maar heel even kunnen zien: kaalkop, vetpens, neanderthaler naar eigen vrije keuze. Het niet waard om nog meer woorden aan te vervuilen.
Maar nu mijn vraag: weten jullie welk TV-programma dit schrik aanjagen in de wereld heeft geholpen?
‘Opschudding in Havelte’
Geplaatst op: 12 augustus 2016 Hoort bij: autobio, Familie 3 reactiesHet appartement van mijn moeder is verkocht, mijn broers en ik zijn de laatste spullen aan het opruimen.
Hoewel ik dacht de zaak paperassenvrij gemaakt te hebben, kwam er toch nog een doos met bescheiden vanonder een ledikant tevoorschijn: voornamelijk ziekenhuis- en OV-spul, zo bleek, dus dat kon weg. Maar er zaten ook twee samengeniete knipseltjes in over een geval dat destijds nogal hard bij mijn ouders aankwam: ‘Opschudding in Havelte’.
Had al eens bij het Drents Archief in de Meppeler Courant naar dat geval willen zoeken, maar kon uit mijn geheugen de datum niet benaderen, het zou 1965 kunnen zijn, maar even goed 1972. En mijn jongere broers wisten het ook niet meer zo precies. Eén jaargang krant doornemen is al tijdrovend, laat staan zes jaargangen. Ik was er toch wat huiverig voor minstens een week werk te steken in het zoeken van dat berichtje, al bleef het af en toe jeuken
In die allerlaatste paperassendoos zat dus dat berichtje, en dat niet alleen, maar met een follow-up. Geen van beide stukjes was van een datum voorzien, maar ze moeten omstreeks 22 juni 1967 in de Meppeler Courant hebben gestaan, omdat er op de achterkant van het ene iets staat over een voorgenomen aanslag op de Sovjet-premier Kosygin door ene Rocco, een nieuwtje dat op genoemde datum in diverse andere kranten heeft gestaan, bijvoorbeeld De Telegraaf. Het is nu dus bijna vijftig jaar geleden dat mijn ouders in alle staten waren door een krantenstukje.
Mijn vader, moet je eerst nog weten, had een handicap: hij was behoorlijk slechthorend. Daarom droeg hij een gehoorapparaat, dat we in de loop der jaren in formaat en kleur zagen veranderen. Eerst was het een vervaarlijk, zwart bakelieten kavalje op zijn borst, van misschien wel 15×15 cm groot. Het werd zo omstreeks 1965 een veel kleiner en eleganter vormgegeven toestelletje, crèmekleurig met gouden randjes. Nog veel later, toen ik het huis al uit was, kreeg hij een contact in het rotsbeen achter zijn ene oor geïmplanteerd, waar hij een klein, rechthoekig doosje op in kon pluggen. De kwaliteit van die apparaten ging vooruit naarmate het formaat kleiner werd, maar mijn vader, verder een doodgoeie man, heeft zich nooit echt op zijn gemak gevoeld in grotere gezelschappen, waar iedereen door elkaar snaterde. Overigens genoot hij dan wel van de ambiance.
Mijn vader was dus slechthorend, en is daar als jongen ook zwaar mee gepest. Zo werd hij voortdurend uitgescholden voor dove kwartel. Drentse schoolpleinen waren niet altijd zo idyllisch als sommige mensen menen.
Bij dit krantenbericht speelt mijn vaders doofheid een cruciale rol. Ook het pesten kwam in een milde vorm weer boven: zelfs als kinderen kregen wij een paar keer nagejouwd “Duitse marken, Duitse marken”, al hield dat daarna vrij vlot op. ’s Zomers zaten we lekker wekenlang in Feerwerd, daar hoorde je dat niet.
Met doofheid en Duitse marken zijn de voornaamste ingrediënten van het bericht gegeven. Dan het verhaal zelf, dat eigenlijk zo verteld is. Naast zijn boekhoudbureau had mijn vader sinds 1965 een agentschap van de Nederlandsche Middenstands Spaarbank (NMS). Daarvoor hield hij op dinsdagavond, zonderdagavond en zaterdagochtend zittingen, waar mensen geld konden inleggen of opnemen. Op een zaterdagochtend komt er een jongen die nog niet zo lang bij ons in het dorp woonde en die hij niet kende, vreemde valuta aanbieden, wat destijds zelden gebeurde. Het was een jongen met een Indische achtergrond, weet ik nog, voor mijn vader praatte hij onduidelijk, en in plaats van zeven Duitse marken verstond mijn vader zevenduizend marken. Hij vond dat wel wat veel geld voor zo’n jongen van een jaar of zestien, vroeg of die even in de wachtkamer (onze keuken) wilde plaatsnemen en belde politie Wester, die vlak bij ons om de hoek woonde. Die verhoorde de jongen, waarbij alras het misverstand bleek.
Het hele geval had dus werkelijk niks om hakken, maar op de een of andere manier kwam het de plaatselijke correspondent van de Meppeler Courant, Dirk Kassies, ter ore, die er een leuk, nou ja leuk bedoeld stukje van maakte. Daarin heette mijn vader “een minder goed verstaander” en een “in paniek geraakte bankier”. Bij mijn vader raakte dit oud zeer, en hij was tamelijk ontdaan, om niet te zeggen overstuur. Mijn moeder was laaiend, zo niet witheet en vond dat er nooit meer in de Meppeler geadverteerd moest worden. Waarschijnlijk kwam er ook die follow up in de krant, omdat ze niet alleen daarmee dreigde, maar ook – haar kennende – met de opzegging van het abonnement.
Overigens was ik de follow up totaal vergeten en herinner ik me het eerste berichtje als veel compacter en ironischer. Die plaatselijke correspondent van de Meppeler in Havelte schreef eigenlijk maar matig: veel te uitgesponnen en langdradig. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat het bericht niet door andere kranten opgepikt werd, want daar heb ik ook nog even naar gekeken, nu ik de datum eindelijk te pakken had.
Hierbij de beide knipseltjes:



Recente reacties