“Je kunt er pas over oordelen als je er geweest bent”

“Je kunt er pas over oordelen als je er geweest bent”, was een kreet die een jaar of dertig à vijftig geleden voortdurend tegen bestrijders van de Apartheid werd ingebracht. En ja, ik heb hem in een discussie ook wel eens aan moeten horen.

Het is natuurlijk volstrekte kolder – dezelfde mensen die deze kreet aanhieven hadden meestal wel hun mening klaar over Cuba of de Sovjet Unie, zonder dat ze die staten ooit bezochten. Van buitenaf is vaak ook een globaler oordeel mogelijk dan van binnenuit.

Tegenwoordig hoor je de kreet nooit meer en terecht niet. Stel je voor dat we over Isisland steeds zouden moeten horen: “Je kunt er pas over oordelen als je er geweest bent”.

Als je er geweest bent, kan je dat niet eens navertellen.

Naar aanleiding van


Reconstructie van onze bunker

Vandaag kwamen er twee tweets voorbij over een Duitse bunker, aangetroffen in Havelte. Eerst een bericht dat het als feit bracht. Vervolgens de twijfel.

In Havelte ben ik opgegroeid. Je had er allemaal Duitse gebouwen in onze buurt. Eén kazerne zat op honderd meter naar het westen, een andere stond op honderd meter naar het noorden. Achter de laatste, aan de Molenweg, lagen een paar bunkers.

Die bunkers bestonden deels uit vrij lage vierkante, uiterst solide afgewerkte gebouwtjes, afgedekt met een forse plaat beton. Onder die plaat zat volgens mij een spleet. Daar kon je vast doorheen schieten. Aan de voorkant had je een deur, die stevig dichtgespijkerd zat.

Achter het gebouwtje bevond zich een iets minder hoog, dijkachtig zandlichaam, met gras begroeid waar twee luchtpijpen doorheen staken. Als je in zo’n luchtpijp keek, zag je heel ver onderin water staan. Gaven die pijpen nou echo? Of verbeeld ik me dat?

In de beeldbank van het Drents Archief vind ik jammer genoeg geen foto, maar ik heb er zelf eentje gemaakt bij de sloop, ca. 1970, 1971:

img661 b

Achteraf vind ik het jammer dat ik niet eerder een foto maakte, want het zandlichaam is hier al weggehaald en nu zie je alleen het openliggende karkas eronder. Maar bij nadere bestudering van de foto, blijken de contouren van dat zandlichaam nog wel zichtbaar. En als je die bijvoorbeeld met lichtgroene lijnen aanzet, dan is de verdere reconstructie vrij eenvoudig:

img661 c

Vertelde ik al dat in de bunkers water stond? Een eng verhaal wilde dat er nog dooie moffen helemaal onderin zo’n bunker lagen. Maar dan zou dat water toch stinken?

’s Winters als er sneeuw lag suisden we joelend met sleetjes van dat zandlichaam af. De kunst was om zo ver mogelijk te komen, onder het prikkeldraad door, tot in het volgende weiland.


Beloningsstempels

En als je keurig met je kroontjespen tussen de lijntjes bleef, dan drukte de juf haar waardering uit met een stempel. Ook mocht je met kleureninkt gaan schrijven, groene of rooie. En als je dan tien stempels had, mocht je een cadeautje uitkiezen. Ik weet niet meer wat, want ik had er moeite mee tussen de lijntjes te blijven. Daarom kreeg dus niet zo veel stempels.

Uit en catalogus van de Noord-Nederlandse Stempelfabriek anno 1955/1956:

1 - keurig werk
Speciaal voor meisjes:
2 - speciaal voor de meisjes
Vliegtuigen:
3 - vliegtuigen
Auto’s:
4 - auto's
Treinen en schepen:
5 - treinen en schepen
Sport:
6 - sport
Spel:
7 - spel
Dieren:
8 - dieren

Tot mijn verrassing worden kinderen nog steeds op deze manier gestimuleerd, alleen zijn de plaatjes tegenwoordig heel anders.


De vos taalt niet naar kaas

 

img644 blog

In een doos met paperasserij die ik sinds mijn verhuizing, nu vijf jaar geleden, niet meer ingekeken had, vond ik dit kassabonnetje van boekhandel Vos, rechtsonder gedagtekend op 7 juni 1985.

Ik moet er toen ongeveer tien jaar klant geweest zijn. Het was een kleine, nogal opgepropte boekhandel met vrij veel ondogmatisch links gedachtengoed in het assortiment. Je kon er bijvoorbeeld anarchistische blaadjes en brochures kopen. Verder hadden ze vrij veel geschiedenis, maar dat was ook wel verstandig met het Instituut voor Geschiedenis zo dichtbij. Dat de historici in 1981 verhuisden naar de Rozenstraat, moet zakelijk een tik geweest zijn voor boekhandel Vos.

Eerlijk gezegd vond ik meneer Vos, de eigenaar, wel een beetje een ouwe zuurpruim. Ik heb hem nooit zien lachen. Het schijnt dat uitgever Geert van Oirschot er regelmatig langskwam met nieuwe boeken en een fles jenever, maar die heb ik daar helaas nooit gezien. Wel kwam er, toen ik eens in de winkel stond te neuzen, een vertegenwoordiger langs met joodse oorlogsherinneringen. De arme man werd afgepoeierd door Vos: “Want joodse oorlogsboeken, daar hebben we nu wel genoeg van”.

Het vignetje op bovenstaande kassabon zal overigens getekend zijn door Peter Vos. Het toont een vos die genoeglijk tegen een boomstronk aan zit te lezen. Boven hem zit een raaf met een hele kaas in de snavel. Volgens de bekende fabel is de vos uit op de kaas, en slijmt hij de raaf net zo lang met complimenten over diens buitengewoon voortreffelijke zangkunst, tot de  raaf gaat zingen en de kaas laat vallen. Maar die situatie lijkt zich hier niet voor te doen. Daarvoor is de vos te zeer verdiept in zijn boek. Hij taalt niet naar kaas.


Zuidwest-Drentse ooievaarstelling

2015-05-24 304

Begin jaren zeventig deed ik ’s zomers wel vakantiewerk bij de familie Veld in Nijeveen. Kratten met antieke tegels versjouwen, het vlintenstraatje vegen, schuren in de carbolineum zetten, dat soort klusjes. Ik verdiende er, meen ik, vijf gulden per middag mee. Die carbolineumlucht ruik je zelden meer, maar als het me een keer overkomt, keert het hele optimistische zomergevoel van toen weer terug, inclusief de radio Tourflitsen met Theo Koomen.

Een ander geluid daar bij de boerderij van Veld, was het geklepper van de ooievaars. Destijds waren die reuze zeldzaam in Nederland, het ging om een van de allerlaatste paren, een paar jaar later zelfs het allerlaatste paar. Bijna elk jaar waren er jongen. Ik mocht graag staan kijken naar het sierlijke af- en aanvliegen van de ouders.

Dankzij de herintroductie, sinds 1981, van ooievaars door de Lokkerij, heb je tegenwoordig daar in de omgeving weer veel bewoonde nesten. In De Wijk zijn sommige inwoners er al schijtziek van – die roepen om minder, minder, minder. Uit wijdere kring verneem je nog niet van zo’n aversie. Maar daar is de ooievaarsdichtheid dan ook nog lang niet op het peil van 1940.

Dat oorlogsjaar werden er in juli, zoals blijkt uit een bericht in het Agrarisch Nieuwsblad, maar liefst 25 nesten geteld in die omgeving. Nijeveen telde er 3 (waarvan 2 bij een familie Veld), Meppel had er 2, De Wijk 1, Koekange 1, Ruinerwold 13, op de Veendijk onder Havelte zag je er 1, terwijl er op Staphorst 4 waren, waarvan eentje bij (of op?) de hervormde pastorie.

Van deze 25 nesten droegen er 18 (= 72 %) jongen: in totaal 40 of gemiddeld ruim 2 per nest. Bij de 7 andere nesten was het misgegaan om uiteenlopende redenen: geen eieren, eieren niet bevrucht, eieren uit het nest gesodemieterd, of ’t hele nest van de paal afgewaaid. Ook het enige Havelter nest, bij J. Schiphorst op de Veendijk, hoorde bij deze betreurenswaardige groep. Om het rapportje in de krant aan te halen: “Eén jonge ooievaar uitgeworpen en verder niets van terechtgekomen”.


Alleen weerbaar slachtoffer stopt pestkop

Waarlijk iets zeldzaams gezien, gisteravond bij De Reünie: de spijtbetuiging van een pestkop. Het overgrote deel laat het geweten liefst nooit spreken, en houdt de pesterijen later graag voor vergeten. Ook hier lijkt het erop dat daders een veel slechter geheugen hebben dan slachtoffers.

Ben ik gepest? Ja, ik ben gepest. Op de lagere school door een jongen die een paar jaar ouder, een paar koppen groter en een paar keer gedoubleerd was. Fysiek was ik een gemakkelijke prooi, als kleinste van de klas. Dat ik goeie cijfers haalde wekte jaloezie op die zich om te beginnen al vertaalde in het scheldwoord ‘professor’, zo mogelijk ingeleid door het minachtende ‘schele’ . Tegen mijn ‘grote bek’ viel blijkbaar alleen wat te doen met slaag en dat ik nogal gauw hapte was soms ook wel mooi meegenomen.

Die jongen had ook altijd een groepje paladijnen om zich heen. Meelopers, ik ruik ze sindsdien op afstand. De geur van hun laffe kruiperigheid. Hun haaiengedrag.

Die kapitein van het stel, ik herinner me nog goed hoe ik hem in de hoogste klas van de lagere school een keer aanvloog. Hij ging onderuit, ik zat dit keer bovenop hem en sloeg hem waar ik hem raken kon, tot een onderwijzer me van hem aftrok.

Helaas was dit nog niet afdoende, zo bleek onderweg van Havelte naar de middelbare school in Meppel. Op het gewone tijdstip fietste ik meestal met de grote groep dorpskinderen mee en dan was je redelijk veilig, zeker als je aan de rechterkant van een tweetal fietste. Omdat hij een stuk ouder was, reed hij weldra op een brommer en dat scheelde ook weer. Maar in de tweede klas had ik op een van de dagen aan het begin van de morgen een uur vrij en reed ik in mijn eentje naar school. En dan kwam hij me wel eens achterop en kreeg ik een beuk.

Het geluid van zijn brommer kon ik op zeker moment dromen. Die keer kwam het weer dichterbij en dichterbij. Toen het vlak achter me was, maakte ik een zwenk naar links. Hij schoot de berm in langs de Drentse Hoofdvaart, stuurde tegen, en belandde dwars over het fietspad in de slootberm aan de andere kant van het fietspad. Vervolgens dook hij met brommer en al de sloot in, die behoorlijk diep was en smerig.

Ik heb geen helpende hand uitgestoken en ben als een razende naar school gefietst. Ik was bang voor verdere escalatie, maar sindsdien was het afgelopen met het slaan.

De les die ik hieruit trok was dat je je nooit op je kop moet laten zitten.


Klein essay over de bewaarzucht

img548 blog2

Ik moet ruimte maken voor de spullen van mijn moeder, om te beginnen in mijn boekenkasten. Nu had ik zo gedacht mijn kinderboeken, voor zover ik die nog bezit, maar weg te doen. Maar dat valt nog niet mee, zal ik je vertellen.

Als ik hap snap wat passages in die verbruinde deeltjes lees, weet ik zeker dat integraal herlezen er nooit van zal komen. Het is ook geen bron voor zelfonderzoek. De formatieve waarde sla ik niet hoog aan, dat is allemaal opgelost in het grote geheel. Een bron van levensinspiratie valt er niet in te herontdekken. Liever dan vormende las ik ook spannende boeken en juist van die spannende heb ik bijna alles al weggegooid. Waarom dan de rest niet? Wat maakt dat ik zo krampachtig vasthoud aan die ouwe, uit elkaar vallende meuk?

Het is zelfs zo erg dat ik de kinderboeken van mijn ouders nog bewaar. Zoals het bovenstaande deeltje uit 1940, destijds te koop voor 42 cent, waar mijn moeders naam voorin staat geschreven met een kroontjespen. Ze was er bij verschijnen nog veel te jong voor en zal het jaren later hebben gekregen. Misschien lag het toen goedkoop in de uitverkoop.

Aan zo’n boek kan je nog wel mooi de enorme aantrekkingskracht van het vliegtuig zien, in de eerste helft van de vorige eeuw. Misschien bewaar ik het wel om mentaliteitshistorische reden.


Peuter voert loeigrote ganzen bij de Hamburgervijver

We schrijven augustus 1957. Ben ruim twee jaar oud, net geopereerd aan mijn luie oog, heb dientengevolge mijn eerste bril op en maak kennis met de loeigrote ganzen van de Hamburgervijver, waarvoor ik als peuter wel enig ontzag heb. Want stel je toch eens voor dat ze je in de handen bijten:
img357
Levenslange vogelliefhebber als ik ben, wilde ik ze maar wat graag voeren. En dus stak ik mijn hand uit toen mijn vader een stuk oud brood losscheurde voor mijn moeder. Ik wil ook papa, ik wil ook. Achternicht Jansje kijkt toe:
img358

We logeerden bij de ouders van Jansje aan de Hamburgerstraat. Of haar vader of haar moeder zal de foto’s hebben gemaakt.

Van die ganzen weet ik dus nog hoe beducht ik er voor was, Maar er is nog een veel pregnantere herinnering verbonden aan dit korte verblijf in Groningen. Bij het naar bed gaan werd er op de gang van de flat een rooiig nachtlichtje in het stopcontact gestoken, Dit gebeurde, zoals werd gezegd, tegen de angst voor het donker. Dit lampje fascineerde mij mateloos omdat we thuis niet zo’n lampje hadden. Bovendien was ik helemaal niet bang in het donker. In het besef dat de veel grotere Jansje dus wèl bang was voor het donker, sliep ik tevreden in. Dit moet ook zo’n beetje de oudste herinnering van me zijn.

Op de achtergrond van de foto zien we de CICSA of school voor Maatschappelijk Werk van Marie Kamphuis (later de sociale academie ASCA), die hier in 1954 nieuwbouw kreeg, tegenover de laatste, flatachtige bebouwing aan de Korreweg, die ook nog net zichtbaar is. Een jaar of tien geleden werd het schoolgebouw, een creatie van Jo Vegter (wiens Groningse oeuvre nogal vergankelijk bleek) gesloopt voor nieuwbouw van appartementen.

Brengen we Hamburgervijver, blikrichting fotograaf en schoolgebouw in kaart, dan blijkt dat de fotograaf keurig netjes de zon in de rug hield. Hij of zij kiekte recht naar het noorden, zoals het hoorde:

d - 1536_1709 stadsplatt 1961

Met dank aan Wilte Mulder voor de globale positiebepaling.


Wat je langs de Dorpsstraat zag

Götz jrn 60

Zo’n twintig jaar geleden deed ik nogal eens lange interviews met oudere buurtgenoten voor De Oosterpoorter en vaak wisten die nog precies wat voor winkels er voor (ruim) een halve eeuw  aan de Oosterweg en Meeuwerderweg waren geweest. Van pand tot pand konden ze die opnoemen. Als ze er dan verder geen bijzonderheden bij wisten te vertellen, nam ik zo’n opsomming niet op in de uitwerking van het interview. De namen alleen boeiden me niet – daarvoor kan je immers ook wel in de Groninger adresboeken en telefoongidsen terecht.

Het grappige is, dat een dergelijke opsomming bij de Havelter herinneringen van Tjalling Waterbolk me helemaal niet verveelt. Daarin beschrijft hij – nota bene zonder namen te noemen – de panden die hij begin jaren 30 vanaf de Raadhuislaan op weg naar school (nu Piet Soerplein) passeerde:

“Onderweg kwamen we eerst langs een groep grote en kleine boerderijen en schuren rondom een onregelmatige, deels met bomen beplante open ruimte, de Oosterbrink. Daar stond ook een nieuw café-pension. Vervolgens liepen we langs het bedrijf van een schilder, een paar burgerwoningen, een kruidenierswinkel, een smederij, het huis van de gemeenteveldwachter, het huis van de huisarts en een oude boerderij met een klopper op de deur van het voorhuis. Zo kwamen we dan bij de ook weer met eiken beplante Westerbrink, met daaraan een café, een timmerbedrijf, en een grote oude boerderij met een wit geverfd voorhuis. Langs een grote open weide bereikten we ten slotte de school.”

Dat die opsomming me niet verveelt, komt uiteraard door de herkenning die ze oproept. Veel functies waren ruim dertig jaar later nog precies gelijk. Alleen is de school medio jaren 50 verhuisd. Om de omgekeerde tocht van het Piet Soerplein naar de Raadhuislaan te maken:

In die grote open weide tussen de Dorpsstraat en de Kosterijstraat lag een diepe sloot, door ons ook wel de Kikkersloot genoemd. Hierin vingen we salamanders, die dan na een paar dagen onvermijdelijk het loodje legden in onze jampotjes. Het was dan zaak de boel heel vlug weg te gooien, voordat ze begon te stinken.

In het grote vierkante witte huis met het blauwwitte monumentenschildje woonde – dacht ik – een Kassies, in de boerderij erachter zat de pottenbakker Dirk Staf. Van het timmerbedrijf ben ik de naam kwijt (iets als Waning, Waarsing o.i.d?), maar er stond een stellage naast, waarmee men bomen op een zaagstelling takelde, zodat er planken uit gezaagd konden worden. Dat heb ik echter nooit gezien – volgens mij ‘sliep’ dit bedrijf al in mijn tijd. Het café, nu weer deels in oude Jugendstil-gedaante hersteld, was toen van de familie Scholtmeijer. Er hing een kastje met veel geraadpleegde voetbalberichten aan de voorgevel. Achter het café was er met Pasen een keer een kermis met een draaimolen touwtjestrek- en schiettent e.d., later kwam er een grote zaal voor feesten en partijen.

De boerderij met de klopper op de deur heette het Schultehuis, omdat de schulten (zeg maar burgemeesters) er in de achttiende eeuw hadden gewoond. De huisarts, aan de overkant van de Dorpsstraat, moet in Waterbolks tijd dokter Miedema geweest zijn, die in de oorlog zwaar fout was en daarom na de Bevrijding een beroepsverbod opgelegd kreeg. In mijn tijd woonde er diens schoonzoon dokter Landeweer, die door de sneeuwduinen te laat kwam bij mijn geboorte.

Naast de de smederij, even verderop, had je een winkel in huishoudelijke benodigdheden en speelgoed – beide zaken waren van de familie Kwint, dacht ik. Een grote attractie in de herfst vormde de kastanjeboom voor de smederij, het was meen ik de enige kastanje van heel Havelte. Naast de smederij grensde een stukje es (bouwland) aan de Dorpsstraat, hiervoor stond een bord met plaats voor een drietal reclameposters (Martini, jenever uit Sappemeer, Mascotte etc.).

De schilder die Waterbolk noemt, heette in mijn tijd Daleman – deze was tevens drogist en er hing een email bord aan de muur met reclame voor het verfmerk Ripolin, met drie mannetjes in dezelfde verfhouding achter elkaar die elkaars ruggen beschreven.

Tot slot het nieuwe café-pension: dat was in 1930 opgericht door de brugwachterszoon H.J. Götz, wiens voorvader zich in de jaren 1820 vanuit Den Haag in de weldadigheidskolonie Frederiksoord had gevestigd. In mijn tijd werd het horecabedrijf uitgebaat door zoon Bertus Götz, die het in 1980 verkocht – sindsdien heet het Hoffmann’s Vertellingen.


Havelte rond

Op het fietspad erheen treft een sterke meidoorngeur:
2015-05-24 008
Vanaf een zandweg bij de Boskampbrugweg:
2015-05-24 036
De Oude Vaart of Beilerstroom bij Ettelte.  Hier ongeveer leerde de generatie van mijn vader zwemmen:
2015-05-24 054
Dat was naar het noorden gezien, dit is de blik naar het zuiden, waar het riviertje nogal dichtgroeit:
2015-05-24 056
Brugwachtershuis bij de Havelterbrug:
2015-05-24 063
Oostkant van het oude streekdorp:
2015-05-24 067
Kerktoren:
2015-05-24 080
Het Eupen Bargien. Vroeger dachten de ouwe Havelters dat het hier spookte. Het is een grafheuvel uit de Bronstijd, ongeveer 3400 jaar oud. Vlakbij had mijn grootvader zijn bijen staan op grond van de familie Kroonenburg:
2015-05-24 090
Stukje opgegraven smalspoor van het ‘Tom Poeslijntje’ uit de oorlog, toen de Duitsers hier in de buurt een vliegveld hadden. Rondom liggen nog de bomkraters van het tapijtbombardement van 24 maart 1945 (mijn opa was op die dag jarig):
2015-05-24 093
Paadje:
2015-05-24 105
Hier en daar bloeit de brem bij bosjes:
2015-05-24 110
Verse kegels:
2015-05-24 111
Het Gat van Berend Boer, zoals wij het als jongens noemden, alias ‘Het Finse Meertje’ zoals het abusievelijk op ansichtkaarten staat. Zandafgraving waar de Duitsers met dat smalspoor zand voor de aanleg van hun vliegveld lieten weghalen:
2015-05-24 114

We gingen met een stel jongens hier een keer op een zandkop zitten. Bleek er vlak achter ons een nest met adders te zijn. We maakten dat we wegkwamen. Bij terugkeer bleek er niets meer te zien.

Jong eikenloof:
2015-05-24 123
Holtinge:
2015-05-24 124
De Meeuwenkolonie, waar geen meeuw meer vliegt.  Plas ontstaan door lage veenderij. Was  als jongen een keer om dit meertje heen aan het struinen, springt er anderhalve meter van me af een reebok uit de dekking, vlak langs me heen. De schrik van mijn leven – zoiets vergeet je nooit weer!:
2015-05-24 134
Cirkel van dennenappels rondom de boom, ik zou haast denken: door mensenhand gewrocht:
2015-05-24 137
Hier keek ik vreemd tegenaan: naaldbomen met een natuurlijk gazonnetje eronder:
2015-05-24 141
Schaapskudde:
2015-05-24 163
Veel vertier bij de hunebedden:
2015-05-24 208
Bij het Schier achter Darp:
2015-05-24 223
Aan de Oosterbrink, de kern van het oude Darp of Westerhesselen, deze tweelingschuur:
2015-05-24 241
Monument voor een neergeschoten Franse spitfire-piloot:
2015-05-24 255
Oorspronkelijk stond dit nagenoeg onbereikbaar midden in het land, maar de plaatselijke historische vereniging verwierf een stukje grond dichterbij de Van Helmomaweg, waar het monument toen naar toe verplaatst is. Er staan rododendrons omheen, terwijl een dubbele boomcingel naar de oorspronkelijke plek leidt. Ik vind het echt heel mooi gedaan.
2015-05-24 261
Doorkijkje naar de Havelter molen:
2015-05-24 271
Boerderijen bij Busselte:
2015-05-24 278
Vanaf de Bisschopsberg gezien:
2015-05-24 298
Ooievaar met jongen aan de Veendijk:
2015-05-24 305


De teleurgestelde Harry Helpgraag

Man kent me van iets en schrijft me als privépersoon aan op know-how. Ik maak hem in mijn privé-tijd per mail wegwijs in het archief, voor zover dat voor zijn studie van belang is. Zoiets vergt wat uitzoeken, nadenken, navragen en formuleren, al met al is er toch wel een uur of wat in deze dienstverlening gaan zitten. Maar een bedankje, hoewel dat niets kost, kan er niet af, ook niet als hij nog wat navraagt en ik hem een stuk koeler dan voorheen van dienst ben. In de boekhandel zie ik vanmiddag zijn boekje liggen. Ook hierin uiteraard geen bedankje.  Tja, wie geen waardering weet te geven, hoeft er ook niet op te rekenen. Ik denk niet dat ik deze meneer nog eens help.

Het is trouwens bepaald niet de eerste keer dat me zoiets overkomt. Ik denk wel eens: waarom zou je überhaupt nog iemand willen helpen? Je bent er een boel tijd mee kwijt en voor degenen die ervan profiteren ben je verder menigmaal lucht.


Silhouetselfie

068


Vandaag kwam ik deze darlings tegen

Over ruim een maand is RHC Groninger Archieven het toneel van een expositie over het Groningen van Otto Eerelman, simultaan aan een schilderijententoonstelling in Museum Nienoord. Eerelmans (potentiële) opdrachtgevers uit de bovenlagen van de bevolking vormen ’t hoofdthema, waarbij er wordt ingezoomd op hun smaak, zoals blijkend uit hun eigen productie van beeldende kunst.
001 was 045

Voor deze expositie zijn onder meer zo’n 800 persoons-, familie- en huisarchieven doorgenomen. Nou bestaan die voornamelijk uit akten en andere minder goed toonbare paperassen, maar dan nog hou je een berg bezienswaardig spul over en moet je schiften. Of elke darling de expositie haalt, is dan ook hoogst onzeker.

Vandaag kwam ik tegen:

– Over de top zo zoete engeltjes:
007
Honden, natuurlijk honden. Wat zou een Eerelman-expo zonder de trouwe menschenvriend?:
008
Vogels, zoals deze putter:
010
Stoere zeelui en vissers:
016
Paarden, uiteraard paarden. Een Eerelman-expo kan niet zonder de edele viervoeters:
026
Oeroude stadspoorten:
042
En Vader Tijd met zijn zeis en zandloper:
052 was 022


Van rusthuis tot zorgcentrum tegen de vlakte

Molenhof, Havelte
Ik lees hier dat de Molenhof in Havelte gesloopt wordt. In etappes, dat wel, zodat men geen Havelter bejaarden hoeft af te schuiven naar ballingsoorden als Ruinen of Dwingeloo.

In de ziekenboeg van de Molenhof is mijn grootvader Harm Perton gestorven, op 13 januari 1973. Hij had griep, kreeg er een longontsteking bij, het was binnen een week bekeken. Afgezien van de pijn was het een genadige dood, want hij dementeerde al enige jaren. Werd vaag, keerde in zichzelf, sprak nauwelijks nog een woord en zocht het lichtknopje op een plek waar het vroeger had gezeten, in een heel ander huis.

Niet lang na zijn overlijden verhuisde mijn grootmoeder van hun zelfstandige bejaardenwoning aan de Dennenlaan naar de Molenhof, waar ze, als ik afga op haar rouwbrief, een “liefdevolle verzorging” ondervond. Zij overleed op 8 mei 1978. ik weet niet meer waaraan. De weinige keren dat ik er als student op bezoek kwam, zat ze zichtbaar te genieten. Al hadden we elkaar nooit bijster veel te vertellen, want onderhand gaapte er nogal een kloof tussen onze leefwerelden.

Ik herinner me een vrij kleine kamer in de linkervleugel, misschien vier bij vijf, met uitzicht op het grasveld achter waar een miniatuurmolentje stond. Een vrij lange gang voerde erheen. Wat me nu te binnen schiet, is dat de oudjes in hun recreatiezaal niet altijd even vredelievend met elkaar omgingen. Een oude buurvrouw van ons werd er behandeld als outcast, maar daar had ze het misschien ook zelf wel naar gemaakt.

Het complex dateerde van 1964 en gold toen ongetwijfeld als reuze modern. Eerder stond er een veel kleiner “rusthuis” aan de Molenweg, waarvan de ramen nog grote blinden hadden. Dit oude rusthuis werd in het nieuwe complex geïntegreerd, ik dacht dat de keuken er zat en de kamer van de directeur. Vanuit mijn herinnering meende ik dat het ging om een negentiende-eeuws gebouw, maar getuige foto’s in de Beeldbank van het Drents Archief moeten de Duitsers het er in de oorlog hebben neergezet voor hun vliegveldpersoneel.


Moedertaal, dat ligt soms gecompliceerder

UNESCO_Tag_der_Muttersprache_2010

Naar aanleiding van de ‘Dag van de moedertaal‘.

Het zal inderdaad zo zijn dat velen hun eerste verbale taal hebben opgedaan van hun moeder. Vader was destijds altijd aan het werk of sowieso niet zo spraakzaam, de eerste woorden moesten van moeders komen.

Die moeder van mij spreekt Zuidwest-Drents, maar niet van huis uit. Ze is geboren en tot haar negende woonachtig geweest in Zuidhorn. Je bent dan geneigd te denken dat ze in haar eerste levensjaren de Westerkwartierster variant van het Gronings sprak. En dat was misschien ook wel zo in haar schooltijd, maar haar moeder was op haar beurt Fries en pas op haar twaalfde naar de Dijkstreek in het Westerkwartier verhuisd, zodat je in beginsel een flinke Friese influx niet mag uitsluiten.

Mijn grootmoeder praatte ook later nog Fries met haar zusters. Ik heb er mijn moeder wel eens naar gevraagd, maar het enige woord dat ze zich wist te herinneren was tuutsje voor kus. Die oma overleed toen ik zeven was, maar ze lag erg goed bij mij en van geliefde mensen neem je meer aan dan van mensen die je niet mag. In elk geval vind ik de zangerigheid van het Fries, of de onderliggende melodie zoals die klinkt als Friezen Nederlands spreken, nog steeds erg mooi.

Toen ik een jaar of veertien was, liet de leraar Nederlands ons eens een dialectproef doen. Hij vond mijn Drents nergens op lijken. Terwijl we thuis en op de lagere school toch Drents spraken, meende ik. Ik was dan ook behoorlijk in mijn wiek geschoten van zijn diskwalificatie. Maar er achteraf op terugkijkend, vermoed ik dat de man toch wel een beetje gelijk had. Het concept moedertaal is in  mijn geval gewoon een wat meer gecompliceerde aangelegenheid.