‘Als in een bepaald stuk whisky voorkwam, werd dat veranderd in thee’

‘De Tuinen hangen nogal aan elkaar. Tenminste, als er wat aan de hand is. Zo van: ‘Heb ie nog wat heurd? Nee? Din zal ’t wel goud wezen dus.’ Zo gaat dat nu nog.“

Aldus de acteur, regisseur en RONO-coryfee Harm Jan Tuin (1930-1992) in een mooi Nieuwsblad-interview dat Syp Wynia hem in 1985 afnam. Deze Tuin kwam uit Finsterwolde en hij was heel in de verte familie van mij: zijn grootvader en mijn overgrootmoeder waren broer en zus.

De manier waarop de Tuinen met elkaar omgingen, daar herken ik wel wat in. Zo liet ik bij die ene keer dat ik hem sprak onze verre verwantschap ongenoemd. Hij had een toneelkleding- en rekwisitenverhuurbedrijf in de Oosterstraat, waar ik voor de Huurdersactie Oosterpoort een koeiekop van papier-maché leende, die we nodig hadden voor een ambulante straat-evocatie van een huisjesmelker. Ik vergat het ding na onze propagandatocht terug te brengen, na twaalf jaar kwam ik voor het eerst weer in het wijkpand en daar stond het toen nog steeds bovenop een kapstok.

Die grootvader van Harm Jan Tuin, Harm Tuin, was landarbeider en anarchist in Finsterwolde. Harm-Jan vertelt in dat interview dit over die opa van hem:

“Hij bereidde in Oost-Groningen de vergaderingen voor waar Domela Nieuwenhuis sprak. Zelf kan ik me nog herinneren dat ik voor de oorlog op 1 mei naar Dommering in Winschoten werd gesleept. En wie sprak daar? Oom Jan, die later nog burgemeester van Hoogezand en Groningen geworden is. Hij stond met de vuisten in de lucht.“

Met die Oom Jan wordt uiteraard Jan Tuin bedoeld, de eerste sociaal-democratische burgemeester van Groningen, een bedaarde man die hier leiding gaf aan de Wederopbouw. Voor de oorlog was die Jan Tuin al de leider van de SDAP in de provincie Groningen; hij sprak veelvuldig op partij-bijeenkomsten en fulmineerde daar dan tegen fascisten èn communisten. Omdat hij als burgemeester van Hoogezand Mussert niet beschermde tegen een arbeidersblokkade op de diepswal en ook weigerde joden te laten arresteren, ging hij in 1942 als een van de eerste bestuurders naar een gijzelaarskamp in Noord-Brabant.

Zijn neefje Harm Jan uit Finsterwolde werd afgezien van die ene 1 Meiviering buiten de politiek gehouden,

“ook in de oorlog. Ik was stomverbaasd, toen ik pa in 1945 boven op een wagen vol NSB-ers zag zitten, gewapend met een karabijn. Pa, die nog nooit geschoten had en ook niet kón schieten, met een geweer. En met een oranje band om de arm. De kleur stond hem eigenlijk niet aan.”

Maar de passie bij Harm Jan thuis lijkt toch minder de politiek, dan theater te zijn geweest. Vader, moeder, ooms, tantes, allemaal stonden ze op de planken:

“Bij ons werd altijd over toneel gepraat. Mijn vader was actief in de geheelonthoudersbeweging en die speelden ook altijd toneel. Als er in een bepaald stuk whisky voorkwam, werd dat veranderd in een kopje thee, of koffie of limonade. Behalve in propagandistische stukken natuurlijk, dat was van dik hout zaagt men planken.”

Naschrift 11 december 2015:
Levende beelden van Harm Jan Tuin zijn hier te zien (vanaf 4:15).


Op- en neergang van het scheldwoord ‘mispunt’

Door al dat gedonder met ISIS in Noord-Irak, schiet me weer het scheldwoord ‘mispunt’ in de zin.  Mijn moeder maakte me er nogal eens voor uit, in mijn jonge jaren. Heb het nu echter allang niet meer horen bezigen. Het lijkt warempel wel uit de tijd.

Een  woordenboekenagregaat op interner geeft als synoniemen voor mispunt onder meer: akelig kind, meisje of mens, vervelend en onuitstaanbaar persoon, beroerling, ellendeling, etterbak, fluim, klier, kreng, kwal, lammeling, lummel, misbaksel, naarling, stuk ongeluk, ploert, rotzak, sekreet en schoft.  Het zal je maar gezegd worden, dat mispunt!

Echt heel oud lijkt het woord niet, in deze negatieve strekking voor personen. Het WNT gaf in 1906 ook nog als eerste woordverklaring:

“term in het biljartspel: een stoot waarbij men geen der ballen raakt, en daardoor zijne tegenpartij een punt bezorgt.”

Hoewel het WNT elders legio middeleeuwse, zestiende-, zeventiende- en achttiende-eeuwse voorbeeldzinnen aanhaalt, neemt het inzake ‘mispunt’ zijn toevlucht tot een werk van Beets uit 1839. Voor de tweede, overdrachtelijke betekenis in de zin van het scheldwoord, komt de adstructie uit iets later werk van Jan Gouverneur. Hoe dan ook waaide de term over uit het biljartspel, dat zich pas in de negentiende eeuw ontwikkelde van een aristocratische tot een populaire liefhebberij.

Men kan dus een opgang en een neergang in het gebruik van de term vermoeden. Om die in kaart te brengen, ging ik te rade bij de krantendatabanken Krant van Toen en Delpher, de eerste voor de Leeuwarder Courant vanaf 1753 en het Nieuwsblad van het Noorden vanaf 1970, en de tweede voor het Nieuwsblad tot 1970. Het aantal keren dat in beide kranten het woord mispunt viel, heb ik vervolgens per decennium bij elkaar opgeteld:

Frequentie van de term ‘mispunt’ in de Leeuwarder Courant, het Nieuwsblad van het Noorden en beide kranten samen, per tien jaar.

De eerste maal dat de term in een van beide kranten voorkomt, is in 1890, in de Leeuwarder Courant. Dat gebeurde in een feuilleton. Het eerste nieuwsbericht in de LC met de term dateert van 1901, toen een Franse journalist de burgemeester van Reims ervoor uitschold wegens diens vermeende wangedrag bij het bezoek van de tsaar aan Reims. Voor typisch lokaal gebruik van de term ‘mispunt’ moeten we wachten tot 1906 – dat jaar gold het als belediging van een ambtenaar in functie, te weten de veldwachter van Makkum.

Kijken we naar de grafiek, dan laat die zien dat de term ‘mispunt’ een opgang maakte tot een hoogtepunt in de jaren 30 en 40. In feite zijn de cijfers voor de jaren 40 nog fors gedrukt omdat de kranten toen wegens papierschaarste een poos behoorlijk dunner waren, of zelfs (NvhN) helemaal niet verschenen. Erg vaak viel de term nou ook weer niet in de krantenkolommen, een keer per twee weken is het slechts op zijn hoogtepunt bij de LC.

Dat de oorspronkelijke betekenis in 1952 geheel verdrongen is door de maledictische, blijkt uit een stukje in het NvhN. Sindsdien neemt het gebruik van mispunt door de bank genomen af, waarbij we ook nog moeten bedenken dat de cijfers voor de jaren 70 en 80 alleen maar zo hoog kunnen zijn, doordat in een NvhN-strip de heks Eucalypta haar aartsvijand Paulus de Boskabouter nogal eens uitscheldt voor mispunt, terwijl dit maledictum ook nogal eens valt in de NvhN-verhalenrubriek ‘Berichten van ’t Oosterend’ door Simon van Wattum.

Kortom, mijn moeder bezigde rond 1970 een scheldwoord dat al enigszins op zijn retour was en dat ze waarschijnlijk oppikte toen het ’t vaakst gebruikt werd. Als ouderwets scheldwoord is het nu zijn kracht kwijt. Momenteel is het te slap om nog toe te passen op de ISIS.

 


Westerveld stuurt fietsers het bos in

Had ik laatst verteld hoe ik soort van verdwaald ben in de bossen bij Dwingeloo? Nee, zo blijkt.

Ik was Beilen al voorbij gereden – meer verdient dat oord ook niet – en zat vrij dichtbij Spier, toen de gedachte bij me postvatte: “Kom, ik rij nog even door naar Dwingeloo en Havelte”. Bij Spier echter, word je als fietser letterlijk het bos ingestuurd. Je mag eerst een eind haaks van de Spieregerweg (of N855) in noordoostelijke richting wegfietsen, wat voor je gevoel op de terugtocht is, dan moet je ergens linksaf, maar als er dan geen richtingaanwijzer staat of je mist zo’n geval – mind you, ik let op die bordjes als ik ergens niet bekend ben – dan kom je helemaal uit bij Lheebroek. Dat is op ruim 8 kilometer van Dwingeloo, terwijl dezelfde afstand nog bij Spier op het bordje stond. Heb je dus een half uur voor Jan Joker zitten fietsen (fijn, zinloze lichaamsbeweging).

Dat ik een afslag gemist moet hebben, blijkt uit dit kaartje – de afstand Spier-Lhee bedraagt per fiets op zijn kortst 4,8 kilometer:

spier lhee fiets

Maar of dit nou allemaal verharde fietspaden zijn?

Dat de gemeente Westerveld fietsers een eind omleidt, is ook zonneklaar. Want dezelfde afstand per auto bedraagt 4,2 kilometer, wat dus volgens de aloude mr. Bartjens 600 meter korter is:

Spier Lhee auto

Voor mensen die er alle tijd van de wereld voor over hebben om perpetueel slenterfietsend met volle teugen van de inderdaad prachtige natuur te genieten, is die omweg heus niet erg. Maar soms wil een fietser ook wel eens wat vlotter van A naar B. Volgens de gemeente Westerveld had hij dan beter de auto kunnen nemen. Ik vrees echter, dat die fietser menigmaal met zijn kwetsbare vehikel de veel kortere autoweg neemt.

 

 


Fiets op diek

Op verzoek van Reen laatst en nu weer Giny, plaats ik een foto van het vehikel waarop ik me pleeg voort te bewegen door Stad & Lande en belendende contreien. Zoals men ziet heeft het dikke banden, zodat je er ook zandpaden of, zoals gisteren, een weiland mee berijden kunt:

2014-07-20 063

Om een eventuele vervolgvraag naar de lokatie voor te zijn: hij staat hier bovenop de dijk tussen de Carel Coenraadpolder en de Reiderwolderpolder.

Het merk is Cortina en de stangen zijn handmatig gelast. Overigens heb ik hem in 2010 gekocht bij Richard Wierenga, de fietsenmaker die Rem Buiter opvolgde op de hoek van de Oosterweg en de Sophiastraat in mijn ouwe wijk de Oosterpoort. Richard, sowieso al een aardige vent, adverteerde trouw in onze wijkkrant, daarom kocht ik mijn fiets bij hem. Hij was een verdienstelijk amateur-wielrenner geweest en sportte nog steeds veel, onder meer in een sportschool. Een paar maanden nadat ik uit de Oosterpoort verhuisde, zakte hij daar tijdens het trainen in elkaar en overleed, bijna 41 jaar oud.  Als anderen me naar mijn fiets vragen, dan vertel ik dit er altijd bij, dus dat doe ik hier dan ook maar.


Oudste versie van spotlied op Enumatil aangetroffen

Ik heb het hier al eens gehad over een spotversje op Enumatil, dat mijn opa opzegde als we de brug aldaar passeerden. Helaas vond ik nooit exact zijn tekst weer, wel twee versies die er wat op leken, resp. bij de Volksverhalenbank en Vredewoldius (1910).

Zonet vond ik een derde versie, en zowaar is dat eentje in streektaal, uit 1896. Deze staat in een Nieuwsblad-stukje over een succesvolle lokale ondernemer, een oliemulder die in lijnkoeken deed. De geciteerde versie lijkt in de eerste regel, over het ontbreken van wil, op de versie van Vredewoldius, tot nog de oudst bekende. Wat betreft de varianten drie uur- of Enumatilster snikke, heeft het versje echter de eerste, die we kennen uit de Volksverhalenbank.

De versie uit 1898 gaat zo:

Aimtil
Daor is gein wil,
Daor is gein kerk of toren;
Als de drei-uur-snikke komt,
Blast de jong op ’t horen.

Gezien het gein in plaats van gain, de ao in plaats van de oa en het blast in plaats van bloast gaat het hier om een Westerkwartierster variant van het Gronings. Ook wel logisch natuurlijk, voor een lokale correspondent en voor een rijmpje dat, zoals deze correspondent opmerkt, “smalend” bedoeld was.

In de omgeving stak men via het versje de draak met Enumatil omdat deze toch redelijk florerende plaats langs het Hoendiep geen kerk had. Daarmee valt de ouderdom van het versje nog wat nader te preciseren, want Enumatil kreeg in 1848 een hervormde kerk. De door het versje aangestipte, bespottelijke toestand hield toen dus op te bestaan. Nadien had het geen zin meer om zo’n versje te maken, ook al bleef men het nog naar hartelust opzeggen.


Een twijfelachtig biljet van vijftig

Na het werk ga ik vaak naar de Coop Lubbers supermarkt aan de Paterswoldseweg, omdat ik er niet voor hoef om te rijden. Vanavond betaalde ik er met een biljet van vijftig euro. De caissière haalde het biljet door zo’n apparaatje waar het aan de ene kant ingaat en aan de andere kant weer uitkomt. Dat apparaatje begon dit keer te piepen.

Een extra controle bij de service-balie leverde eenzelfde signaal op. Mijn biljet voldeed volgens hun apparatuur op twee punten niet aan de waarheidskenmerken. Wel kreeg ik het terug en kon ik mijn boodschappen met pin betalen.

Het biljet had ik tussen de middag op het Hoofdstation uit de flappentapper betrokken. Die pinautomaat zit achter het GWK (Grenswisselkantoor) en ik verkeerde in de veronderstelling  dat die er ook verantwoordelijk voor zou zijn. Thuis in Hoogkerk googelde ik dit kantoor en zag dat het nog tot acht uur vanavond open was. Dus gebeld. Hoewel de man die opnam vertelde, dat ze ‘hun’ pinautomaat vulden met geld van de ING, wilde hij het biljet wel even zien en door hun eigen machine halen. Kortom: weer terug naar de stad gefietst.

Bij het GWK eerst een nummertje trekken en een poosje moeten wachten. Toen ik aan de beurt was vroeg de man achter de balie, dezelfde  die me ook telefonisch te woord stond, of ik ook een pinbon had. Nee, want die hoef ik nooit: papierverspilling immers. Dan had ik ook geen poot om op te staan, meende hij. Toen ik zei dat ik dan aangifte bij de politie ging doen en het verhaal aan de grote klok ging hangen, herinnerde hij zich gelukkig wat hij telefonisch al aangeboden had:  het biljet ook bij hun door de machine halen. Hij deed dat, en ziedaar: het biljet bleek volkomen in orde als wettig betaalmiddel. Ook bood hij nu grootmoedig aan het tegen een ander biljet van vijftig euro in te wisselen, een aanbod dat ik natuurlijk graag aannam.

Volgens hem zou het ook wel heel vreemd zijn als er een vals biljet uit de pinautomaat zou komen, omdat de ING  ze allemaal super nauwkeurig op echtheid pleegt te checken. Iets wat ik zonder bewijs van het tegendeel graag wil geloven. In elk geval had ik mijn goeie humeur terug.

Ben op de terugweg naar huis nog wel even bij de Coop-supermarkt langsgegaan om te melden dat hun controle-apparatuur te scherp afgesteld stond en dat dit akkefietje mij ruim een uur aan tijd heeft gekost. Tijd die ik ook beter had kunnen besteden. Helaas bleek de bedrijfsleider pas woensdag weer aanwezig. Of ik dan nog de moeite wil doen, weet ik niet.


Klant is voetveeg bij cafetaria De Halte

Er waren twee cafetaria’s in Finsterwolde: Het Trefpunt en De Halte. Normaliter kom ik vanuit de polder of vanaf de kerk en dan is Trefpunt de logische keuze, als je honger of dorst hebt, want die kom je van oost naar west het eerste tegen.

Maar Het Trefpunt is dicht. Resteert De Halte, annex aan café Van der Paard.

Gisteravond om een uur of half zeven, kwam ik daar aan met een dorst als een edel dier. Ik had in Termunterzijl nog een veel te zoete milkshake in mijn mik geslurpt en trapte me zestien kilometer door de warme Dollardpolders heen. Ik dorstte. Ik smachtte. Ik wilde verschrikkelijk graag een blikje drinken kopen bij De Halte. Maar daar kwam het niet van.

Bij mijn aankomst bleek het parkeren van mijn fiets nog niet zo eenvoudig. Een stukje schutting rechts van het terras (foto) was al bezet, terwijl de stoep voor het cafetaria-terras schuin naar de weg afliep. In de lengterichting van de stoep kon ik mijn fiets dus niet op de stander plaatsen, dan zou hij gemakkelijk om kunnen vallen. Breeduit over de stoep, daarvoor was de stoep met zijn vijf tegels breedte te smal. Ook is het asociaal om op die manier de passage voor voetgangers te belemmeren, bovendien zou het achtereind van mijn fiets dan over de rijweg heen hangen.

De oplossing die ik, uiteraard  in een flits, voor deze netelige problematiek bedacht, was het standeren van mijn fiets op het lege cafetariaterras, evenwijdig aan de gevel, tussen de linkerruit en enkele terrasstoelen in. Niemand had er op die positie last van, dacht ik, en het zou toch ook maar voor heel eventjes zijn…

Als ik binnenkom, vraagt de uitbater me meteen, nog voor ik dat blikje fris kan bestellen,  of ik mijn fiets op de stoep wil neerzetten. Ik zeg dat ik maar héél weinig tijd nodig heb en meteen weer wegga. Hij negeert dat en vraagt me opnieuw, maar met nog wat meer nadruk, of ik mijn fiets op de stoep wil neerzetten. Zo’n discussie kan je natuurlijk niet winnen. Heel formeel gezien had hij ook nog eens gelijk. Ook was ik moe en had helemaal geen zin in een ruzie over zoiets onbenulligs. Dus ik zeg: “Okee, ik bèn hier meteen weer weg”. Zonder nog wat te bestellen heb ik mijn fiets van het slot gehaald en ben ik weggereden. Tegen de klanten op het belendende caféterras heb ik nog wel even opgemerkt dat de baas  liever geen klanten had.

De klant is koning, zeggen ze wel eens, maar voor De Halte was in elk geval deze klant voetveeg.  U begrijpt dat ik van mijn levensdagen geen stap meer over de drempel van cafetaria De Halte zet. Ik kom nog liever om van de dorst, dan dat. Voortaan neem ik wel wat meer flessen water mee, als ik die kant opga. Als dat water opraakt, is er vast op het kerkhof nog wel een kraan te vinden.


De winkeldeur van meneer Vissia

2014-07-13 001

Tot mijn vreugde zag ik dat het deurbeslag van IJssalon Rimini nog hetzelfde is als een halve eeuw geleden, toen de kruidenier Hendrik Vissia hier zijn winkel had.

Tussen ons huis en die winkel lag enkel weiland, hemelsbreed zo’n 120 meter. ’s Avonds kon je in het donker de lichtreclame zien van die winkel: D.E. in een geel afgerond vierkant.

Meneer Vissia was, voor zover ik me herinner, een joviale, goedlachse man en  een klant van mijn vader. Met mijn moeder ging ik wel eens mee naar zijn winkel om boodschappen te doen, en ik moet er naderhand ook wel eens in mijn eentje zijn heengestuurd. Er stond een molen met zwart-wit ansichtkaarten in de winkel. “Uitgave H. Vissia”, kon je achterop die kaarten lezen. Je kreeg er altijd een snoepje bij de boodschappen: Engels drop of een zuurtje uit een grote glazen bol.

Midden jaren zestig werden er woningwetwoningen op het weiland neergezet en verdween het avondlijke uitzicht op het warme winkellicht in de verte. Meneer Vissia en zijn gezin verhuisden ongeveer tegelijkertijd uit het dorp.

Als ik hun familienaam natrek in ouwe kranten, merk ik dat ze hooguit vijftien jaar in Havelte hebben gewoond. Ze kwamen oorspronkelijk uit Friesland, vestigden zich per 1 december 1953 te Havelte en hoewel ‘import’, was meneer Vissia vrij actief in middenstandsclubs en VVV.  Mede door hem kwam in 1960 weer een schaapskudde in Havelte, als magneet voor dagjesmensen.

In 1964 vertrok de familie naar Wapenveld, waar ze een drogisterij en een pension begon. Meneer Vissia overleed er medio 1968, slechts 59 jaar oud, “na een gedurig gedragen lijden”.


Moralistische puutjes van de melkfabriek

Tussen de papieren van mijn vader, die de boekhouding deed voor een paar honderd boeren uit de omgeving, zaten deze twee zakjes waarin – als je het mij vraagt – de lokale melkfabriek het melkgeld voor de aangesloten boeren verpakte. Uit welk jaar ze precies zijn, is me onbekend. Er staan wel data op, maar zonder jaartallen. Me dunkt echter dat ze uit de periode 1950-1965 stammen.

Het gekke is dat op beide puutjes, die getuige de data met en tussenpoos van twee maanden zijn afgegeven, een identieke berekening staat met twee inhoudingen, waarvan er een de O.B. of omzetbelasting betreft.

Laatst hoorde ik weer eens een jeugdige clichématig fulmineren tegen opgestoken vingertjes, maar dat die soms nodig zijn,  laten de bepaald zinnige boodschappen op deze puutjes voor de boeren zien.
1
Penicilline in de melk was vooral in de jaren vijftig een zorg, hoewel er destijds ook geleerden waren die de risico’s wegwuifden:
2


Een eenrittenkaartje van het GVB

Deze zat tussen paperassen van mijn vader:
img224b
Ik denk niet dat hier veel van bewaard zijn? Hoewel er een datum en expiratietijd op dit exemplaar staan, ontbreekt jammer genoeg het jaartal. Ik vermoed echter dat het uit de jaren zestig of begin jaren zeventig stamt. Destijds lagen zulke kaartjes bij alle bushaltes, vooral bij het Hoofdstation, Verhoudingsgewijs lijkt me de ritprijs trouwens vrij hoog.

Achterop staat, naast een reglementje, reclame voor Tiktak, dat door een misverstand een logo met een klok nam:
img225


Transgenerationele merkentrouw

img221b

Bij het kopen van een kilootje Opperdoezen bij de firma Oudenbosh aan de Paterswoldseweg, viel me in hoe mijn moeder altijd prat ging op de Friese klei-aardappelen die zij op de kop had weten te tikken. Friese klei-aardappelen waren volgens haar extra lekker, een bewering die zich aanvankelijk niet goed liet falsificiëren, al geloof ik zeker dat het zo was.

Laatst had ik een soortgelijk inval bij de aanschaf van een pak Douwe Egberts koffie, zoals u ongetwijfeld weet eveneens een Fries product. Ondanks de toch niet misselijke concurrentie van allerlei andere, wellicht ook meer voor de hand liggende, Groninger merken, bleef mijn moeder altijd DE trouw, althans voor wat betreft de koffie (qua thee kwam er soms wel eens Tiktak op tafel). Die koffie-voorkeur nam ik over en bleef er ook altijd in volharden. Spaarde mijn moeder DE-punten voor divers koffie- en theegoed onder bijbetaling van veel te veel geld, de punten van mij kreeg ze erbij.

Het hoog opgeven van Friese klei-aardappelen, de merkentrouw aan DE, ik denk dat die hebbelijkheden eigenlijk niet van mijn moeder zelf, maar van de moeder van mijn moeder komen. Die kwam oorspronkelijk uit de noordoosthoek van Friesland, belandde met haar ouders in het Westerkwartier en later met haar man in Drenthe, maar bleef altijd Fries met haar zusters praten. Toen ze op sinterklaasdag 1962 aan een hersenbloeding stierf, liet ze ook een nogal Fries cadeau voor me na, te weten een Kameleon-boek. Dit was het eerste deel in wat een tamelijk lange rij zou worden. op de lagere school vormde die serie met allerlei strips mijn favoriete lectuur.


Niet uit het hart

Ik ben even bezig met een wat groter project, een geschiedenis die zich in de Ommelanden afspeelt.

052
Daardoor staat het webloggen tijdelijk op een wat lager pitje.
060
Hetgeen niet betekent dat het uit mijn hart verdwenen is.


Stemwijzer

stemwijzer 14.2.2004Meestal staat de SP derde of vierde op mijn lijstje, dan is het toch wel verrassend dat ze dit keer bovenaan staat, weliswaar ex aequo met GroenLinks, maar toch. De veganistische Dierenpartij komt sowieso niet in aanmerking bij me en de PvdA, anders nog wel eens mijn alternatief voor GroenLinks, maakt vanwege zijn gebrek aan sociaal profiel een duikeling.

Heb nog geen zwaartepunten aangegeven, dit keer. Zal de partijprogramma’s van SP en GroenLinks nog maar eens vergelijken. Op voorhand neem ik aan dat de SP wint op sociaal gebied, terwijl GroenLinks het qua milieu-standpunten wint. Moeilijke keuze wordt dat!

Stemwijzer 2014 gemeente Groningen

 

v


De vaas

Die arme meneer die achteruit schuifelend voor een beter shot, pardoes tegen die artistieke vaas aanliep. Wat zal hij geschrokken zijn. Ik hoop maar dat hij goed verzekerd is.

Zelf had ik een jaar of dertig, veertig geleden een geheel omgekeerde ervaring. De toenmalige schoonmoeder van me had een heuphoge Imari-vaas die ze maar niet kon verkopen tegen de prijs die ze ervoor hebben wou. Ze kwam op het idee om het ding kapot te maken, met een gelijktijdige déclaratie bij haar verzekering.

Als je er gewoon tegenaan liep wilde het niet stuk, had ze al uitgevonden. Ook kreeg ze het niet boven haar macht. Of mij dat wel lukte en of ik die vaas dan op haar parketvloer kapot wilde gooien?

Daar had ik eerst niet zoveel zin in. Maar na een tijdje soebatten wist ze me toch over te halen. Ik stond op uit de zitzak, nam die vaas in mijn armen, tilde hem boven mijn hoofd – hij was inderdaad zwaar – en liet hem met mijn ogen dicht vallen, me instellend op de klap die komen zou.

Er klonk geen klap. Er klonk een sonore donkere, bijna warme toon, die vrij lang aanhield. De vaas was op de vloer afgestuiterd en rolde bedaard naar de hoek van de kamer. Hij was nog heel.

Mijn toenmalige schoonmoeder vroeg of ik het nog eens wou proberen.

Maar ik durfde niet meer.


Studentenkamer, 1977

Een vracht aan planten op plankjes voor de ramen, waar de ietwat later gearriveerde katten wel raad mee wisten.
img164

Grootouderlijk en morgensterrelijk meubilair op sisal matten van de Winkel van Sinkel in de Folkingestraat. Die matten hadden een bepaalde geur, die ik me zo weer voor de geest kan halen. Op het ouderlijke kloostertafeltje staat een smoezelige theepot.

Dat was het zitgedeelte. Nu het keukentje. Bovenop de provisiekast aluminium pannen van thuis. Wegens mensa werd hier niet zoveel gekookt. Onder de pannen het konterfeitsel van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Fasto-geiser van toen hier aardgas kwam, een decennium eerder. Authentiek granieten aanrecht uit de wederopbouwperiode met onder meer een fles wijn, een fluitketel en een rond kuipje Bona.

img165
De studiehoek:

img166

Hand- en woordenboeken, LP’s en een alles-in-ééninstallatie (radio, pick-up en cassetterecorder) op deels doorbuigende planken van spaanplaat in donkerbruin geverfde boekenkast. Op de voorgrond het met paperassen en boeken overdekte bureau. De lamp erboven is beplakt met een PSP-sticker.

En hier werd dan nog geslapen:
img167
Bedbank/twijfelaar, enige jaren eerder gekocht bij V&D met grote laden eronder waar je kleren in konden. Als bed ten ene male ongeschikt om er met zijn tweeën op te slapen. Rieten kuipstoel (oranjerood). Het schot dat de keuken afschermde was weer donkerbruin, net als de boekenkast.