Havelte in de jaren zestig
Geplaatst op: 31 december 2013 Hoort bij: autobio, Drenthe vrogger Een reactie plaatsenIk kon het natuurlijk weer niet laten om op de verzamelbeurs in de sporthal hier vlakbij weer wat prentbriefkaarten van mijn geboortedorp Havelte te kopen.
Allereerst een foto van het keuterijtje aan de Dorpsstraat dat in 1958 nog op de nominatie stond voor sloop, maar dat in 1959 gekocht en gered werd door juffrouw Mesdag, die er zelf in ging wonen. Deze dochter (1909) van een doopsgezonde graanhandelaar kwam uit Groningen, had na haar studie romaanse talen aldaar een poos in Italië gewoond, dreef jarenlang een huiswerkinstituut in Groningen, gaf ook wel eens een cursus Italiaans, was vanaf 1953 lerares Frans aan het gymnasium in Assen en mijn moeder keek zeer tegen haar op:

– Onze gebruikelijke hang out in de zomer, zwembad de Kerkvlekken. Van die hoge duikplank en ik maar één keer afgesprongen, toen durfde ik niet meer wegens hoogtevrees:

Het zwembad was van 1956 en oorspronkelijk een natuurbad, waar ik ook wel eens een salamander in heb zien rondzwemmen. De bassins en de randen waren geverfd in een heldere kleur blauw, wat een frisse indruk gaf. Fris was het ook bij mijn eerste zwemles, begin jaren zestig: 14 graden stond er op het bord. Midden jaren zestig werd het zwembad omgebouwd tot een circulatiebad met een filterinstallatie die er chloorwater inbracht.
Het Piet Soerplein, zoals het oude schoolplein vanaf 1967 genoemd werd:

De rechter kei lag oorspronkelijk bij de Oude Vaart (Beilerstroom), waarschijnlijk als grensmarkering tussen de marken (dorpsgebieden) van Havelte en Uffelte. In 1962 werd hij naar het oude schoolplein overgebracht. Die andere kei kwam er volgen mij later bij. De keien vormden een soort verzamelpunt voor als er bijvoorbeeld naar een voetbalwedstrijd in de buurt werd gefietst. Later schoolde er ook wel dorpsjeugd samen. Het winkelhuis rechts was van oud-smid en rijwielhandelaar Faber. Hij verkocht fietsen, potten en pannen en blikwerk. In een van die grote etalageruiten schoot mijn anderhalf jaar jongere broer eens een miniscuul sterretje met zijn katapult. Hij kreeg een ziedende Faber achter zich aan die bij ons in de bijkeuken schreeuwde dat al zijn ramen aan diggelen lagen.
Tot besluit een met rietmatten van een voormalige koestal afgeschoten zitje. Dit bevond zich bij het atelier van pottenbakker Dirk Staf aan de Brink. Blijkbaar had Staf ook een galerie die hij voor andere kunstenaars openstelde, want veel keramiek zie ik niet, terwijl de abstract-expressionistische, Cobra-achtige schilderijen juist zeer opvallen:

Mijn vader op het tuinpad (2)
Geplaatst op: 30 december 2013 Hoort bij: autobio Een reactie plaatsen
Koop ik warempel dezelfde prentbriefkaart nog een keer. Maar geluk bij een ongeluk: dit exemplaar is op 23 aprl 1958 afgestempeld. De foto blijkt dus niet op zijn vroegst van 1967 te zijn, zoals ik meende, maar is zeker tien jaar ouder. Zo lang kon een kaart blijkbaar lopen, zoals dat heet – courant zijn.
Nu pas valt me ook op, hoe smal de kennelijk pas aangelegde straat op de foto is. In 1967 werd deze verbreed tot vijf meter. Ook blijkt het slootje aan onze kant er nog te zijn. Dat was een soort open riool – er dreef een blauwachtig water in, dat ’s zomers met warm weer putachtig meurde. We hadden er een bruggetje overheen.
Met welke Oud & Nieuw mijn moeder de dikke eikeboom voor ons huis om liet zagen, ben ik intussen te weten gekomen uit een gedigitaliseerde krant. Deze euveldaad vond plaats in de vroege ochtend van 1 januari 1966. Naderhand kwam het Bevoegd Gezag nog bij ons naar het geval informeren, maar de kaken bleven natuurlijk stijf op elkaar. Het feit zal nu wel verjaard zijn, en ach, een boer die dat jaar stiekem 25 oude eiken velde, kreeg daar van de Kantonrechter maar 25 gulden boete voor en een voorwaardelijke gevangenisstraf (terwijl hij nog wel bestuurslid van Mooi Havelte was geweest). Die ene gulden als evenredige straf wil ik dan nog wel voor mijn moeder betalen, mocht justitie toch nog tot vervolging overgaan. De voorwaardelijke celstraf moet ze zelf maar uitzitten.
Even terug naar de kiek: links zie je niet zo’n bermsloot, maar wel het begin van een zijweg: de Molenweideweg (nu Hofweg). Het ontbreken van een bermsloot betekent volgens mij, dat aan deze kant van de straat nog geen woonhuizen stonden. Hier kwamen vrij stereotype woningwetwoningen – twee onder één kappers – net als in beide zijstraten. Het bouwplan voor deze woningwetwoningen dateert van juli 1956. Mijn grootouders van vaderszijde hebben in een ervan aan de Molenweideweg gewoond.
Medio jaren vijftig hadden de vrijstaande huizen aan onze zijde van de straat van voren dus nog een vrij uitzicht over weiland. Niet dat ik mij hier iets van herinner. Wel weet ik nog dat we àchter een vrij uitzicht hadden. De moestuin die er toen nog achter ons huis lag en waarin onder meer frambozenstruiken en aardbeienplanten stonden, was met prikkeldraad afgeschermd van het daar weer achter gelegen weiland. Bij dat prikkeldraad stonden wel eens koeien of kalveren die je dan kon aaien.
Hemelsbreed op een afstand van pakweg 130, 140 meter kon je de kruidenierswinkel van Vissia aan het uiteind van de Dorpsstraat zien staan. Meen dat daar ook nog een boerderij schuin tegenover stond. Bij donker zag je vanuit onze keuken de gele lichtbak van Vissia in de verte. Deze maakte reclame voor D.E. (Douwe Egberts). Begin jaren zestig raakten we dit riante uitzicht kwijt door de bouw van de Van Riemsdijkstraat en Olthuusweg.
Wel bleven in het holst van de zaterdagnacht de brommers hoorbaar, van mannen die in Havelte of Meppel het café hadden bezocht en langs de Van Helomaweg huiswaarts keerden. Het sonore geluid van hun Zündapps en Kreidlers stierf langzaam weg, leefde soms vlaagsgewijs weer op, waarna het stil bleef tot de eventuele volgende brommer voorbijkwam.
Selfie met lap voor het oog
Geplaatst op: 22 december 2013 Hoort bij: autobio 5 reacties
Deze kwam tevoorschijn uit een doos met ouwe foto’s.
Ik heb hem gemaakt met mijn Agfaatje, in het voorjaar van 1972. Omdat ik een lui rechteroog had en behoorlijk loensde, onderging ik een operatie waarbij een stukje oogspier achter dat luie oog weggenomen werd. Niet dat dit op termijn geholpen heeft. Mijn ogen hebben nooit echt samengewerkt en ik heb dan ook nooit goed diepte kunnen zien. Het linkeroog werd vanzelf weer dominant en het rechter is opnieuw afgetakeld.
Op zich stelde die operatie niet veel voor, ik hoefde er maar een week voor in het ziekenhuis te liggen. Wat me voornamelijk heugt is de enorme misselijkheid, waarmee ik uit de verdoving bijkwam. Verder staat me bij hoe teleurgesteld ik was dat er niemand uit de klas even op bezoek kwam, terwijl sommigen het nog zo hadden beloofd.
Enfin, ik maakte dus een selfie, lang voordat mobiele telefoons en digitale camera’s een dergelijk fotografisch zelfportret gangbaar maakten. Een selfie maken was destijds ook wat duurder dan nu, dat deed men niet zo gauw.
Spaarpotterij
Geplaatst op: 13 november 2013 Hoort bij: autobio, Geschiedenis, Kunsten 12 reacties
Deze heb ik om het ontwerp gekocht, maar er kleeft ook een vage herinnering aan. Rond 1963, 1964 moet ik een soortgelijk spaarpotje hebben gehad, maar dan in het groen en met een ander plaatje erop. Hoog op de ronding rechts zit de gleuf waar de centen, stuivers, dubbeltjes en kwartjes in moesten. Op de ronding links zit een kijkgaatje waardoor je kon zien hoe hoog je pecunia zich al had opgestapeld.
Ook het nu verworven exemplaar stamt uit de jaren zestig. In de tweede helft van dat decennium fuseerde de Nutsspaarbank Zuidbroek met die van Noordbroek, terwijl deze fusiebank per 1 januari 1970 weer samenging met de Nutsspaarbank Groningen, welk consortium voortaan ging opereren onder de gezamenlijke naam Bondsspaarbank. Overigens bleef de oude naam in advertenties nog vrij lang klein en tussen haakjes onder de nieuwe naam staan, alsof men bang was dat klanten door de naamsverandering de weg naar de bank niet meer terug zouden vinden.
Om op mijn spaarpot terug te komen, volgens de verkoper zat er geen sleutel bij, want die had de bank. Hetgeen strookt met een uitlating van ene Hans Vervoort hier, dat de sleutel in beheer was bij de bank. Volgens oud-Nutsspaarbank-medewerker Jan Kneepkens, die er eveneens reageert en dit onderstreept, waren er “tientallen verschillende sleuteltjes”. Ook afgezien daarvan was het systeem tamelijk bewerkelijk:
“…moet zeggen dat ik mij blauw heb geteld aan die spaarbusjes, alles werd op een plank gekieperd en geteld. En achteraf ik maar rolletjes draaien.”
Overigens zwerven er nog heel wat van zulke spaarpotten op ’t internet rond. Er blijken zelfs mensen te zijn die spaarpotten sparen en daarvan met foto’s getuigen. Zo trof ik de evenknie van mijn spaarpot uit Noordbroek aan, waarop niet alleen het bankgebouw de plek inneemt van het bij-met-honingraatlogo, maar ook een slagzin staat:
Gij mist niet hetgeen hier in gaat,
Doch staat verbaasd over wat eruit komt.
Dat laatste zal niet gebeuren bij mijn spaarpot. Er zit namelijk geen rooie cent in. Dat de sleutel zoek is, maakt dus niet uit.
Klaproosdag
Geplaatst op: 11 november 2013 Hoort bij: autobio, Geschiedenis 14 reacties
Behalve Sint Maarten, is het vandaag ook Wapenstilstands– en Klaproosdag.
Waar ik vandaan kom, had de Klaproosdag de oudste rechten. Als kind heb ik nooit met een lantaarn gelopen, dat was in Zuidwest-Drenthe iets wat volgens mij pas vanaf de tweede helft jaren van de zeventig ingang vond, Daarentegen kwam er op 11 november altijd wel iemand aan de deur met een collectebus. Nadat mijn vader er wat in had gedaan kreeg hij een papieren klaproos met – meen ik – een speld, die nog dagenlang op een zichtbare plek ergens in huis lag.
De Klaproosdag is van Engelse origine. Vanaf ongeveer 1919, 1920 gingen vrouwen en meisjes op Wapenstilstandsdag (11/11) in de steden rond met klaprozen, om er geld mee op te halen voor het onderhoud van oorlogsgraven. De klaprozen herinnerden aan de slagvelden in Vlaanderen, waar ze volop tussen de kruisen groeiden.
Vanaf 1946 was Klaproosdag ook in Nederland in zwang. Eerst ging het geld naar bloemen op oorlogsgraven, later naar reizen voor nabestaanden die nog nooit het graf van hun familielid hadden kunnen bezoeken. In 1967 lijkt er sprake van een collectemoeheid en drie jaar later werd landelijk de laatste Klaproosdag gehouden. Alleen in steden met veel oorlogsgraven in de buurt zoals Nijmegen en Sittard bleef Klaproosdag tot op de dag van vandaag bestaan.
Ajax – Celtic 3 – 0
Geplaatst op: 6 november 2013 Hoort bij: autobio 9 reactiesOp 2 februari 1971 schreef de hoofdredacteur van Goal, “het weekblad voor de voetbalsport”, mij een brief. Wegens de Kerstpuzzel had ik een kaartje gewonnen voor de Europacup I-wedstrijd Ajax-Celtic op 10 maart. Tevens kreeg ik een postchecque van ƒ 10,- “voor een hartige hap voor of na de wedstrijd”.

Uiteraard ging de brief van meneer Evert Grifhorst gepaard met het kaartje:

De bewuste woensdagmiddag begaf ik mij per bus en trein naar Amsterdam in het gezelschap van notaris Broekema en diens zoon Frits (want alleen erheen, dat zagen mijn ouders niet zitten):

Mijn helden van destijds:

En hun generaal:

De meest geduchte tegenstander, bijgenaamd ‘de Vlo’:

In Amsterdam droegen die van Celtic een uittenu, dat ze ook vanavond weer dragen:

Het werd 3-0:

Van de wedstrijd op zich herinner ik me vrij weinig. Van de entourage, het stadion met al die mensen en al dat licht, was ik echter danig onder de indruk. Heb niet alleen maar op mijn stoeltje gezeten, maar ook nog een poos aan het hek gestaan. De doelpunten vielen allemaal aan de andere kant van het veld, daar heb ik nauwelijks iets van gezien.
Wat de meeste indruk maakte kwam na afloop. Ik had op een bepaald punt afgesproken met notaris Broekema, maar door alle drukte schoot ik niet op, en ik was bang dat we elkaar zouden missen. Feitelijk zag ik hem en zijn zoon al ruim voor dat afgesproken punt, midden in de menigte.
Bij de tramhalte stond al een drom mensen te wachten. Maar die werd toch vrij vlot afgevoerd. We stonden op een trambalcon met een heel stel Schotten en daarvoor waren we tevoren wel een beetje beducht geweest. Maar de mens leed weer eens het meest door zijn vrees. De Ajax-aanhang was blij om de overwinning, de fans van Celtic waren blij van zichzelf. Ze zongen uit volle borst hun liederen, alsof zij en niet wij er met de buit vandoor waren gegaan. Schotten: mooi volk is dat.
Storm en storm is twee
Geplaatst op: 28 oktober 2013 Hoort bij: autobio, De actuele wereld, Drenthe vrogger 9 reactiesOpvallend aan een berichtje over de doden bij de orkaan van 1972, is niet alleen de dubbeltelling van het enige Havelter slachtoffer – nee, het valt me op dat het meest mannen van in de vijftig zijn. Ze gingen toch op stap, alle waarschuwingen om binnen te blijven ten spijt.
Bij die orkaan van 13 november 1972 viel bij Havelte een heel bos omver. Zeer indrukwekkend was dat. Het betrof een fors dennebos, gelegen in de zogenaamde Homanbossen langs de Van Helomaweg. Dat was op de hoofdroute naar school, zodat je nog jaren aan die storm herinnerd werd.
In mijn herinnering duurde die storm veel langer dan die van vandaag:
Van puistje krabben kan je dood gaan
Geplaatst op: 26 augustus 2013 Hoort bij: autobio, Geschiedenis, Hoogkerk 3 reactiesKRABT GEEN PUISTJES OPEN
Jongen te Hoogkerk overleden aan bloedvergiftiging
(Van onzen correspondent).GRONINGEN, 15 Aug. — De 15-jarige J. S. te Hoogkerk, leerling van de H.B.S. krabde een dezer dagen een puistje in het gezicht open. Bloedvergiftiging was hiervan het gevolg en hoewel het knaapje onmiddellijk naar het academisch ziekenhuis te Groningen werd vervoerd, mocht geen hulp meer baten en is de jongen heden overleden.”
Curieus bericht uit de Telegraaf van 15 augustus 1929.
Mijn moeder waarschuwde al tegen de gevaren van het puistjekrabben. Zoals ze ook waarschuwde tegen het duiken vanaf bruggen, want je hoofd zou dan in een kachelpijp vast kunnen komen te zitten. Hoe gefundeerd dergelijke waarschuwingen mochten zijn, ze waren niet afdoende.
Intussen maakt de kop duidelijk dat de Telegraaf anno 1929 nog pedagogische aspiraties had. Ik denk dat kranten die pas in de lange jaren zestig krijtraakten.
Mister Kunst in Kerkenpad
Geplaatst op: 30 juli 2013 Hoort bij: autobio, Media 11 reacties

Een tijdje geleden bezocht ik de kerk van Noordwijk, achter Marum, èn om de kerk, èn om een expositie. Toen ik ook het kerkhof kort bezien had, en mijn fiets van dat alderakeligste trappetje afhanneste, stond daar een meneer met een camera mij te fotograferen. Ik sputterde wat tegen, hij lachte wat en ging naar de overkant van de weg om daar met een kennis te gaan smoezen (dacht ik). En nu sta ik dan op en in allerlei huis-aan-huiskrantjes van het ganse Westerkwartier en maak ik met mijn baardige ponem reclame voor ‘Kunst in Kerkenpad’. Uit het gehele land reizen de geïnteresseerden af. Jaja.
Heb zelf tegenwoordig een nee-nee-sticker op mijn brievenbus, om dergelijke krantjes te weren. Het is dat ik overal mijn informanten heb, waardoor zoiets me niet ontgaat.
—
Met dank aan Tjerk Bekius.
* Signeersessie bij Biesheuvel
Geplaatst op: 26 juni 2013 Hoort bij: autobio, Kunsten 5 reactiesHet hoogtepunt van de dag vormde het bezoek van Kor B. uit Castricum, die graag in elk boek dat hij bezit, de handtekening van de auteur ziet staan. En aangezien Kor als geboren en getogen Heiligerleester onder meer Groningana verzamelt, en zodoende ‘Het loeit in ’t Oldambt’ verwierf, moest ik er ook aan geloven. Op deze manier is vanaf nu dan mijn handtekening in Kors boekerij te vinden, naast die van – om maar wat te noemen – Michail Gorbatsjov, Simon Wiesenthal en Hella Haasse.
Kor bleek met smaak te kunnen vertellen over de avonturen die hij bij zijn handtekeningenjacht beleeft. Met Wiesenthal heeft hij een uurtje mogen praten, met Haasse evenzo. De merkwaardigste ervaring deed hij echter onlangs in Den Haag op, waar hij op goed geluk langsging bij Maarten Biesheuvel.
’s Morgens waren de gordijnen op diens adres nog dicht en Kor achtte het niet raadzaam om er aan te bellen. Aan het eind van de middag bekeek hij opnieuw, of hij het erop wagen zou. Eva, de vrouw van Biesheuvel, liet hem binnen. Biesheuvel zat boven, kwam op haar roepen naar beneden en bleek bereid al zijn boeken te signeren. Alleen dat ene niet, dat was slecht, heel slecht geschreven, echt helemaal waardeloos was dat boek. Kor moest het maar weggooien, in de prullebak ermee.
Terwijl Biesheuvel alle andere boeken keurig afwerkte, hield Kor dat ene angstvallig vast. De schrijver zou de daad maar eens bij het woord willen voegen.
Op excursie naar de pikken van Melle
Geplaatst op: 3 juni 2013 Hoort bij: autobio, Kunsten 2 reactiesDe foto’s moet ik hebben gemaakt tussen 5 februari en 19 maart 1972. Want we waren met ons kunstgeschiedenis-klasje naar de overzichtstentoonstelling van Melle , die tijdens deze periode in het Stedelijk werd gehouden.
Natuurlijk moesten we even op de Dam zitten:

Uiterst links Wim Huisman, uiterst rechts Ineke de Lang, op wie ik jarenlang in stilte verliefd was. Net als – voor zover ik weet – drie andere jongens uit de klas. Het meisje linksbinnen moet Ida Andreae zijn, van het andere ben ik de naam kwijt (het geheugen is wreed).
Hare Krishna’s, die had je in Meppel niet:

Groep scholieren poseert op brug:

En maakt gekkigheid:

Melle bleek een schilder die zijn werk met pikken doorspekte, en die daarom voor een jongere generatie even in was, als voor een oudere obsceen. Onze leraar tekenen en kunstgeschiedenis, Rikus van der Meer, destijds 24 en nèt afgestudeerd van Minerva, maakte zelf ook nog surrealistisch werk. Hij zal een soort van verwantschap met Melle hebben gevoeld. Tegenwoordig maakt hij ander werk.
Mij deed de Melle-expositie vrij weinig, zeker op den duur. In mijn toch vrij omvangrijke digitale kunstcollectie blijkt helemaal niets van Melle te vinden. Buiten deze vier foto’s en een ansichtkaartje van het museum liet de tentoonstelling geen blijvende sporen achter.
Hoera, het is lente!
Geplaatst op: 21 maart 2013 Hoort bij: autobio, De actuele wereld 10 reacties
(Vanochtend na aankomst op mijn werk. Een deel van de sneeuw was er al afgevallen bij het op slot zetten van mijn fiets.)
Bij de dood van Ypke Gietema
Geplaatst op: 9 maart 2013 Hoort bij: autobio, Oosterpoort, Stad toen 9 reacties
Ypke Gietema heb ik maar een keer of twee, drie gesproken. Niet echt vaak. Dit zijn dan ook wat losse, bijeengesprokkelde noties, van wat er is blijven hangen na al die jaren dat je hem alleen nog maar met zijn hond in de binnenstad zag lopen. Een oudgediende, waarmee het niet altijd goed ging.
Het was de man die in 1978 brak met de linkse meerderheidscolleges, waar ik toen nog behoorlijk in geloofde.
Midden jaren tachtig liet hij Rem Koolhaas de Brink-flats bouwen. De Oosterpoort, de buurt waar ik woonde, vond ze afschuwelijk en voerde actie onder de noemer van Ypjes LEGO-fonds. Ik was niet zo anti-hoogbouw en vond die flats juist wel gaan. De op de man spelende actie vond ik wat kinderachtig – die bekeek ik een beetje meewarig.
In ’87 wilde Ypke Gietema zo goed als de gehele Oosterpoort slopen, wat betekende dat ik zou moeten verhuizen. Op een bloedhete dag haalde hij in een stampvolle foyer van het Cultuurcentrum bakzeil voor het front van de verontwaardigde buurt, peentjes zwetend en op detailpunten steeds van spiekbriefjes voorzien door van achter naar voren rennende ambtenaren. Naderhand kwam er geld vrij voor een proef met casco-renovatie van twee blokken ongestapelde bouw.
Dat was veel te weinig vonden we, en onder de noemer ‘Oosterpoort klaar voor 2000’ vroegen we om geld voor het opknappen van de rest van de buurt. Vlak voor de raadsverkiezingen van 1990 zegde hij op een politieke wijkmarkt 1,6 miljoen op jaarbasis toe.
De museumkwestie speelde – alweer was ik niet zo’n tegenstander – en zijn partij ging terug van 18 naar 11 zetels in de raad. “Arme Ypke”, schreef ik sarrend in het GroenLinksblad: “in een wipke zomaar zeven zetels kwijt”.
Door het Buurtoverleg Oosterpoort maak je hem dan een paar keer mee: je leert hem waarderen als toch wel een aardige figuur, met humor bovendien. En naderhand dus die Kredietbankaffaire: anders dan de burgemeesters Batsen van deze wereld had hij tenminste wèl de ruggegraat om af te treden.
Kwade tongen beweerden dat hij zoiets makkelijk kon doen, omdat hij de vijftig al gepasseerd was en dus recht had op wachtgeld tot zijn pensioen. Wat mij betreft heeft hij dat wachtgeld echter ten volle verdiend. Begin jaren tachtig kende de stad Groningen immers nog een werkloosheidspercentage van 25 %. Dat ze uit dàt diepe dal kroop en er uiteindelijk zelfs beter dan gemiddeld afkwam, is in belangrijke mate de verdienste van Ypke Gietema en diens revitaliseringspolitiek geweest. Eigenlijk zouden we best wel weer zo iemand kunnen gebruiken.
Afscheid van de Jaron el Pebro
Geplaatst op: 25 februari 2013 Hoort bij: autobio, Oosterpoort 3 reactiesOp een van mijn eerste wandelingen langs het Winschoterdiep, in 1977, toen ik nog maar pas in de Oosterpoort woonde, zag ik hem liggen: de Jaron el Pebro. Ook toen al, lag hij er een tikkie verwaarloosd bij, maar met zijn grote kajuit, zijn hoogliggende, brede achterdek en vooral zijn rank gelijnde achtersteven bleef hij aristocratisch afsteken tegen de belendende, plompe, authentiek-Groninger vrachtvaarders. In mijn verbeelding zag ik hem al dobberen, ’s zomers – boven het kampanjedek had ik een gepavoiseerd baldakijn gemonteerd waaronder gasten in het wit zoete drankjes nuttigden.
Vanwege de naam dacht ik dat hij van Spaanse herkomst was. Pebro had immers veel weg van Ebro en de J spreekt de Iberiër gewoonlijk uit als G, dus dat Jaron sloeg misschien op de mythische veerman die de doden overzette. Bovendien had ik ooit in een Kijk, toen nog een blad voor aankomende alfa’s, een schilderij van de een of andere Franse impressionist gezien, waarop dergelijke schepen al spelevarend op de Seine uitgebeeld waren, iets wat de zuidelijke en feestelijke veronderstelling alleen maar kon bevestigen. Het moest dus een rivierboot zijn, op onbegrijpelijke wijze verdwaald in het noorden. Een schuit met heimwee, kortom.
Bij mensen die er tegenover woonden informeerde ik eens naar de eigenaar. De man bleek een even verderop wonende haringhandelaar, maar ik werd gewaarschuwd dat hij een veel te hoge prijs wilde hebben, zodat ik maar afzag van verdere stappen.
En toen zat zat ik op een avond in de buurtkroeg naast Freddie. Freddie, volgens hemzelf bij het voetballen een verdediger die niet met zich liet dollen, was geboren en getogen in de Oosterpoort. Zijn opa bevoer nog het Winschoterdiep met schuiten vol drek (heen) en turf (weer). En Freddie zelf werkte op een scheepswerf. We raakten aan de praat over zijn stiel en en ik bracht na verloop van tijd de Spaanse schuit te berde. Freddie wist het nog goed, hij was zo’n klein ukkepukkie (hand op heuphoogte) toen Bronno Schut de boot uit Hamburg haalde. Dat moest zo’n jaar of twintig, vijfentwintig eerder gebeurd zijn, eind jaren zestig. Nee, het was geen Spaanse boot, maar, ofschoon Duits, wel degelijk een rivierschip. Dat kon je zien aan dat boven water zwevende dek, zoïets garandeerde namelijk een hoge stuwing. En die Spaans klinkende naam dan? Och, Schut had gewoon de eerste lettergrepen van de namen van zijn vijf kinderen achter elkaar gezet: Jacob, Ronnie, Ellie, Peter en Bronno.
Schut, zo vertelde Freddie, had de boot indertijd helemaal, van top tot teen, opgekalefaterd. Hij had daar een paar jaar over gedaan, want telkens als het geld op was lag het werk stil. Maar uiteindelijk had de Juan el Pebro er pico bello bijgelegen. Mooi houtwerk, netjes in de verf, etcetera. Schut echter, had er maar één enkele keer mee gevaren, in een zomer, met zijn familie. Naderhand durfde hij niet meer. Ik moest namelijk weten: Het is een diepganger, die steekt wel 1.80 meter onder de waterspiegel. Die moet je weten te hanteren, je moet ook danig rekening houden met die linksschroefsigheid, bij een brug lig je anders dwars tussen de dukdalven voor je het weet.
Enfin, toen Schut een haringhandel begon, werd de boot als onderpand gebruikt voor een lening bij een bank. Sindsdien werd er er nooit meer naar omgekeken. De boot was ook nooit meer op de helling geweest, terwijl dat toch minstens één keer in de vier jaar moest. Ja, hij was vermoedelijk dermate zwaar verwaarloosd dat hij niet eens meer dreef, maar met zijn kiel op de bodem van het diep rustte. In elk geval was dat staal nooit geen twee millimeter dik meer. Als je die boot per se zou willen opknappen dan moest er een nieuw vlak onder, wat wel vijftien mille kostte. Wie wilde daar nou nog aan beginnen? Het geval was hoogstens nog de schrootprijs waard. Aldus Freddie.
De volgende ochtend maakte ik nog maar weer eens een ommetje langs het Winschoterdiep. Het was koud, nat en winderig. De Jaron el Pebro dreef nog, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Het was één bak roest, waarop weer en wind vrij spel hadden. De naam viel nauwelijks nog te lezen. Er lag allemaal rotzooi binnenboord; ik zag een geiser, een douchebak, jerrycans, veel groen uitgeslagen en vermolmd hout. Alleen de ratten van het Winschoterdiep hadden er nog plezier van.
Echte schippers woonden er al nauwelijks meer in de wijk, ze stierven langzamerhand uit. De pakhuizen waren gesloopt of verbouwd voor studentenhuisvesting. Ooit was het Oude Winschoterdiep de weg waarlangs de stad alle producten uit Oost-Groningen naar zich toe haalde. Inmiddels was het een doodlopend rak. Als er een nieuwe, vaste brug ook dit laatste open kanaalrak afkneep, dan konden de schepen er alleen nog maar per trailer uit. Niemand zou die moeite nemen voor de Jaron el Pebro.
—
(Herziene versie van een verhaal dat in 1990 verminkt in De Oosterpoorter verscheen.)
Een flierefluiter in Mafraq
Geplaatst op: 8 februari 2013 Hoort bij: autobio 2 reacties
Ik was aan het indutten tijdens 1 Vandaag, tot ik opeens een reportage uit het streekziekenhuis van Mafraq hoorde aankondigen. Dat Mafraq, “de Parel van Jordanië”, ook wel “Geschenk van Allah”, ligt vlakbij de grens met Syrië. Uit het hospitaal kwamen gruwelijke beelden van zwaargewonde en gemartelde Syriërs. Het ziekenhuis kan de stroom niet aan, de enige chirurg is er volcontinu aan het werk, het ontbreekt ze aan allerlei middelen.
Maar die ellendige actualiteit maakte een mooie herinnering los. Mafraq, dat ziekenhuis, ik ken ze. Niet van eigen waarneming, ik ben niet zo’n globetrotter. Nee, daar zat een toenmalige vriend van me, het type van de aangename flierefluiter. Na zijn afgebroken geschiedenisstudie was hij een tijd lang wezen varen, tot zijn vader, een grote eierenbroeder uit het zuiden des lands, het geboemel van zijn oudste zoon welletjes vond, en hem terugriep naar huis om hem een betrekking in Mafraq aan te bieden. Toen X daar eenmaal zat, in het najaar van ’76, bleek die functie heel weinig om hakken te hebben. Vandaar dat hij vaak in dat streekziekenhuis te vinden was, bij enkele jonge Palestijnse artsen met wie hij vriendschap gesloten had.
Destijds sympathiseerde ik hevig met de Palestijnen. Ik kocht al jaren vrijwel elke aflevering van het Palestina Bulletin, waarvan de omslag uit aaneengeschakelde Palestijnse vlaggen bestond. Eén ervan besloot ik uit te knippen en te voegen bij een brief aan X. Een leuke verrassing voor zijn Palestijnse vrienden, dacht ik.
Per omgaande kreeg ik een standje:
“Op de eerste plaats: jij met je eeuwige strijd, internationale verbondenheid, steun aan de broeders… Vergeet het maar, want daar schiet je geen reet mee op. De paar Palestijnse vrienden die wat geleerd hebben, en die ik nu ken, zijn te lui om hun kont af te vegen, maar erg sympathiek. Wat hun zaak betreft hebben ze gelijk. De Israëlies hebben het veel te bont gemaakt; ze moeten op zijn minst de westelijke Jordaanoever teruggeven.
Maar je moet niet vergeten dat ik hier in gebied zit waar de stam Beni-Hassan overheerst. Dat is koningsgetrouw volk, tegen de Palestijnen bovendien. En daar komt Perton met Informatie van het Palestina-Kommitee aanzetten, een Palestijnse kreet in een Palestijnse vlag. Om de ramp kompleet te maken: ik open de brief hier op kantoor waar veel Beni-Hassan vrienden aanwezig zijn. “Wat schrijft hij?”, zeggen ze. En daar verschijnt de vlag met die leuze. Gelukkig waren er twee Palestijnen bij die onmiddellijk begonnen te juichen en triomferende gebaren te maken. Een verschrikkelijk gekakel begon, iedereen begon door elkaar heen te schreeuwen. Alleen omdat jij zo’n stom stuk papier stuurt. Bijna was het misgelopen, maar gelukkig was iedereen vandaag toevallig ongewapend, zodat we niet op de barricaden hoeven voor het middageten.”
Als dank voor de vlag met de leus had hij een formuliertje van dat streekziekenhuis voor me ingevuld. Volgens dat formuliertje leed ik aan een “vocal waterfall in political matters” en daarom kreeg ik een “operation on the mouth and throat” voorgeschreven, “to be carried out at once”.
Vanwege de herinnering ging ik natuurlijk even op X zijn naam googelen. Ik wist nog wel dat hij zijn vader was opgevolgd, maar als ik check hoe het nu met hem gaat, kijk ik daar toch wel even van op. Want wereldwijd heeft dat bedrijf ruim 2400 mensen in dienst en hij staat met een geschat vermogen van enkele tientallen miljoenen in de Quote 500. Twee jaar geleden kreeg hij een hoge onderscheiding. De flierefluiter heeft niet slecht geboerd!
—
NB: Dit stukje is op 19 april 2013 geanonimiseerd op verzoek van de betrokkene.

Recente reacties