Prettig 2025!


Onlander Rondje

(weekend eind september.)

Langmadijk achter de buurtschap Peizermade:

Een kudde witrikken op de dijk langs het Peizerdiep nabij het fietspadgedeelte van de Langmadijk:

Er zat ook een rooie bij:

Slenk:

Hier raak je niet gauw op uitgekeken. Jonge, solitaire zilverreiger kurend in weiland bij de Onlandse dijkweg onder Roderwolde:

Pure gratie, meneer:

Beet!

Hap-slik-weg en door maar weer:

Alweer beet. Hoewel het een juveniel exemplaar zonder overdreven veel ervaring betreft, kreeg deze in 10 minuten tijds toch drie of vier kikkers of padden te pakken. Een rijke oogst!

De sloot langs de Hooiweg nabij het Matslootgemaaltje slibt ook dit najaar weer dicht met waternavel:


Middagster rondje

En route. De Jonge Held, ontwiekt, staande en gelegen aan zijn kromme molentocht met zijn Slaperstil:

Bij de Zijlvesterweg tussen Slaperrstil en Dorkwerd liep een ooievaar in het land te fourageren. Op de achtergrond de Stad met Vinkhuizen:

Herbouw van boerderij aan de Meedenrweg, iets ten noorden van Aduard. Zo te zien blijft het grondplan gelijk:

Bij de ree van boer Harkema, iets verder in het land. Replica van Vrijheidsbeeld op miniformaat, met de onafhankelijkheidsverklaring van 4 juli 1776. Niet gekeken of de regel Give me your tired, your poor er ook te bekennen viel. Nou ja, het gebod tot gastvrijheid zijn de meeste mensen toch liever vergeten, behalve als ze er zelf een beroep op moeten doen:

Op het kerkhof van Fransum:

Driearmige kandelaar van klei in de kerk:

Op het koor ligt een rijtje lokale hotemetoten hun opstanding te verwachten. Hier de fraai gecaligrafeerde zerk vaan Pieter Jansen, die in 1680 op de boerderij Nyenhuis in het kerspel Fransum overleed. “Al hoe wel ick hier legge beneden en een ander gaet over my treden, en ben niet als de aerde en slick, noch hoop ick te koomen int hemelrick.”

De gepleisterde kansel van bak- en natuursteen, die rust op een gotisch kapiteel.

De kerk, op de aangename fietsafstand van 12,75 kilometer vanaf de Stad, is bij de stichting Oude Groninger Kerken te huur voor allerlei uitvoeringen, iets wat overigens te weinig gebeurt;

Aan de muur een foto van de avondmaalskan van Keuls steengoed uit 1750 die al sinds de restauratie van ca. 1950 in het Groninger Museum berust:

Streng verboden dit monument te verontreinigen of de muren te bekrassen:

De kansel vanuit een andere hoek:

Bij Altenaauw in de berm van de weg naar de gehuchtjes Hardeweer en Suttum:

An de andere kant van de weg een fouragerende kievit:

Aan de Oldijk tussen Suttum en Ezinge staat de ‘Ol Widde”. De naamgeving, mogelijk gevolg van een witpleisterbuurt, kan dat niet veel langer dan een halve eeuw geleden geschied zijn. Oorspronkelijk, in de zestiende eeuw, heette de boerderij nog de Luegheheerd, mogelijk naar een familie Luinge die oorspronkelijk uit Peize of elders uit Noord-Drenthe afkomstig zal zijn geweest:

Het voorhuis, al jaren niet meer bewoond, is niet veel soeps:

De naam van de schuur zou nu ook ‘Gat in ’t dak’ mogen zijn – ze ziet er sinds een storm van een paar jaar terug namelijk afgrijselijk uit:

Al oogt de melkenkamer, opslagplaats voor boter en kaas, er nog solide gesloten uit met zijn dubbele set tralies:

In de achtergevel zit nog een deur van eind negentiende eeuw. Iemand heeft er linksonder van binnenuit een paneel uitgeschopt:

Terug langs Ezinge, Feerwerd en Garnwerd. Onderaan de toren van Garnwerd:

Bij de molen van Garnwerd reclame voor het dorpsfeest Garnwerd Grandioos over een paar weken, natuurlijk met de traditionele Braggeltocht (run door de blauwe blubber):

Dorpsgezicht Garnwerd, van over het hooiland met wiersen bij Krassum:

Geitenkudde bij Dorkwerd maakt gebruik van wagenbrug:


Filosoof met oortjes verovert boek en laat zich er graag mee kieken

Coco heeft een zonnig plekje gevonden en staat sinds de Aftersales van de Benofiet Ganderheydens supplement (1897) op Molema’s Groninger Woordenboek niet meer af:

Hoogstens verschikt ze haar poezenpoten enigszins:

Ze zegt dat ze de inhoud van deze hoogstaande lexicografie terdege overdenkt: “Val me niet lastig!”:

“En bemoei je met jezelf. “” Okee, zjaggerijn. “Hoe spelt men dat eigenlijk?”

Moet je kijken, ze valt er bijna bij in slaap.

Met al dat rijke geestesvoedsel achter haar verstandskeizen, wordt het tijd voor een oculaire inspectie van het zelfbeeld:

FF inzoomen op mijn oog:

Filosoof met oortjes: “Ik ga nog influencer worden”.


Swaalfkes bij de Nieuwklap

Klaagde ik van de week nog over de vele muggen op mijn avondrondje door de Hooge- en de Lagemeeden, en dat de zwaluwen hun taken bij het elimineren van dit ongedierte blijkbaar schromelijk verwaarloosden, ik moet deze verwijten nu subiet weer intrekken, want bij de nieuwe brug van Nieuwklap zwermde het van de swaalfkes:

En onder de brug, nog maar een paar jaar oud, hingen al hele batterijen met zwaluwenkoters aan het beton:

Ouders deden fanatiek het ene na het andere nest aan met opgekropt voedsel (lees: muggen):

Waarbij ik me zelfs afvroeg of ze collecfief meerdere nesten bedienden:

Als vanzelf popten er alom hongerige gele bekkies tevoorschijn:

Het werd ook duidelijk waar de ouwelui hun nestmateriaal vandaan haalden. Buiten lagen in de zon wat verse plassen op te drogen:

Daar troepten de volwassen dieren samen om de nog natte klei gezwind naar hun kleintjes af te voeren:

Die kleine zwaluwtjes zaten daar hoog en droog. Terwijl ik van de week ook hoorde hoe slecht het de jonge ooievaartjes verging: verkleumd en verhongerd zaten die op hun nesten vanwege de kouwe plensregen. Dan had het zwaluwen-nageslacht het toch beter voor elkaar.


Hoe mijn katten verschillen

MimiCoco
ExtravertIntrovert
ActiefPassief
Dol op balspelletjes en apporteertNegeert balletjes en laat ze het liefst liggen
Pratend/mauwendToont stilletjes hoe ze iets opgelost wil zien
KieskeurigEnorm hongerig
Zit liefst in het achterraamZit het liefst in het raam voor
Ontsnapt bij voorkeur naar gang en slaapkamerOntsnapt liefst naar studeer- en computerkamer
Zit graag op schoot en snortZit graag in de gootsteen en op ‘t aanrecht
Krabt en bijt bijna nooitKrabt en bijt soms bij het aanhalen
Klimmer, springer en hoogtezoekerHeeft hoogtevrees en vindt de tafel al hoog genoeg

Rondje Roden, Terheijl, Midwolde

Wilgenkatjes, pas uit hun schilletjes gepopt:

Een enkele al bezet door een bij of een vlieg:

Buurpraatje van paard en scharrelvarken aan de Hooiweg in Roderwolde:

Halfwas Schotse hooglanders op Terheijl. Op de achtergrond het vroegere armhuis van Roden:

Eerst stonden ze tot hun enkels in een modderpoel rond een hooidispenser (of hoe heet zo’n ding), maar stoven weg toen ik ze iets te dichtbij kwam;

Om op een afstandje een half nieuwsgierige, half dreigende houding aan te nemen:

In het plantsoentje bij de Schreiershoek in Leek zaten een paar scholeksters te fourageren. Die paarse krokussen zijn trouwens erg in de mode, dit seizoen:

Nog eentje van opzij:

Leeuw als windvaan op het kerkje van Lettelbert:

Kaalslag op wal vloeivelden suikerfabriek bij de Roderwolderdijk, Hoogkerk:

Kat die zich vlak voor mijn fiets over het fietspad uitstrekte:


Schrik der Schrikken

Althans voor poezen. De glazenwasser hadden ze nog niet meegemaakt. In hun beleving moet de waterzwabber een God der Wrake zijn. Normaal de dapperste van de twee, Mimi, is onder de bank geschoten en ondanks alle zoetflemende woordjes van de baas voorlopig niet van plan om daar onder vandaan te komen.

Naschift:

De foto’s zijn gemaakt om half tien. Om kwart over elf komt ze eindelijk onder de bank vandaan. En nog kijkt ze angstvallig omhoog naar het raam.


Mimi kuiert op gordijnrail

Ze doet het niet zo vaak meer, gelukkig, en met de plantenspuit krijg ik haar er zo af, maar ik ben bang dat ze er onverwacht en buiten mijn zicht een keer vanaf tuimelt:

Omdat het zo’n klimmer en springer is, laat ik haar en haar zus ook nog niet op het balkon – eerst moet daar een goed net hangen.

Halverwege durft ze er nog niet af, daarvoor gaat ze langs een kast en een gordijn:

Daar gaat ze nu dus heen, want aan de andere kant heeft ze het al gezien, eigenlijk:

Intussen trekken ze zich nog niets aan van het vuurwerk. (Ik zag dat ik de ventilatie nog wel even voor middernacht dicht moet zetten.)


Hoe Coco spel afdwingt

Elke ochtend, als ik mijn eerste koppen koffie gedronken heb en het getwitter alweer een beetje beu begin te worden, knikt er gekrabbel aan de deur van mijn studeerkamer. Het is Coco, die haar bedoeling kracht bijzet met klaaglijk gemieuw. Ze mag daar niet binnen komen, maar wacht rustig tot ik naar buiten kom, en trippelt dan naar het poezenspeeltje van haar keuze. De bedoeling is dat ik haar volg. Als ik bij het epeeltje van haar keuze arriveer, gaat haar kop omhoog: of ik met haar spelen wil. Haar zus Mimi, anders haantje de voorste, voegt zich meestal bij ons als we al even aan de gang zijn, bijvoorbeeld met een prop zilverpapier of met de touwtjes:


De kat als brandstichter?

Katten komen maar zelden voor in archiefbronnen. Een van de uitzonderingen is een crimineel verhoor uit 1809, opgemaakt nadat in de pastorieboerderij (‘weem’) van Leegkerk brand was uitgebroken.

Henriëtte Ronner, Katjesspel. Collectie Rijksmuseum.

Het was mooi stil weer, die donderdagmiddag 5 oktober 1809. In Leegkerk werkte her en der volk op het land, tot om ongeveer half vier onverwacht de kerkklok begon te luiden. De mensen keken op. Van verre zagen ze dat er tegenover de kerk, boven de pastorie, een rookwolk hing.

Vanuit alle richtingen schoten mensen te hulp. De hele weem stond toen al vol rook. In de schuur reikte vuur langs een hooivak tot aan de dokken bovenin het dak. Doordat het toegesnelde volk onophoudelijk emmers water doorgaf, was men de brand al gauw meester.

Uiteraard zocht men naar de oorzaak van de brand. Er leek niemand in huis geweest, toen die uitbrak. Het bevoegd gezag hield zelfs de mogelijkheid open, dat een huisdier het vuur had overgebracht van de keukenhaard naar het hooi in de schuur. Nu liep er in het huishouden van dominee Koiter een kat rond, maar die bleek na de brand “geheel ongeschonden” en had geen “branderige stee aan sich”.

Bovendien, zo overwoog het bevoegd gezag, lag zo’n “buitengewoon geval” ’s winters veel meer voor de hand dan bij het zachte begin van de herfst. Bij felle kou kwamen huisdieren immers wel eens te dicht bij een haardvuur. Het “allerscrupuleust onderzoek” wees uit dat zo’n overbrenging van vuur van haard naar hooi uitgesloten was, omdat er vlak boven de vuurpot in de haard een theeketel hing, zodat de kat onmogelijk bij het vuur had kunnen komen.

Evenzo verwierp men het idee, dat het vuur door een kat (of hond) van buiten de pastorie kon zijn binnengebracht. De weem stond immers geheel vrij, zo ver van alle andere huizen verwijderd, dat zoiets ondenkbaar was. Men had ook niet “het allerminste spoor” van andermans kat (of hond) aangetroffen bij de pastorie.

De dienstmeid

Daarmee was een van de mogelijke oorzaken afgestreept. Ook andere werden uitgesloten. Bij het afsteken van het verbrande hooi vonden de buren bijvoorbeeld geen spoor van hooibroei. Wel vonden de buren onderaan het verbrande hooi een verkoold stukje turf. Ter plaatse was het vuur ook ‘t diepst in het hooi doorgedrongen.

Op verdenking van brandstichting werd de negentienjarige dienstmeid van het domineesgezin in arrest genomen. Deze Grietje Lammerts moest ’s middags zowel de as van het haardvuur als het zwijnehok vlakbij het hooi opruimen, maar zei dat ze in plaats daarvan bonen was gaan plukken in de tuin bij het voorhuis. Ze verklaarde dat ze daar niets van de brand merkte, terwijl ze die bij de heersende (noord)oostenwind toch had moeten zien of ruiken.

Pas toen dominee Koiter om hulp riep, had ze zich schoorvoetend gemeld om zich te belasten met het uitruimen van een kabinet. In alle consternatie waren daarbij wat gouden sieraden en zilveren lepeltjes uit zicht geraakt, die ze pas uit de zak van haar schort haalde, toen dominees moeder erom vroeg. Ook verdween er tijdens de brand wat linnengoed. Bij vroegere werkgevers had Grietje zich al eens aan diefstalletjes schuldig gemaakt. Bovendien was haar de dienst opgezegd, omdat ze haar werk niet goed genoeg deed.

Maar Grietje mocht dan wel eens boos zijn, ze had nooit gedreigd, laat staan met brandstichting. Het bij zich steken van goud en zilver kon ook goed bedoeld zijn. Ondanks alle indirecte bewijs konden de rechters, eerst die van het Westerkwartier en later die van het Departementaal Gerechtshof, haar  niet schuldig verklaren aan brandstichting. Vlak voor kerst 1810 kwam ze daarom op vrije voeten.

Affectieve waarde

De eventuele brandstichting door de kat was binnen de hele procedure een irrelevant zijpad. Toch is het aardig om te weten dat er anno 1809 een kat in de weem van Leegkerk rondliep. Natuurlijk ligt dat voor de hand in een boerderij-achtig huis waar bijvoorbeeld haver opgeslagen lag, maar katten zijn hoogst zeldzaam in overheids- en rechterlijke archieven. Zo kom je ze vrijwel nooit tegen op boedelinventarissen. Waarschijnlijk komt dat doordat ze geen economische waarde vertegenwoordigden. Schaarste aan katten viel vrij eenvoudig op te lossen, en anders dan landbouwhuisdieren konden ze maar zo uit eigen beweging verdwijnen, waarbij hun eventuele affectieve waarde niet te ramen viel.

De passages over de pastoriekat leveren daarom hooguit een glimlach op. Ik zie er een predikant bij, die in zijn studeerkamer bovenin de pastorie bezig is met het voorbereiden van een preek, terwijl er een kat opgerold op zijn schoot ligt te snorren. Een tevreden man, die dominee.

Bron: Groninger Archieven, Toegang 136 (Hoge Justitiekamer) inv.nrs. 2170 en 1976 (procesbundel en vonnis Grietje Lammerts te Leegkerk, wegens brandstichting).

Dit stukje was vorig jaar mijn bijdrage aan Het Grote Groninger Poezenboek van Martin Hillenga, dat nog steeds voor een schappelijke cadeautjesprijs te koop is bij boekhandel Godert Walter.


Poes in doos

Vanuit haar geheime schuilplaats voert Mimi onverhoeds een aanval uit op de weerloze draagriem van mijn camera:

Hetgeen noopt tot het hogerop en buiten haar bereik hangen van de belaagde draagriem:

Het gepoeste houdt het zodoende al gauw voor gezien:

Wie avonturen beleeft, kan verhalen vertellen:


Tientallen zilverreigers in het Zuiderland

Eergister gezien bij de Zuiderweg tussen Enumatil en Zuidhorn. Vorig jaar viel er bijna op de dag af ook al een groep, maar dan veel minder groot, te zien op hetzelfde land, bij dezelfde sloten en koeien, in de buurt van Pabema. Omdat ze toen vlakbij de koeien bleven, noemde ik het graasbegeleiding. Nu denk ik dat het ze niet om de strontvliegen ging, want de meeste bleven bij en in de sloten, en sommige vingen ook visjes en ander watergrut:

De eerste groep die ik zag, komend van Enumatil – bestond uit negen stuks:

Een eindje verderop, met op de achtergrond links de spoorbrug aan de andere kan van Zuidhorn:

Nog wat verder, bij de koeien: twintig stuks:

Ingezoomd – aan de rand mengden zich ook wat blauwe reigers tussen de witte:

Uitgezoomd – 23 stuks en in de verte richting de toren van Zuidhorn nog een paar:

Tel kwijt, in elk geval tientallen:

Deze heeft iets te pakken (ik zag er ook een in zo’n groep met een plattige, vrij grote vis):

Het leek wel een vakantie-uitje:


Een snoek minder in het Hoendiep

Bij de brug van de suikerfabriek hadden twee Duits sprekenden vanmiddag net een snoek uit het Hoendiep gehaald, toen ik langs kwam fietsen. Er zat nog wel wat leven in het beest, en het onthaken kostte enige moeite. Een andere passant merkte op dat hij vorige week zo’n snoek had gevangen bij de Kindverlatenbrug. Het kon dezelfde wel zijn, volgens hem. Zo niet dan zit er kennelijk veel snoek in het Hoendiep. Volgens hem moest je ze niet meteen weer terug zetten, want dan zonken ze meteen naar de bodem, vooral bij warm weer. Ook moest je ze beetpakken bij de kieuwen (zoals op de foto’s). Ik hoop het te onthouden voor het onwaarschijnlijke geval dat ik ooit nog eens een snoek mocht vangen.


Reiger haat losse eindjes

Bij het Hegepad tussen de Peizerweg en Hoogkerk door het land was een jonge reiger doende met het ontmantelen van een baal hooi. Dat viel tegen. Het schoot maar niet op: