Romeinse restanten in Gieten
Geplaatst op: 29 november 2024 Hoort bij: Drenthe vrogger, Geschiedenis 14 reactiesOp het bericht dat er in Gieten sporen uit de Romeinse era waren gevonden, dacht ik vanochtend eerst dat ik er wel heen zou fietsen, maar dat is toch al gauw zo’n 30 kilometen en dat vond ik weer wat ver om te doen.. Een tweetje bood echter soelaas: Harm van de Dong wilde het ook wel bekijken, en zo had ik een lift. Bedankt Harm!
De opgraving was aan de Asserstraat in Gieten. Achter een nauwelijks monumentaal te noemen boerderij lag een binnenterreintje, met daarachter een veel ruimer perceel, gezamenlijk bestemd voor een Gieten verdichtend woningbouwplan. Het archeologisch onderzoeksbureau De Steenproef uit Zuidhorn had hier eerder al explorerend onderzoek gedaan; het achterliggende grote veld leverde weinig tot niets nieuws op, het kleinere binnenterrein bleek echter vergeven van aardewerkscherven uit het begin van onze jaartelling. Of er toen al Romeinen in Drenthe verdwaald waren, weet ik niet, en de lokale helden Ellert en Brammert zouden er wellicht precies hetzelfde mee hebben gedaan wat elders Asterix en Obelix deden. Het aardewerk was dus ook niet rechtstreeks romeins – de terra sigillata en de terra nigra ontbraken hier – maar het aardewerk was afkomstig van een lokaal levende, draaischijfloze stam, collega’s van toenmalige Bataven , Kaninefaten, Chauken en Friezen.

Het aardewerk zag er sober en allesbehlalve spectaculair uit. Het droeg geen versieringen, zelfs geen streepjes, zoals het angelsaksiche spul van een paar eeuwen later, waar op de een of andere manier nog wel van te genieten valt.
Documentatie van de opgraving in de werkput:

Het opgravingvlak op her binnenterrein dichtbij de boerderij:

In het gele zand van de ondergrond tekenden zich donkere ronde vlekken af. Ooit laagtes waaarin zich hemelwater ophoopte en/of mensen rotzooi en mest stortten. Volgens de archeoloog die een en ander toelichtte, Roeline Rap van De Steekproef, ging het om ‘putten’, vooral uit een later periode. Aan de rand was zo’n put ondiep, maar als je naar het midden liep, kon je wel drie meter wegzinken.

Tekening van een niveautje dieper. NB: dierlijk materiaal was niet aangertroffen, eveneens ontbraken spullen van metaal.

Het inmiddels veiliggestelde aardewerk lag in het achterhuis van de boerderij, die merkwaardig genoeg geen naam droeg.

Pas het allemaal maar eens aan elkaar:

Scherven brengen geluk als ze goed bij elkaar passen:

Grondvlak van een kookpot die lang in het vuur heeft gehangen:

Deels geglazuurd stukje aardewerk uit een veel latere, vroeg-moderne periode (16e-17e eeuw). Dit werd op voorhand niet zo verwacht, maar het lag er dus wel, en dat in tot tevredenheid stemmende hoeveelheden.

Een oorlogslied voor het Leger aan de Rijn
Geplaatst op: 9 juni 2024 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactieSoms ontdek je een historisch schilderij dat je nooit eerder zag, maar dat desalniettemin prachtig is als tijdsbeeld.

Op het eerste gezicht lijkt het Frans-revolutionair, en dat is het ook, maar er zit een dubbele bodem in.
Het schilderij hangt in het Museum van Straatsburg, en ene Isidore Pils, een stadsgenoot, maakte het in 1849, terwijl het voorstelt Rouget de Lisle – in 1792 de tekstdichter en componist van de Marseillaise – die dit in Straatsburg geconcipieerde patriottenlied voor het eerst vol pathos voorzingt in een vaderlandslievend burgergezelschap te Straatsburg. Er zat namelijk net een oorlog met Oostenrijk aan te komen. Rouget was officier in het Franse leger aan de Rijn, waarvoor hij zijn lied – vanaf 1795 het Frans volkslied, dat meermalen verboden is geweest – het eerst bestemd had.
Rouget staat uiteraard centraal in de voorstelling. Hij wordt links gaccompagneerd door twee lieftallige deernen, waarvan de een de piano bedient en de ander gedienstig haar muziekbladen omslaat. Links van de pianiste liggen ook nog wat (muziek?)boeken. Ze is duidelijk niet van de straat en voorlopig beschikt Rouget nog wel over wat repertoire. Al moet hij in zijn opgekrikte heldenpose oppassen waar hij zijn stevels neerzet. Het kreukende, bobbelige tapijt gedoogt geen al te revolutionaire strapatzen.
Naast Rouget vormt zijn publiek het onderwerp. De dames kijken de held zonder mankeren naar zijn ogen. Dat hoort zo bij helden. Het zijn fans. Dat vormen mogelijk ook de revolutionairen in het gezelschap, die op de achtergrond wat schwärmerisch uit hun ogen kijken. Anders is het met de persoon die naast Rouget centraal in in de voorstelling uitstekend belicht op zijn mooiste zetel prijkt. Dit zal de burgemeester van Straatsburg zijn. Hij kijkt weliswaar belangstellend op naar Rouget, maar deelt minder diens enthousiasme, het is eerder met een gereserveerde nieuwsgierigheid waarmee hij de man aanschouwt. Hij lijkt qua houding zelfs wat afwerend.
De dubbele bodem in het doek bestaat nu in de tijdsdimensie en het naast en tegenover elkaar zetten van de revolutionaire patriot van 1792 en de bedaagde pruikmans van 1849. Rouget vertegenwoordigt de Franse revolutie, de eerste en gloednieuwe, die in de schildersogen oud en bedaagd is geworden en de allemaal al eens meegemaakt heeft. Straks zal de oudere man opstaan en proberen met waarschuwende woorden het oplaaiende begeestering te temperen. Hij zal zich voorzichtig en zeker niet provocerend uiten, want anders ligt je afgehakte hoofd, van onderen nog uitdruipend, maar zo in een wilgetenen mandje.
Westerwoldse landschappen bij het Museum Oude Wolden
Geplaatst op: 20 mei 2024 Hoort bij: Geschiedenis, Kunsten 1 reactieHet Museum Oude Wolden in het ook dit voorjaar weer prachtige Bellingwolde richt zich onder de noemer ‘Ons laand‘ momenteel op oudere en nieuwere landschapskunst. Dat gebeurt allereerst in een lint door het hele museum heen met werk van allerlei (amateur)kunstenaars die reageerden op een oproep. Veelal richtten die zich op de natuur in hun omgeving, maar ook dorpsgezichten en nog beperktere omgevingen komen in dat lint aan bod:

Omdat het vierkante formaat blijkbaar voorgeschreven werd, bekroop me bij de bezichtiging het idee dat de afbeeldingen zich uitstekend zouden kunnen lenen voor een Memory-spel. Bij sommige stemmige afbeeldingen rook je als het ware een venige lucht:

De wat meer bekende, professionele schilders kregen gelukkig meer de ruimte. Zoals Geert Schreuders, mij vooral bekend van historische voorstellingen, met dit rationele agrarische landschap en diens genuanceerde tinten van bluiend eerappellaand:

Een ontdekking, voor mij althans, vormde het werk van Johan Hemkes (1894-1988). Hij was werkzaam als tekenleraar in Ter Apel en legde de wijde omgeving daarvan vast in honderden etsen. Met steun van het Hesse Fonds en de provincie Grooningen zijn deze gedigitaliseerd en – als de belanghebbenden daar toestemming voor geven – verschijnen deze straks allemaal online:

Westerwoldse turfschuur of vervallen hut, 1940:

In het veen, 1928: enkele veenarbeiders steken met hun petten boven de afgraving uit, evenals een jacobsladder die de kluiten naar een malerij op stoomkracht vervoert, die ze tot hoog-calorische baggels voor huisbrand plat:

In een afzonderlijk kabinet hangt het werk van Ploeg-kunstenaars, zoals deze veenarbeiders van Johan Dijkstra. Uit hun put met hoogveen is de bovenste laag (bonkveen) al verwijderd – die gaat straks weer door het onderliggende zand dat ermee tot dalgrond verwerkt word. Naar onderen toe wordt de turf steeds donkerder en beter voor huisbrand:

Of die veenarbeiders net als hun collega’s op de klei, ook aan éénschaftsarbeid deden, weet ik niet, maar misschien hadden ze bij hun woning ook wel zo’n grote moestuin, waarop ze dan vooral ’s middags werkten. Van Johan Dijkstra is dit kleurige doek van het huis bij de Rhederbrug (oostkant Bellingwolde), bewoond door de landarbeider of dagloner Geert Sandjer:

Een glimp van de Aduarder abdij
Geplaatst op: 14 april 2024 Hoort bij: Geschiedenis, Uncategorized Een reactie plaatsenBij de Aduarder Voorwerk, een buurtschap van later vier boerderijen, ontstaan uit een kloosteruithof van de middeleeuwse abdij Aduard, zijn in een pas gegraven kabelsleuf in een wegberm ten noorden van het Van Starkenborghkanaal, recent opnieuw bakstenen tevoorschijn gekomen, die waarschijnlijk afkomstig zijn van een tweetal schuren of grangiae, waarin de lekenbroeders van en voor het klooster graan opsloegen en levende have stalden. De schuren stonden naast en in het verlengde van elkaar.

Naast kloostermoppen van de oudste soort, gebakken in de dertiende eeuw, zijn trapeziumvormige en ronde bakstenen (‘kraalstenen’) gevonden die deel uitmaakten van een raamomlijsting in romanogotische stijl (tevens de stijl van vele Groninger kerken uit deze periode). Beide schuren waren ongeveer 48 meter lang en waren dus tamelijk fors. Achter de schuren lag een gegraven waterloop. Bij het graven van het Van Starkenborghkanaal, ca 1931-1935 is een groot deel van de fundamenten uit deze periode helaas verdwenen, maar de uitgemeten restanten geven nog wel een voldoende goede indruk van hun formaat..
Eerder werden in de onmiddellijke nabijheid ook al trapeziumvormige bakstenen blootgelegd, die aan elkaar gelegd rondliepen, en zodoende een éénsteenslaag van een forse waterput vormden. Waarschijnlijk stond deze in een van beide schuren om het vee van water te kunnen voorzien. Of dit drinkwater van buiten uit de waterloop kwam, is onbekend.

Met dank aan Klaasjan Staal en Jacob Loer voor de explicatie van de gevonden restanten.
Massamoord herdacht met hapje en drankje
Geplaatst op: 11 april 2024 Hoort bij: Geschiedenis 2 reacties“Bar TwentySeven biedt de mogelijkheid om tijdens de Nationale Herdenking het bijzondere en memorabele moment van dichtbij mee te maken”, luidde de aankondiging. “Geen gedrang tussen alle menigte buiten, maar beleef vanuit onze bar het uitzicht op de Dam en het Koninklijk Paleis onder het genot van heerlijke drankjes en hapjes.”
Mooie reclame voor je zaak, jongens. What’s next? Geheel verzorgd dagje uit in Dachau? Onbeperkt bunkeren in Bergen-Belsen? Nassen zoveel als u maar wilt in Natzweiler?
Paar jaar geleden was er ook een theatergezelschap dat dacht dat zoiets wel een fijn idee was. Verdedigden dat ook nog. Heb de indruk dat dit soort totaal toondove types toeneemt. Van mij mag zo’n zaak heel veel bezoek krijgen. Wel zes miljoen, als het kan.
Zal maar geen plaatje van totaal uitgehongerde kz-muzelmannen met honger-oedeem tonen. Hou het beperkt met deze prent van de Groninger graficus Gerrit Zevenberg:

De Beckson buskaartjesautomaat
Geplaatst op: 31 maart 2024 Hoort bij: Geschiedenis 8 reactiesElf jaar geleden had ik hier een logje over een buskaartje uit een Beckson-kaartjesautomaat, zoals die begin jaren 70 nog bij tal van streekvervoerders in gebruik was. Jos Kuntzel, die zich dat waarschijnlijk herinnerde, stuurde me een linkje op naar een video over de geschiedenis en – beknopt – de werking van het apparaat:
Volgens de video was een Christopher Becker, geboren in 1805, de uitvinder van het geval. Vlak voor hij meerderjarig zou worden, in 1829, begon hij in Groningen een fabriekje voor precisie weegschalen, en ook ook op optisch gebied heeft hij een en ander ondernomen. Helaas is deze Christopher Becker noch in Alle Groningers, noch in WieWasWie, en dus ook niet in de burgerlijke stand terug te vinden. Afgezien van deze biografische lacune en in technisch opzicht lijkt me de video wel betrouwbaar.
Toch aardig om zo’n Beckson nog eens terug te zien, na zoveel jaar.
Bedankt voor de tip, Jos!
Een uurtje in Zwolle
Geplaatst op: 14 februari 2024 Hoort bij: Geschiedenis 1 reactieIn het archief in Zwolle bleken ze wat stukken te hebben van Gerrit Dikkers, de grote voorganger bij het orangistisch oproer in Scheemda/Midwolda van begin 1785. Dus daar maar eens heen. Op de studiezaal was ik snel klaar met de archivalia, daarna nog een beetje in het ermee verbonden stadsmuseum Anno en buiten in de binnenstad rondgekeken.
Jacobakannetjes;

Archiefkist:

Bewaakt door jonkvrouw:

Nog meer middeleeuws kistenmakerswerk:

Koekplank met soldaat, die op wacht staat met een geweer, een patroontas en een sabeltje. Ook houtworm is verzot op koek:,

Weer op straat – fragment van een middeleeuwse gevel waarvan ik me afvraag hoe authentiek die is:

Gevelsteen van een Koning David met harp; het tokkelen maakt hem zo zwaarmoedig dat hij zijn kroon maar even heeft afgedaan en op de poef heeft neergelegd:

Drie of vier oude reclames over elkaar heen – van een schoenmaker, een rijwielhersteller (2x) en nog een onbekende onderneming:

Gevelsteen ’s Levens Rad op eeuwenoud wijnhuis:

Sjoel – de tekst: “Die zal Ik ook brengen tot Mijn heiligen berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken.”

Na wat dwalen uitgekomen bij de Sassenpoort:

Die zich in staat van verdediging bevond:

Meedenertil ligt er even uit
Geplaatst op: 11 februari 2024 Hoort bij: Geschiedenis, Westerkwartier Een reactie plaatsenKwam gistermiddag langs de Feerwerdermeeden en daar bleek de Meedenertil eruit te liggen (fietsers kunnen erlangs via een noodverband). Waterschap Noorderzijlvest is bezig met een opknapbeurt, die medio maart afgerond moet zijn:

Heel vroeger was deze til er een van het model piepke (pijpje). Hij schijnt ook nog te fungeren als stuw of zo, vandaar dat ze onder ’t Noorderzijlvest valt en niet onder de provincie of een gemeente:

Op een zeker moment is dat nostalgische tiltje vervangen door een enorme betonnen plaat met onderbouw, opdat bijvoorbeeld hedendaagse vracht- en melkwagens er overheen kunnen::

Maar bij een check door duikers, het afgelopen najaar, bleken er nog oorspronkelijk muurwerk en ijzerwaren onder te zitten:

Met dank aan Klaasjan Staal voor de foto’s (met uitzondering van de eerste).
Bie ol scheerboas ien Tolbert
Geplaatst op: 19 november 2023 Hoort bij: Geschiedenis, Hoogkerk, Westerkwartier 6 reacties
Op de zolder van museumboerderij Cazemier annex Oudheidkamer Fredewalda in Tolbert staat een fors ‘kappersmeubel’, dat in de vorige eeuw dienst heeft gedaan in opeenvolgende Tolberter kapperszaken. Oorspronkelijk was het van een familie Boersma, die viavia van Vierverlaten bij Hoogkerk kwam waar ze het stationskoffiehuis uitbaatte, een établissement dat op zijn inventarris in 1927 nog steeds een kappersstoel had staan. De neringen van kapper en tapper gingen destijds niet alleen daar samen. Ook in Tolbert bleken het niches.
Het kappersmeubel zal van ongeveer 1900 dateren:

Bij die vierkante laadjes vroeg ik me af wat erin heeft gezeten; kappersblaadjes zoals in de jaren 60 De Lach? Of ‘kapotjes’ die onder de toonbank werden verkocht?
Heuker was zowel dames-als herenkapper. Bijbehoren zoals deze – iets waarmee je droogkappen aanstuurt, dunkt me:

Scheerbekken:

Onderdeel van droogkap:

Het kappersmeubel van opzij. Vooraan ligt een föhn? Het ding boezemde sommige kinderen nogal vrees in.:

Haarsnijmachinetje of tondeuse op handkracht van een degelijk Duits merk uit de befaamde messenstad Solingen:

Het briefje dat kapper Heuker ophing als zijn aanwezigheid even buiten de zaak gewenst was:

Het kappersmeubel van Heuker en zijn voorgangers vormde gisteren de aanleiding voor een goed bezochte donateursmiddag van Fredewalda. Deze lokaal-historische stichting had onder de titel ‘Bie de scheerboas’ een soort van bonte avond in elkaar gezet, met een historische, deels autobiografische lezing over ontwikkelingen in het kappersvak, lokale zangeressen, een schetsje van Max Douwes uit de RONO-serie Mans Tierelier en zien dwaellicht deur Drenthe, en een tweedelige film van Tjerk Bekius over het Tolberter kapperswezen. Tot besluit van dit programma zongen de ruim honderd aanwezigen staande enige coupletten van het Tolberter volkslied.
Na de Boersma’s was het kappersmeubel dus het eigendom van kapper Gerrit Heuker. Hij kwam in 1943 als jongmaatje/kappersbediende in de zaak van Boersma en leerde daar het vak, om midden jaren 50 als theoretisch en practisch volleerd grootknecht de zaak over te nemen. Meermalen verhuisde Heuker binnen Tolbert, om uiteindelijk tegenover de hervormde kerk terecht te komen. Toen hij er in 1993 mee ophield, had hij geen bedrijfsopvolger en dreigde het kappersmeubel verloren te gaan, maar kwam het via dorpsgenoten bij Fredewalda terecht. Als ik het goed begrijp was zelfs het eerste object in haar collectie.
Vroeger lieten arbeiders zich twee keer per week scheren, leerde ik uit de lezing. De openingstijden van de kapsalon waren tegen het weekend wat ruimer dan nu, begreep ik ook. Formeel was Heuker nog tot 9 uur op zaterdagavond open. Dan ging de deur op slot, maar de mannen die dan al binnen waren, konden zich nog tot ver na die sluitingstijd laten scheren. Als allerlaatste kwam dan de dominee aan de beurt, die er zondagochtend bij de preek immers piekfijn uit moest zien.
In Tolbert waren er voor en in de oorlog zeker drie kapperszaken: namelijk die van de families Hovinga, Wagenaar en Boersma. Drie kappers op een bevolking van ruim 3000 zielen, dat lijkt veel (1 kapper op ruim 1000 inwoners) en in dit verband vroeg ik mij af, of de verzuiling ook nog een rol speelde. Bediende elke kapper misschien de eigen zuil – hervormd, gereformeerd of vrijgemaakt? En kon je aan de kapsels dan de gezindheid zien? Helaas bleven die vragen onbeantwoord.
In elk geval mocht bij Heuker niet over geloof of politiek gesproken worden, onderwerpen die immers ook bij uitstek geschikt zijn om twist en tweedracht te veroorzaken. Verder was het de bedoeling dat de meer persoonlijke zaken niet buiten de salon kwamen en sub rosa bleven. De kinderen van de kapper kregen dit ook al vroeg ingeprent.
Rijk dorp, arm dorp in het Westerkwartier
Geplaatst op: 1 november 2023 Hoort bij: Geschiedenis, Westerkwartier Een reactie plaatsenBij toeval stuitte ik op een lijst van kerspelen in het Westerkwartier, met de bedragen die deze in 1808 dienden te leveren bij een landelijke “repartitie” van 3 miljoen gulden.

Hoe deze bedragen tot stand kwamen, is me onbekend. Waarschijnlijk ging het – zoals meestal in de Napoleontische era – top-down en is er landelijk eerst een bedrag per departement bepaald, waarna men binnen het departement een verdeling over de landschappen en hun kerspelen opstelde. Er zal veel over geredekaveld zijn in achterafkamertjes. Bestuurders die onder het Ancien Régime al ervaring opdeden met vergelijkbare fiscale verdelingsvraagstukken (“quotisaties”) zullen hun invloed hebben doen gelden.
De sommen die ze voor het Westerkwartier per kerspel bepaalden, heb ik gerangschikt van laag naar hoog en vervolgens gedeeld op het aantal inwoners naar de volkstelling van 1795, om aan een gemiddeld bedrag per kerspelbewoner te komen. :
| Som in repartitie 1808 | Kerspel | Inwoners Vt 1795 | Gemiddeld/inwoner |
| 150 | Opende | 191 | 0,79 |
| 175 | Nuis | 192 | 0,91 |
| 175 | Noordwijk + Lucasw. | 216 | 0,81 |
| 200 | Sebaldeburen | 219 | 0,91 |
| 200 | Oostum | 63 | 3,17 |
| 200 | Lagemeeden | 101 | 1,98 |
| 225 | Lettelbert | 182 | 1,23 |
| 250 | Oostwold | 106 | 2,36 |
| 250 | Leek | 1070 | 0,23 |
| 250 | Niebert | 241 | 1,04 |
| 250 | Faan | 72 | 3,52 |
| 275 | Marum | 351 | 0,78 |
| 300 | Niekerk | 273 | 1,10 |
| 300 | Dorkwerd | 119 | 2,52 |
| 300 | Aduard | 360 | 0.83 |
| 325 | Niezijl | 325 | 1,00 |
| 350 | Saaksum | 148 | 2,36 |
| 350 | Oldekerk | 269 | 1,30 |
| 350 | Leegkerk | 203 | 1,72 |
| 450 | Wierum | 183 | 2,46 |
| 425 | Feerwerd | 231 | 1,84 |
| 425 | Grootegast | 582 | 0,90 |
| 450 | Fransum | 127 | 3,54 |
| 450 | Tolbert | 476 | 0,95 |
| 475 | Midwolde | 217 | 2,19 |
| 550 | Garnwerd | 443 | 1.24 |
| 550 | Doezum | 436 | 1,26 |
| 700 | Lutjegast | 396 | 1,77 |
| 750 | Hoogkerk | 290 | 2,59 |
| 800 | Hogemeeden | 195 | 4,10 |
| 900 | Ezinge | 416 | 2,16 |
| 900 | Den Ham | 237 | 3,80 |
| 1000 | Visvliet + Pieterzijl | 501 | 2,00 |
| 1050 | Zuidhorn | 585 | 1,79 |
| 1100 | Noordhorn | 550 | 2,00 |
| 1200 | Niehove | 519 | 2,31 |
| 1800 | Oldehove | 587 | 3,07 |
| 2500 | Grijpskerk + 3 Waarden | 660 | 3,79 |
De belastingdruk bij deze repartitie liep dus nogal uiteen van kerspel tot kerspel. De laagste sommen beurde het Koninkrijk van de kerspelen in het zuidelijk Westerkwartier nabij de grens met Friesland: Opende, Nuis, Noordwijk en Lucaswolde en Sebaldeburen. De hoogste sommen kwamen van Grijpskerk, Oldehove en Niehove. De gemiddelden per inwoner in de laatste kolom, vielen eenvoudig te klasseren:
- laag: minder dan een gulden.
- middelmatig: van één tot drie gulden
- hoog: drie gulden of meer.
De middelmatige bijdragen buiten beschouwing latend, heb ik de kerspelen met lage gemiddelden op het volgende kaartje groen gemerkt en de relatief rijke goudgeel:

De kerspelen met lage gemiddelde bijdragen, zaten op één na allemaal in het zuidelijke Westerkwartier (“onder het Hoendiep”): zand en veen, met gemengde bedrijven van relatief kleine boeren en nog vrij veel woeste grond. De hoge gemiddelde bijdragen per inwoner kwamen van de klei, waar de boerderijen in doorsnee wat groter waren en de boeren een stuk rijker.
Ommetje ’t Rieuw, Nuis
Geplaatst op: 25 september 2023 Hoort bij: Geschiedenis, Westerkwartier 5 reactiesQua voorgevel fraaie schuur aan de Kruiskamp, Roderwolde. Oorspronkelijk zal het een overhang voor materieel geweest zijn, met een open voorkant, zodat de machines droog konden staan, maar meer ook niet. Omdat dat blijkbaar niet beviel, is de voorkant vervolgens met een lappendeken aan hout dichtgezet. De deuren lopen in formaat op: links een toegang voor personen, midden een portaal met een provisorisch bovenlicht voor bijvoorbeeld personenauto’s en/of de mestkar, en rechts deels afwijkend gekleurde wagendeuren waar het hooi doorheen kon. Aangezien het dak en de zijgevels voornamelijk uit golfplaten van asbest bestaan, zal de schuur zijn langste tijd hebben gehad:

Carolieweg, tussen Leek en Niebert – pompoenenuitstalling. Ze waren € 6,50 per stuk:

Grouwweg achterop Nuis – varkenskraal. De mangalitza’s en tamworth zwijnen helpen hier bij het onderhoud van het bosperceel:

Museum ’t Rieuw, Nuis: klienbak voor het aanstampen en onderverdelen van baggelturf of baggelaar:

Accordeon mist twee bassen:

Arreslee van het type sjeesar, oorspronkelijk uit Marum, heeft als boegbeeld een wezen dat half paard en half zeemeermin is:

Bovenstuk van een rosmolen voor een karn of grutterij:

Een vaag plaatje moet duidelijk maken hoe het eeuwig rondjes draaiende paard de molen gaande moest houden (zie ook het zesde plaatje hier, voor een voorbeeld uit Marum):

Deel van een belgereide voor een paard dat een arreslee trekt:

Waaier of sorteermachine voor graan – laatst lag er zo’n ding bij de molenstomp aan de Munnekevaart bij Oostwold:

Geen europacup, maar een machine voor het branden van koffie, afkomstig uit een horecazaak:

TBC-verklaring van de veeartsenijkundige dienst:

Messing melkbus van de eerste generatie:

In de timmerwerkplaats: heiblok voor het inslaan van erfafscheidings en funderingspalen:

Assortiment booromslagen:

Houtdraaibank – vraag me af of een dorpstimmerman daar nou zoveel mee deed:

Rechts: houten gereedschap voor het aftekenen van maten. Hoewel ik er ook een heb (van mijn grootvader) weet ik helaas de naam niet (21-10-2014. Inmiddels wel: kruishout):

Buiten: kleine Gascoigne melkmachine:

Groepje acrobaten:

(Witrik?) stier bij het Wilgepad, Boerakker:

Lijsterbesbessen bij de Dijkweg voorbij Bakkerom:

Stoppelveld, gezien vanaf het Hoge Voetpad bij Niekerk:

En detail:

Bij terugkeer in Hoogkerk viel goed te ruiken dat de suikerbietencampagne weer begonnen was. Er stond alvast een hele batterij tankwagens klaar voor de suiker en melasse:

Arbeidershuisje Verhildersum is eigenlijk nog te luxe
Geplaatst op: 18 augustus 2023 Hoort bij: Geschiedenis, Ommelanden 11 reactiesDe laatste keer dat ik Verhildersum bezocht, de borg bij Leens, sloeg ik om een onnaspeurlijke reden het bijbehorende arbeidershuisje over. Terwijl daar normaal nog wel mijn affiniteit ligt en minder bij de onderkomens van jonkers en boeren.
Voor een arbeidershuisje oogt het pand vrij groot en hoog. Het heeft ook vrij veel kamers (en dan heb ik de zolder nog niet eens gezien). Arbeiders woonden meest in eenkamerwoningen (1 kamer met portaaltje ahter de toegangsdeur).
Je komt hier in Leens het huisje van achter binnen via de bijkeuken met zijn plunderij zoals wastobbe en -ketel, wringer, petroleumstel en divers landarbeidersgereedschap:

Tobbe, wringer en wasbord:

Fraai beletterde emmer met de meest urgente victualiënvoorraad:

Het huisje zou ingericht zou zijn naar de situatie van rond 1900, maar die typografie is van minstens twee decennia later. In de gang hangt bovendien een curieuze oorkonde, die de gezeten boerenclub ‘Groninger Maatschappij van Landbouw’ vanaf 1948 uitloofde voor de allerlaatste hondstrouwe boerenarbeiders:

Getuige de woonkeuken van het arbeidershuisje op het Verhildersum-landgoed was er plaats voor meerdere huishoudens:

De ene tafel, met een strijkbout in de vensterbank erachter:

En de andere tafel. De pot schaft pap (zoepmbrij) en hardgekookte eieren:

Slaapgelegenheid – bedstee; scheergerei en lampetkan staat op het tafeltje:

De mooie, zondaagse kamer, waar een andere beddestee in zit. Naar mijn mening zijn hier veel teveel spullen verzameld en was een doorsnee landarbeidersinboedel heel wat soberder. Schilderijen aan de wand, of zo’n vitrinekastje voor theegoed zal je niet veel in dergelijke huishoudens hebben kunnen aantreffen (ik twijfel ook over het zwilkje). Rond 1900 hadden pendules ook meestal een rechtopstaand model – ht exemplaar op de schoorsteenmantel lijkt me uit het Interbellum (art déco). De mooie stoel in de hoek bij het raam rechts lijkt van Pander of Neerlandia uit Groningen:

In het speelhoekje op de vloer een legpuzzel en platen van Rie Cramer, die ook niet in de eerste decennia na 1900 actief zal zijn geweest:

Buiten de deur pralen geraniums in de zon:

Aan de buitenmuur van de bijkeuken hangt een ouderwets wasrek, zoals mijn moeder er ook nog een had (maar vrijwel nooit gebruikte). Achter het huis zie je bovendien een put (die bij arbeidershuizen nogal eens mandelig em dus voor gezamenlijk gebruik was):

Tiny houses bij ’t Speelgoedmuseum
Geplaatst op: 12 augustus 2023 Hoort bij: Drenthe, Geschiedenis 3 reactiesDeed woensdag een rondje Roden en wipte even binnen bij het Speelgoedmuseum. Er was een tentoonstelling over Tiny Houses en godzijdank viel de veelgeplugde Barbie er nauwelijks te bekennen:

Het dichtst bij haar wereld kwam nog de poppenflat:

Interieur uit het Fin de Siècle met vermogende bourgeois – een suikertante en haar mantelzorgende lievelingsnichtje:

De dames hebben net Mens-erger-je-niet zitten spelen en beginnen nu aan hun thee met taartjes:

De grootste ergernis van de kamer was waarschijnlijk de papegaai, die tante steeds luidkeels imiteerde, hoogst irritant inderdaad:

Elders dit zitje met boter, abrikozen en suikerklontjes. Men merke op dat de zitting van de linkerstoel nogal bevuild is – de eigenares was nogal incontinent:

Een zit-slaapkamer zoals Van Gogh die ook wel geschilderd heeft. Gelieve niet met het verkeerde been uit bed te stappen, want dan kunt u, als u er niet pardoes instapt, over de nachtspiegel komen te vallen.
Op het met marmer afgedekte dressoir rechts een lampetkan met schaal, waaruit men zich placht te wassen:

Het thema van tiny houses was doorgetrokken naar kleine winkelinterieurs. Kruidenier met meelwaren, kaas, wijn en conserven (begin twintigste eeuw):

Iets ouder kruidenierswinkeltje, eveneens Duits:

Stoffen- of manufacturenzaak:

Fraai kruidenierswinkeltje in de Bruynzeelvormgeving van begin jaren 1960, toen de oude kruidenier alom werd verdrongen door de supermarkt, zodat die vormgeving – buiten de keukens om – niet echt veel zal zijn toegepast:

In de vaste opstelling nog dit topstuk, een takelwagen van hout. Als kind vond ik hier niets aan – de wielen hebben geen assen, en konden dus niet bewegen; je kon zo’n ding alleen over vloer of tafel schuiven en takelen kon je er ook niet mee. Nu kijk je naar de fantastische, bijna constructivistische vormgeving – de cabine maakt een hoek zoals ook DAF-vrachtwagens die hadden – en om die reden zou je het subiet in een vitrine zetten:

Paal en perk aan prijsopdrijving brandnetels
Geplaatst op: 5 juli 2023 Hoort bij: Dieren, Geschiedenis, Het Noorden 5 reactiesHet dagboek of memoriaal van de landbouwer Klaas Nienhuis uit Siddeburen bevat op 17 juni 1942 de notitie dat er maximum-prijzen voor brandnetels zijn vastgesteld. Klaas zal het bericht wellicht via de radio hebben gehoord, maar de volgende dag bevatte de krant inderdaad een overeenkomstig bericht:

Zoals bekend zijn vooral jonge brandnetels een prima groente voor mensen, hoewel koken ook een eind maakt aan de jeukende en brandende eigenschappen van volwassen exemplaren. In dit geval werd de prijsopdrijving echter in de hand gewerkt door de duurte van dierenvoer. Brandnetels bevatten nogal wat eiwit, en werden vooral gegeven aan kippen en konijnen.
Er waren destijds zelfs opkopers actief, zoals uit het berichtje blijkt. Een van de grotere, een Pieter Blom die in de Zuiderbuurt van Drachten woonde, adverteerde zelfs in het Nieuwsblad van het Noorden om voor zijn groothandel aan opkopers te komen:

Naast brandnetels bleken dus ook braamblad en kalmoes (uit sloten) gezocht. Maar het moest natuurlijk wel zuivere waar zijn, er mocht geen ander spul zoals aarde of gras meekomen:

Loonstrijd zonder frictie
Geplaatst op: 13 december 2022 Hoort bij: Geschiedenis, Uncategorized 1 reactieDe kortstondige loononderhandeling tussen een boer en diens grootknecht Harm, Midwolda ca. 1860 – dus lang voordat het socialisme doorbrak – zoals bijna zeventig jaar later verteld door de boer zijn zoon:
Elk jaar zei Harm: „Ik mos aigenliek n beetje meer verdainen”, waarop vader antwoordde: „Woarom Harm, doe bist over dartig joar, meerder worst doe nait meer!’ t Is ook zoo, zei Harm dan: „den mouten wie d’r moar weer op reken”.
Bron: G. de Jager, ‘Oldambtster Landbouwer en zijn bedrijf vóór 60 jaar en thans’, Maandblad Groningen, 1 april 1927, pag. 20-23.

Recente reacties