Eritrese kerkgangers naar Hoogkerk

Had vanochtend geen brood in huis, gister gewoon vergeten te kopen, dus vanochtend naar het station om daar bij de AH-to- go wat stoetjes te scoren. Toen ik er om een puutje voor die stoetjes vroeg keek de kassaman vreemd op van het woord puutje dat hij niet bleek te kennen; de AH is dus wel to go, maar nog niet geassimileerd in Groningen.

Bij het instappen in de bus, vlakbij huis, zaten er al allemaal Eritrese kerkgangers in, die kennelijk via de omweg langs het Transferium oftewel P+R Hoogkerk in Hoogkerk gekomen waren. De witte hoofddeksels moeten iets met hun waarschijnlijk orthodoxe viering op deze zondag te maken hebben gehad:

DE man tegenover wie ik kwam te zitten verklaarde dat het traditie was, die witte kappen, maar met het toverwoord traditie scheept men nieuwsgierige types niet af. Op mijn vraag of ik hem mocht fotograferen, gaf hij zijn toestemming; maar in één adem door vroeg hij, mogelijk bij wijze van grap om betaling voor het portret. Dat weigerde ik, maakte toch de foto en ging daar ook mee door zonder dat hij nog enig protest liet horen.

Op het station in Groningen liepen nog veel meer Eritreeërs rond, hier nu ook veel vrouwen met kinderen:

Allemaal op weg naar Hoogkerk, maar via verschillende routes. Vreemd genoeg kozen de meesten voor perron E met buslijn 3 of 4 (Peize/Roden via P+R Hoogkerk) en slechts enkelen voor perron F met lijn 8 (dorpskern Hoogkerk) die ze veel dichter bij hun kerk aan het Hoendiep zou brengen en ze een flink eind lopen zou schelen. Probeerde dit enkele anglofone meisjes nog duidelijk te maken, maar tevergeefs, lijn 3 en 4 lijken al ingesleten bij het Eritrese kerkvolk..

Op mijn eigen lijn 8 naar Hoogkerk dorp stappend, zag ik de bekoorlijkste wezens voorbijkomen. Brieflezeressen à la Vermeer heb je helaas niet meer, internationaal zijn ze nu verdiept in digitale lectuur. Zoals dit meisje aan de overkant van het gangpad. Had haar bijna nog getracteerd op Foammies; de glutenvrije zachte snoepjes met frambozensmaak uit de AH-to-Go. Laat dat natuurlijk na wegens gevaar op misverstanden en krijg later weer spijt van het laten versloffen van dit nobele, volkomen eerzaam bedoelde voornemen. Aan de andere kant moet je zo’n gewijde concentratie toch ook niet willen storen.

Het kapje van het meisje deed me denken aan Staphorster ondermutsen. Blijkbaar een soort van universele klederdracht.


Siësta op de sofa in de bakfiets on the road

Gezien op het Hegepad – tegen zo’n helling opfietsen onder de blakende zon, roept om een welverdiende rustpauze. De parkeerplek is ietwat hachelijk bij het voorbijkomen van balsturig volk. Volgens mij is de bakfiets gehuurd op het A-kerkhof.


Avondrondje Hooge- en Lagemeeden

Het was prachtig weer gistravond voor een fietsrondje: windstil, met als enige nadeel een enorme bult muggen, vooral in Lagemeeden met zijn vochtige weilanden. Maar ik begon in Hoogemeeden. Aan de westkant van het rechte stuk van ’t Aduarderdiep, midden in polder De Kleine Eendracht ligt daar aan een lange, haakse ree van betonplaten de ‘Schippersploats’, met in de achtergevel dit gevelsteenteentje van een jong, druistig Fries paardje::

Volgens het Boerderijenboek van Aduard heeft ter plaatse (nr. 124, pag. 398-400) mogelijk eerder iets gestaan dat verband hield met het klooster Aduard. In de boerderij zit vrij veel ruimte voor paarden, volgens de auteurs omdat hier, naast een herberg, een wisselplaats voor paarden was. Ik denk dat de naam Schippersplaats, naar latere eigenaars, hier met de auteurs op de loop is gegaan. De familie Schipper bezat een herberg in Aduard en ook deze boerderij (als eigenaars, niet als beklemde meiers). Wisselplaatsen voor trekpaarden van scheepsjagers, zoals De Slingerij en de Stadsherberg bij het Hoendiep en de Vonk en het Wapen van het Oldambt aan het Winschoterdiep, bevonden zich gewoonlijk bij de kop van een trekdiep, in de onmiddellijke nabijheid van het vaarwater, en niet midden in het land, zoals hier. Wel stamt de boerderij mogelijk uit de eerste decennia van de zeventiende eeuw, denk aan het Twaalfjarig Bestand, toen er in de omgeving vrij veel nieuwbouw plaatsvond. Er zat uiteindelijk ruim 53 gras land bij. Als het Aduarderdiep überhaupt als trekdiep fungeerde, moet je de eindstations met schuren voor scheepsjagerspaarden zoeken in Aduard of Den Ham.

In de achtergevel van het plaatsje zit ook nog een gevelsteen uit 1828 met de initialen FMD – EMvdV, wat slaat op de toenmalige beklemde meiers en huis-eigenaren, het echtpaar Ewold Mennes Drewes en Alke Michiels van der Veen, dat acht jaar eerder op vrij jonge leeftijd getrouwd was:

Nog een aardig ornament op de achtergevel: de huisbel met de koe erboven:

Een indruk van de groene grasvlakte waar de betonnen ree naar het huis heenvoert:

Opslag van kabelhaspels van de firma die de hoogspanningslijnen op het land vernieuwt:

Elders in Hoogemeeden staat een boerderij die zich getuige de gevelsteentjes in de poort naar het toponiem noemt. Het paardje in de achtergevel is hier een stuk minder elegant dan dat bij de Schipperploatsje:

Het kerkje van Den Horn, daar nabij:

Toegangshek naar het kerkhof van Lagemeeden, waar die kerk in de zeventiende en achttiende eeuw nog heeft gestaan:

De gewezen huisplaats ernaast is overwoekerd met bloeiende berenklauw:

Boerderij op het westelijke uiteind van de Nutweg:

De boerderij schuin tegenover het kerkhof, waar zich op het achtererf ooit de Lagermeedster parkeerkwestie afspeelde:

Vergezicht naar het westen, waar de molen van Enumatil net niet meer zichtbaar is:

Bij de Zuidwendinger watermolen staat opeens een hok en speelobject voor (dwerg)geiten:

De eigenaar van voorheen herberg De Meelbuil op de hoek van de Zuidwending en het Hoendiep heeft zijn pand opgesierd en vervrolijkt met onder andere een roze rozenboom en klaprozen:

Op de weg terug – de suikerfabriek te Vierverlaten gezien vanaf Leegkerk:


Stille getuigen

Tegenover de Gabriël tekenden zich ter hoogte van het zebrapad bandensporen in het pas gemaaide gras af:

Het waarschuwingsbord lag dubbelgeklapt en sneu over de stoep heen:

Het bord zelf gaf ook geen jofele indruk meer, al liep de afgebeelde voetganger er nog best kwiek overheen:

De automobilist kwam uit het noorden, had de zebra op zijn eigen weghelft willen vermijden en kwam zo met enig kabaal via het bord in het gras terecht.

Op het terras van de Gabriël zaten een paar ouwe kerels. Ze hadden ook niets gezien, zeiden ze:: “Het was de jeugd hè”. De jeugd die altijd de schuld krijgt van ouwe kerels op terrassen die nooit wat hebben gezien.

Wat moet zo’n vent ook met zijn vragen. ’t Kön er wel iena van de plietsie wezen. “Kom Jan, ’t wordt fris, we goat weer noar binnen toe.” Op dat sein stapten beiden op van hun stoel en lieten de passant met zijn vragen zitten.

Nog geen minuut later arriveerde een rood wagentje van gemeentewerken die subiet het bord en de paal in zijn laadbakje met zich meenam. Toen was er geen enkele stille getuige meer. En kon niemand nog wat vertellen over de jeugd, die almaar woester tekeerging in het verkeer van Hoogkerk.


Een ondankbare taak

Ik stap vanochtend de voordeur van onze flat uit, hoor iets links voor me een geluidje, en zie dat de man van de posterplakfirma daar bij een meterkast op het trottoir bezig is om zo’n opgebrachte passe-partoutlijst open te klikken. Rechts voor onze flat-ingang blijkt hij zijn bestelauto te hebben neergezet.

Achter de open deur ontwaar ik een hele stapel reeds verwijderde hardboardplaten, beplakt met affiches die kennelijk over de uiterste verschijningsdatum heen zijn. Ik realiseer me dat hij de meterkast naast onze flat-ingang al voorzien heeft, en kijk achter me wat voor nieuwe poster daar nu weer hangt. Verdomd als het niet waar is: Serrano’s portret van Trump heeft nu ook eindelijk ons bereikt. Zij het zonder het Hitlersnorretje waarmee een Trumphater die afzichtelijke Trumpkop  vrijwel overal elders in de stad heeft opgesierd. Al is dat natuurlijk slechts een kwestie van tijd. De Trunphater mag bij mij gerust een kopje koffie komen halen als het zover is. Krijgt hij er een lekker koekje bij.

Terwijl ik nog even door de open deur in de laadruimte van de posterplakwagen rondkoekeloer, komt de posterplakpersoon, klaar met zijn klusje, naast me staan. Het blijkt een vrolijkerd.

“Mooie spullen heb je daar bij je”, evalueer ik, achter me wijzend naar de beeltenis van Trump.

“Ach ja, je moet wat hè”, zegt hij.

Ik: “Had hem bijna een trap voor zijn rotkop gegeven. Al is dat is ook wat kinderachtig hè. Maar straks zal er wel weer heel gauw zo’n snorretje op zitten.”

Hij beaamt het grijnzend, betuigt iets van adhesie, sluit de deur van zijn bestelbus en stapt weer achter het stuur, op weg naar een volgende meterkast.

Even kijken, waar had ik die viltstift nou ook alweer gelaten?


Een wandeling over het Suikerterrein

Adagium op de zuidmuur van de voormalige stad-Groninger suikerfabriek:

Cadillac Coupe de Ville uit de jaren 60 op het parkeerterrein:

Kunstwerk daar dichtbij, dat ingestort lijkt”:

Hybride logo van Broedplaats de Campagne, dat nog nieuwe leden zoekt voor haar werkplaatsen:

Jazzy schildering:

Gebreide knuffel in de zon:

Metalen octopus met waterhoofd:

Zeepaard met vinnen:

Dreadhead met ongelijke wimpers:

Peerd op wielen:

Abstract-geometrische schildering op romneyloods:

Metalen insectenoog van binnen gezien op paal:

Assortiment blikken:

Noors aandoende wimpel:

Richtingaanwijzers op roze voetstukken:

Toegangshek tot gebouw dat ‘De Pionier’ is genoemd:

Bandenmerk op laadbak voor grond of puin:

Het westelijke stuk terrein waar straks de eerste woningen zullen verrijzen is dankzij een onderliggende laag knikklei nogal; drassig, vandaar deze noodgreppel (draineren lijkt me beter dan zo’n goedkope improvisatie):

Cyclopenoog op pootjes:

Graffiti-artiest spuit selfie:


Hoogkerker bloem- en bloesempracht

Bij Bangeweer, een van de nog resterende fruitbomen:

En de andere:

Ook bij de Zuiderweg, maar dan aan de noordkant van het spoor, verzorgt een bewoner ieder voorjaar weer tot plezier van vele passanten een prachtig ‘keukenhofje’ – een van de perkjes:

Bij de Roderwolderdijk, in het Minervapark, schieten de bomen nu ook in bloei:


Ommetje Bangeweer

Wilde ik bij Bangeweer over een slootje springen, gleed ik van de wal aan de overkant af, met een kletspoot als gevolg. Had eigenlijk een wat langere wandeling in gedachten, met droge sokken.

Bij het voorterrein aan de zuidkant van de boerderij vroeg ik me af of het beleid van een jaar of vijftien geleden nog van toepassing is. En of er nog op wordt gehandhaafd. Dit mede naar aanleiding van een dikke hondenbolus bij de opgang naar het terrein van woonzorgcentrum Gabriël aan de overkant van het aangewezen hondenlosloopgebied:

De achterkant van de boerderij blijkt inmiddels dichtgetimmerd. Erg veel voortgang is er niet wat betreft het plan om haar te verbouwen tot woonappartementen:

Alleen het erf is voorlopig onder handen genomen, bijvoorbeeld door de knotwilgen langs de ree te kandelaberen:

Van de fruitboomgaard op het voorerf blijft helaas steeds minder over:


Een cadillac aan de Zuiderweg

Peddelde over de Zuiderweg, terwijl het serieus begon te regenen en ontwaarde dit kunstwerk. ’t Eerst van achter. Meer specifiek: de vinnen. Een Cadillac Deville uit 1958. En dat in een bocht op de stoep geparkeerd. Eigenaar mag blij zijn dat er midweeks zo weinig blauw langs de Zuiderweg komt.

Nog even eentje van voren:

En tot slot de algehele situatie:

Kom, ik doe er nog even een liedje bij

My baby drove up in a brand new Cadillac
She said, “Hey, come here, daddy”
I ain’t never comin’ back


Rondje Roden, Terheijl, Midwolde

Wilgenkatjes, pas uit hun schilletjes gepopt:

Een enkele al bezet door een bij of een vlieg:

Buurpraatje van paard en scharrelvarken aan de Hooiweg in Roderwolde:

Halfwas Schotse hooglanders op Terheijl. Op de achtergrond het vroegere armhuis van Roden:

Eerst stonden ze tot hun enkels in een modderpoel rond een hooidispenser (of hoe heet zo’n ding), maar stoven weg toen ik ze iets te dichtbij kwam;

Om op een afstandje een half nieuwsgierige, half dreigende houding aan te nemen:

In het plantsoentje bij de Schreiershoek in Leek zaten een paar scholeksters te fourageren. Die paarse krokussen zijn trouwens erg in de mode, dit seizoen:

Nog eentje van opzij:

Leeuw als windvaan op het kerkje van Lettelbert:

Kaalslag op wal vloeivelden suikerfabriek bij de Roderwolderdijk, Hoogkerk:

Kat die zich vlak voor mijn fiets over het fietspad uitstrekte:


Portretrecht geclaimd voor puinpad

Sinds een week of zo ligt dit fraai bepuinde pad in de zuidoosthoek tussen het spoor en de Zuiderweg in Hoogkerk. Het viel me onderweg al meermalen op, ik vind het oranjerood van die verse ‘stempeling’ vanouds mooi, dus wilde ik er een een foto van maken:

Ben ik daarmee doende, wordt er vanuit de verte geroepen. Komt de vrouw van een stel met hond naderbij en vraagt waarom ik dat fotografeer? “Daar heb je niets mee te maken”, zeg ik omdat haar eiserige toon me niet bevalt. Ze herhaalt haar vraag tot twee maal toe. “Omdat ik dat mooi vind”, zeg ik uiteindelijk maar naar waarheid. Daar moet ze even op kauwen, immers over smaak valt niet te twisten, en zeker niet als je geen benul van esthetica hebt. Ik zeg dus dat ik op openbaar terrein sta (namelijk het trottoir en de belendende berm langs de Zuiderweg, en dat het haar helemaal niet aangaat of ik daar iets fotografeer. Ze neemt er geen genoegen mee en komt nu op de proppen met haar finale argument: “Het is onze grond!!!” Volgens mij is die grond helemaal niet van haar (maar van de spoorwegen), maar goed, ik kan hier het kadaster niet raadplegen en ga verder niet verder met haar in discussie. De implicatie van haar bewering is namelijk dat je geen enkel vastgoed – geen perceel grond en geen gebouw – zou mogen fotograferen zonder toestemming van de eigenaar. De neo-boerenpartij heeft vast al een wetsvoorstel klaarliggen, om ten gunste van de eigenaars het portretrecht voor al het vaderlandse weiland te vestigen. (Later gaan de eigenaars dan klagen over de administratie die dit alles kost, waarvoor ze compernsatie in de vorm extra subsidie willen).

Overigens, weet iemand de code voor een omhoog gestoken dikke middelvinger?


Ene Noach heeft zich in de buurt gevestigd


Randmarkeringen Hegepad op drift

Met de randmarkeringen (geschilderde blokjes) op het Hegepad leek iets merkwaardigs aan de hand.

Eerst zag ik dat sommige blokjes de lijn niet hielden. Ze spongen als het ware uit het gelid;, met soms gruwelijke gevolgen, zoals splijting:

Enkele leken weggedreven of geblazen naar de zachte berm:

Zou er misschien wat water onder hebben gezeten, dat met de vorst bevroor, waardoor de markeringen los raakten, als waren het tegels? En heeft een stormwind gezorgd voor de rest? De vergruizing leek me eerder dan van de natuur het werk van mensenkinderen. Lekker stampen.

Hij ging zijn eigen weg. Wij snappen dat.:

Verworpene der aarde:


Ommetje Hoogkerk

Abelen bij de Roderwolderdijk onder Hoogkerk:

Slingerend hondenpaadje naar het viaduct over de A7:

Een oostelijke poort op Westpoort:

Besneeuwde huifkar bij huis op Vierverlaten:

Waakzame kip, bij de Vierverlatenbrug:

Besneeuwd Bangeweer:


Bie ol scheerboas ien Tolbert

Op de zolder van museumboerderij Cazemier annex Oudheidkamer Fredewalda in Tolbert staat een fors ‘kappersmeubel’, dat in de vorige eeuw dienst heeft gedaan in opeenvolgende Tolberter kapperszaken. Oorspronkelijk was het van een familie Boersma, die viavia van Vierverlaten bij Hoogkerk kwam waar ze het stationskoffiehuis uitbaatte, een établissement dat op zijn inventarris in 1927 nog steeds een kappersstoel had staan. De neringen van kapper en tapper gingen destijds niet alleen daar samen. Ook in Tolbert bleken het niches.

Het kappersmeubel zal van ongeveer 1900 dateren:

Bij die vierkante laadjes vroeg ik me af wat erin heeft gezeten; kappersblaadjes zoals in de jaren 60 De Lach? Of ‘kapotjes’ die onder de toonbank werden verkocht?

Heuker was zowel dames-als herenkapper. Bijbehoren zoals deze – iets waarmee je droogkappen aanstuurt, dunkt me:

Scheerbekken:

Onderdeel van droogkap:

Het kappersmeubel van opzij. Vooraan ligt een föhn? Het ding boezemde sommige kinderen nogal vrees in.:

Haarsnijmachinetje of tondeuse op handkracht van een degelijk Duits merk uit de befaamde messenstad Solingen:

Het briefje dat kapper Heuker ophing als zijn aanwezigheid even buiten de zaak gewenst was:

Het kappersmeubel van Heuker en zijn voorgangers vormde gisteren de aanleiding voor een goed bezochte donateursmiddag van Fredewalda. Deze lokaal-historische stichting had onder de titel ‘Bie de scheerboas’ een soort van bonte avond in elkaar gezet, met een historische, deels autobiografische lezing over ontwikkelingen in het kappersvak, lokale zangeressen, een schetsje van Max Douwes uit de RONO-serie Mans Tierelier en zien dwaellicht deur Drenthe, en een tweedelige film van Tjerk Bekius over het Tolberter kapperswezen. Tot besluit van dit programma zongen de ruim honderd aanwezigen staande enige coupletten van het Tolberter volkslied.

Na de Boersma’s was het kappersmeubel dus het eigendom van kapper Gerrit Heuker. Hij  kwam in 1943 als jongmaatje/kappersbediende in de zaak van Boersma en leerde daar het vak, om midden jaren 50 als theoretisch en practisch volleerd grootknecht de zaak over te nemen. Meermalen verhuisde Heuker  binnen Tolbert, om uiteindelijk tegenover de hervormde kerk terecht te komen. Toen hij er in 1993 mee ophield, had hij geen bedrijfsopvolger en dreigde het kappersmeubel verloren te gaan, maar kwam het via dorpsgenoten bij Fredewalda terecht. Als ik het goed begrijp was zelfs het eerste object in haar collectie.

Vroeger lieten arbeiders zich twee keer per week scheren, leerde ik uit de lezing. De openingstijden van de kapsalon waren tegen het weekend wat ruimer dan nu, begreep ik ook.  Formeel was Heuker nog tot 9 uur op zaterdagavond open. Dan ging de deur op slot, maar de mannen die dan al binnen waren, konden zich nog tot ver na die sluitingstijd laten scheren. Als allerlaatste kwam dan de dominee aan de beurt, die er zondagochtend bij de preek immers piekfijn uit moest zien.

In Tolbert waren er voor en in de oorlog zeker drie  kapperszaken: namelijk die van de families Hovinga, Wagenaar en Boersma. Drie kappers op een bevolking van ruim 3000 zielen, dat lijkt veel (1 kapper op ruim 1000 inwoners) en in dit verband vroeg ik mij af, of de verzuiling ook nog een rol speelde. Bediende elke kapper misschien de eigen zuil – hervormd, gereformeerd  of vrijgemaakt? En kon je aan de kapsels dan de gezindheid zien? Helaas bleven die vragen onbeantwoord.

In elk geval mocht bij Heuker niet over geloof of politiek gesproken worden, onderwerpen die immers ook bij uitstek geschikt zijn om twist en tweedracht te veroorzaken. Verder was het de bedoeling dat de meer persoonlijke zaken niet buiten de salon kwamen en sub rosa bleven. De kinderen van de kapper kregen dit ook al vroeg ingeprent.

Zie ook.